Deel dit artikel

vergeet newton, darwin, einstein. als de wetenschap blijft evolueren zoals door sociologen en filosofen wordt aangeduid, dan zullen de klassieke helden van de wetenschap in de volgende decennia de baan moeten ruimen voor nieuwe inzichten in wetenschappelijke methode, wereldbeeld en disciplinevorming. daarbij is het opmerkelijk dat een langvergeten wetenschapper opnieuw van onder het stof wordt gehaald.

Alexander von Humboldt : bejubeld, verguisd en weer bovengehaald

Geert Vanpaemel

In 2009 werd in de hele wereld Charles Darwin herdacht, die 150 jaar eerder met The Origin of Species de evolutieleer een wetenschappelijke basis gaf. Maar in datzelfde jaar werd op meer beperkte schaal ook de sterfdatum herdacht van Alexander von Humboldt, de Duitse wereldreiziger, geograaf, fysicus, bioloog en succesvol auteur, die op 6 mei 1859 in Berlijn overleed. Humboldt was ongezien populair in zijn tijd. Zijn begrafenis, een majestueuze optocht door de straten van Berlijn, werd bijgewoond door de prins-regent, de latere keizer Willem. Op 14 september 1869 werd over de hele wereld de honderdste verjaardag van zijn geboorte gevierd. In Central Park in New York kwamen 25.000 mensen bijeen om te luisteren naar speeches en feestelijke muziek, en om de inhuldiging van een monument ter ere van Humboldt bij te wonen. Volgens The New York Times was de hele stad versierd met vlaggen en wimpels. In talloze andere steden van de Oude en de Nieuwe wereld werd Humboldt op passende, of veeleer uitbundige manier gevierd. Minstens de hele negentiende eeuw lang bleef zijn faam overeind als ‘de grootste wetenschapper die ooit had geleefd’ en als ‘de grondlegger van de universele natuurwetenschap’.

Humboldt werd een curiosum in de wetenschapsgeschiedenis, een romantische dromer die zich niet hield aan de strenge regels van de wetenschappelijke methode

Ook al was Humboldts invloed enorm, toch raakte hij in het begin van de twintigste eeuw in de vergeethoek. De Eerste Wereldoorlog had hier voor een deel schuld aan, omdat plots alle verwijzingen naar Duitse wetenschappers werden geweerd in de landen van de Alliantie. Maar ook de wetenschap zelf was geëvolueerd, van een vaag omschreven streven naar inzicht in de wereld naar een strikt model van vakgebieden, gebaseerd op academische opleidingen. Voor vele negentiende-eeuwse wetenschappers gold nog dat hun werk de grenzen van de academische disciplines ruim overschreed. Na 1900 liggen die grenzen, onder invloed van de toenemende professionalisering van het onderzoek, juist goed vast. Overstapjes van de ene naar de andere discipline worden steeds zeldzamer. Precies die overstapjes hadden de wetenschap van Humboldt gekenmerkt: een groots opgevat, comparatief en interdisciplinair onderzoek dat alle aspecten van de wetenschap bij elkaar bracht – zowel de studie van landschappen, natuurverschijnselen en individuele organismen, als de studie van volkeren, culturen en politieke regimes. Geen twintigste-eeuwse natuurwetenschapper zou zich wagen aan een dergelijk groot project. Humboldt werd een curiosum in de wetenschapsgeschiedenis, een romantische dromer die zich in zijn talrijke geschriften niet hield aan de strenge regels van de wetenschappelijke methode. Alleen de isobaren en isothermen op de weerkaarten – een idee van hem – herinnerden aan zijn wat overmoedige ‘physique du globe’. Toch is Humboldt weer helemaal terug. Met artikels in Science en Nature, een eigen digitale databank www.avhumboldt.net, en een reeks boeken over zijn rol als proto-ecologist en globalist, kan je zelfs spreken van een heuse Humboldt-revival.

Dat uitgerekend Humboldt nu weer op het voorplan treedt, mag verwondering wekken. Hoe kan de moderne wetenschap zichzelf herkennen in deze wereldreiziger, die nooit aan een universiteit of onderzoeksinstituut verbonden was, en die faam maakte in de mondaine kringen van Parijs en Berlijn? Het antwoord is zoals steeds niet eenduidig. Hij is een complexe figuur die moeilijk in één interpretatie te vatten is. In 2005 waagde Nicolaas Rupke zich aan een biografie, die hij in de vorm van een ‘metabiografie’ schreef. Elke generatie, betoogde Rupke, bedacht zijn eigen Humboldt, die beantwoordde aan de culturele behoeften van die tijd. Rupke, die zijn onderzoek beperkte tot Duitsland, onderscheidde zes verschillende representaties van de wetenschapper. In het revolutionaire Duitsland na 1848 stond hij symbool voor de vrijheidsstrijder die opkwam voor de afschaffing van de slavernij en een voorstander van een evolutionaire biologie (lang vóór The Origin of Species werd gepubliceerd). Na 1871, toen de Duitse staten werden verenigd in het keizerrijk, werd hij ingeschakeld als het liberale burgervoorbeeld van de Duitse natie. Tijdens de naziperiode werd de nadruk gelegd op de romantische Humboldt als verdediger van de rassenideologie. Na de Tweede Wereldoorlog werden een Oost- en een West-Duitse Humboldt gecreëerd, de ene als proletariër en tegenstander van koloniale imperialistische expansie, de andere als verdediger van de vrije markt en kosmopolitisch wereldburger. In de laatste jaren van de twintigste eeuw dook een nieuwe Humboldt-interpretatie op, als groene pionier van milieubewustzijn en voorvechter van homorechten. (Humboldt was mogelijk maar alleszins niet openlijk homoseksueel.)

Dat voor elk van die interpretaties wel wat valt te zeggen, geeft aan hoe moeilijk het is om aan Humboldt één overkoepelende identiteit toe te kennen. Zijn magnum opus, Le voyage aux régions equinoxiales du Nouveau Continent, telt niet minder dan dertig volumes. Andere grote werken waren het populaire Ansichten der Natur (1808) en het vijfdelige overzichtswerk Kosmos (1845-1862). Veelal gaat het om een vlechtwerk van observaties, afgewisseld met persoonlijke overwegingen, cultuurhistorische uitweidingen en gedetailleerde informatie. Tot op het einde van zijn leven bleef hij verder werken aan zijn notities, zonder dat ooit een standaardwerk of een studieboek van de pers kwam. Zijn kennis was onuitputtelijk en wekte de bewondering op van zijn tijdgenoten, maar tegelijkertijd stond die enorme eruditie elke vorm van synthese in de weg. Zo blijft zijn oeuvre open voor nieuwe interpretaties, afhankelijk van de accenten die de lezer er zelf wil in leggen.

Historisch kan Humboldt het best als een romantische geleerde worden begrepen. Als reactie op het extreme rationalisme van de verlichting ontstond op het eind van de achttiende eeuw een tegenbeweging die een nieuwe vorm van wetenschappelijk onderzoek propageerde. Wetenschap kon niet worden beperkt tot de nauwkeurige observatie van individuele verschijnselen, maar moest de interpretatie ervan in een ruimer theoretisch kader mogelijk maken. De onderzoeker had inzicht, begrip, kritische zin en fijngevoeligheid nodig om eenheid te distilleren uit een grote menigte van waarnemingen. Net als de kunstenaar diende de wetenschapper over bijzondere gaven te beschikken om tot de kern van de verschijnselen door te dringen. De verlichting was ervan uitgegaan dat wetenschap aan iedereen kon worden uitgelegd. De romantiek benadrukte dat wetenschappelijke creativiteit was voorbehouden voor uitzonderlijke genieën. In dit perspectief nam de faam van Humboldt enorme proporties aan. Die roem was vooral gevestigd op de reis die hij van 1799 tot 1804 ondernam in de Nieuwe Wereld. Samen met de Franse botanicus Aimé Bonpland bezocht hij Tenerife, Cuba, Venezuela, Peru, het Andesgebergte, Mexico en de Verenigde Staten, waar hij in Washington een ontmoeting had met president Thomas Jefferson. Anders dan bij eerdere expedities, had Humboldt niet alleen aandacht voor de beschrijving van de natuurlijke rijkdommen. Hij zocht steeds naar grote verbanden: overeenkomsten tussen landschappen, vegetatie- en klimaattypes, en de relatie tussen natuurlijke en culturele verschijnselen. De kennis van de natuurlijke omstandigheden was voor hem de sleutel tot het doorgronden van een beschaving. De enthousiaste beschrijvingen die hij van zijn reis publiceerde, meanderden probleemloos van natuur naar cultuur, van poëtische verwondering tot politiek engagement.

Humboldt zocht steeds naar grote verbanden: overeenkomsten tussen landschappen, vegetatie- en klimaattypes, en de relatie tussen natuurlijke en culturele verschijnselen

Eigenlijk was Humboldt voorbestemd voor een loopbaan in de financiële wereld, maar reeds als student in Göttingen raakte hij in de ban van een interdisciplinaire wetenschap, die hem werd aangeleerd door Georg Forster, een veteraan van de beroemde expeditie van James Cook naar de Stille Zuidzee. Met Forster maakte hij reizen door België, Frankrijk, Nederland en Engeland, waarbij ze niet alleen oog hadden voor de geologische strata, maar ook voor de politieke debatten, de musea en fabrieken, de landbouwpraktijken, de prijs van grondstoffen en de kwaliteit van het lokale bier. Humboldt voltooide zijn studies aan de Bergakademie in Freiberg (Saksen) en werd mijningenieur in rijksdienst. In die tijd legde hij door studie en onderzoek de basis voor zijn veelgeprezen eruditie. Zodra echter de mogelijkheid zich voordeed – door het overlijden van zijn moeder beschikte hij over een beetje kapitaal – verliet hij de staatsdienst en zette hij met Bonpland koers naar Amerika. Na zijn Amerikareis begon hij aan de publicatie van zijn reisverslagen. Van bij het begin presenteerde hij zijn bevindingen als een allesomvattende natuurkunde van de aarde. Hij zocht naar parameters die het klimaat en het milieu konden beschrijven en vergelijkingen tussen verschillende locaties mogelijk maken. Maar zijn wetenschappelijke stijl was steeds heel persoonlijk gekleurd. Vaak werden wetenschappelijke beschrijvingen onderbroken door poëtische ontboezemingen. In Ansichten der Natur schreef hij dat hij zijn lezers de mogelijkheid wilde bieden te ontsnappen aan de zorgen van hun tijd door weg te dromen naar verre, vruchtbare landen. Dit escapisme speelde ongetwijfeld mee in het succes van zijn reisverslagen, maar ook zijn originele visie op wetenschap sloeg aan.

In 1829 ondernam hij nog een tweede, veel kleinere expeditie, dit maal naar Siberië. De resultaten waren niet erg opzienbarend, maar ze bevestigden wel de internationale erkenning van Humboldt als autoriteit. Intussen was hij ook begonnen met het houden van populair-wetenschappelijke lezingen, die uitgroeiden tot hoogtepunten van het mondaine leven in Parijs en Berlijn. In die lezingen ontwikkelde hij een meer theoretische beschouwing over de natuurkunde van de aarde. Vanaf 1845 begon hij zijn ideeën neer te schrijven in wat wellicht als zijn meest invloedrijke werk moet worden beschouwd: Kosmos. Entwurf einer physischen Weltbeschreibung. Net als al zijn andere boekprojecten breidde ook dit werk zich uit tot verschillende volumes en raakte het nooit voltooid.

Humboldts voorbeeld zorgde ervoor dat de wereldreizigers na hem de natuur vanuit een holistisch-wetenschappelijk perspectief onderzochten

De hedendaagse rehabilitatie van Humboldt begon in 1978, toen de Amerikaanse wetenschapshistorica Susan Faye Cannon de term ‘Humboldtian science’ introduceerde, als aanduiding van een heel aparte, maar in de twintigste eeuw in onbruik geraakte manier van onderzoek doen. Cannon toonde aan dat zijn chaotische reisnotities, zijn eindeloze opstapeling van wetenswaardigheden en persoonlijke observaties, toch beantwoordden aan een coherente visie op de natuur. De ‘Humboldtianen’ van de negentiende eeuw vormden grote netwerken, die talloze meteorologische, geografische en botanische observaties opleverden, waaruit wiskundige wetten en systematische verbanden werden afgeleid. De theoretische onderbouw was weinig expliciet, maar van de resultaten werden wel grote inzichten verwacht. In het bijzonder zorgde Humboldts voorbeeld ervoor dat de wereldreizigers na hem de natuur vanuit een holistisch-wetenschappelijk perspectief onderzochten. De nadruk lag niet meer op de studie van zeldzame exotische planten of dieren, maar op de samenhang tussen fauna en flora, geografie en klimaat. Een les die Charles Darwin heel goed had begrepen. Het gebruik van een begrip als ‘humboldtiaanse wetenschap’ zorgde ervoor dat Humboldts werk in een nieuw licht werd geïnterpreteerd. De gangbare interpretatie als zou hij een romantische voorloper geweest zijn van de ‘moderne’ fysische geografie, werd vervangen door een positieve waardering voor zijn weidse visie en zijn holisme dat op het einde van de twintigste eeuw opnieuw opgang maakte in de milieuwetenschappen. Humboldt had grote aandacht voor de enorme diversiteit van de natuur, die hij zowel waardeerde om haar nut voor menselijk gebruik, als bewonderde om haar wildheid en alles overstijgende kracht.

Daarnaast was het mogelijk ook Humboldts relaas van de tropische natuur dat het milieubewustzijn in Europa op gang bracht, een these die in 1995 door Richard H. Grove werd ontwikkeld in Green Imperialism. De confrontatie met vreemde continenten blijkt in de geschiedenis vaak een stimulans te zijn geweest om na te denken over de menselijke beïnvloeding van de ‘ongerepte’ natuur. Het is dan ook niet verwonderlijk dat met Humboldt, die in het bijzonder aandacht vroeg voor de ondoordachte ontbossing in Brits Indië, een primitief ecologisch bewustzijn in Europa werd verspreid. Andere auteurs vonden in de studie van Humboldts geschriften aanleiding om na te denken over hoe de westerse ontdekkingsreiziger met de inheemse bevolking en de lokale kennis omging. Mary Louise Pratt stelde Humboldt in haar boek Imperial Eyes (1992) voor als een arrogante en eurocentrische reiziger, die geen oog had voor de Andere, noch voor de moeilijke levensvoorwaarden van het menselijke bestaan in de overweldigende natuur. Hij zou al te gemakkelijk de kant gekozen hebben van de koloniale heersers en de westerse belangen. Maar ook Humboldt zelf was zich bewust van de spanning tussen mensenrechten en koloniaal gezag, en ging er behoedzaam mee om. Aan zijn lezers legde hij uit dat zijn schijnbaar toegeeflijke houding tegenover de lokale gezagsdragers vooral tot doel had om hun optreden tegenover de inheemse bevolking te verzachten. Hij verdedigde ook dat een substantiële verbetering van het lot van mensen alleen mogelijk was als ook de natuurlijke omgeving onder menselijke controle kon worden gebracht. Duurzaam natuurbeheer was tegelijk een vorm van sociale ecologie.

De stelling van Pratt heeft scherpe reacties uitgelokt, wat het terrein van de Humboldt-studies de laatste jaren tot een levendige en boeiende ‘industrie’ heeft gemaakt. Het is duidelijk dat de discussies niet alleen gaan over de historische rol van Humboldt, maar ook over de hedendaagse manier waarop wij omgaan met de globalisering van de westerse cultuur. Humboldt lijkt daarbij het geschikte materiaal aan te bieden om de hedendaagse ontwikkelingen te thematiseren. Otmar Ette plaatst zijn biografie Alexander von Humboldt und die Globalisierung (2009) duidelijk in het teken van het onderzoek naar een wetenschappelijk onderbouwd wereldbewustzijn.

Het werk van Humboldt heeft alles om een plaats te krijgen in de discussies over de toekomst van onze wetenschap. Niet alleen demonstreert hij op expliciete en overvloedige wijze het holisme, het globalisme en het milieubewustzijn, dat in onze tijd een primordiale betekenis heeft gekregen. Ook is hij één van de belangrijkste vertegenwoordigers van de zogenaamde ‘publieke wetenschap’. Die omvat de wetenschappelijke discussies die de maatschappij in haar geheel betreffen. In tegenstelling tot de disciplinaire wetenschappen, waarvan de resultaten in wetenschappelijke tijdschriften worden gepubliceerd, richt de publieke wetenschap zich tot een ruimer forum, niet zelden via de media. De publieke wetenschap volgt daarbij heel andere wetmatigheden dan de disciplinaire wetenschap: ze houdt zich niet aan disciplinegrenzen, ze mengt wetenschap, politiek, ethiek en levensbeschouwing, en ze richt zich vooral op de ‘grote’ vragen. De maatschappelijke discussie rond de bestrijding van de klimaatopwarming kan bijvoorbeeld niet worden gereduceerd tot bijdragen in wetenschappelijke tijdschriften.

Wetenschappelijke kennis blijft natuurlijk essentieel, maar de deelnemers aan het publieke debat worden genoodzaakt persoonlijke standpunten in te nemen die de ivoren toren van het eigen paradigma negeren. Voor steeds meer wetenschappelijke toepassingen is een maatschappelijk debat noodzakelijk, gevoerd in de publieke media. De wetenschap van de eenentwintigste eeuw zal daarom een publieke wetenschap moeten zijn. Het is die publieke dimensie in het werk van Humboldt die de huidige generatie onderzoekers opnieuw aanspreekt. Net als Humboldt mag de hedendaagse wetenschapper er niet voor terugschrikken het grote publiek aan te spreken.

Otmar Ette, Alexander von Humboldt und die Globalisierung. (Frankfurt am Main: Insel Verlag, 2009).

Geert Vanpaemel is als wetenschapshistoricus verbonden aan de KU Leuven.

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen