Deel dit artikel

het westen ervaart de islam steeds meer als een bedreiging die niet alleen van buitenaf maar ook van binnenuit komt. Het onderzoek naar terroristische bewegingen groeit dan ook zowel bij geheime diensten als in de wetenschap. Maar wie de ontwikkelingen in de islam en binnen de moslimgemeenschappen in eigen land echt wil begrijpen, mag de koloniale geschiedenis én de evolutie van de westerse samenleving niet buiten beschouwing laten.

Angst voor de islam

Peter van der Veer

De wereld kent vele verschillende religies, maar in feite zijn er maar twee wereldreligies, het christendom en de islam. Beide hebben een vergelijkbare universalistische opzet in de zin dat zij zich over de wereld willen verspreiden door bekering van alle mensen, onafhankelijk van hun ras of cultuur. Dat hebben zij ook succesvol gedaan in de loop der geschiedenis. Missionarissen, zendelingen en Sufis verspreidden de goede tijding als onderdeel van militaire, economische en politieke expansie. We kunnen nu een historische kaart maken van die expansie en zien dat de islam zich vooral verspreid heeft over Azië en Afrika, maar dat de islamitische expansie in Europa gestuit is in Spanje en Oostenrijk.

Het christendom heeft zich eigenlijk met de Europese expansie over de hele wereld verspreid. Vanaf 1800 verschuift de dominantie van Azië in de wereldeconomie naar West-Europa. In Europa doet zich een proces van natievorming voor langs lijnen die al uitgezet zijn in de zich losmakende Britse en Spaanse kolonies in Noord- en Zuid-Amerika. Het West-Europese christendom, dat in de vroegmoderne periode verdeeld is in het elkaar bevechtende katholicisme en protestantisme, wordt dan onderdeel van de nationale identiteit van de verschillende met elkaar wedijverende natiestaten. De spanning tussen protestantisme en katholicisme blijft wel bestaan, maar van gewelddadige elementen ontdaan behalve in Ierland waar het verbonden is met twee elkaar bestrijdende nationalistische groepen. In West-Europa blijft het christendom van belang voor de identiteit van burgers, maar dat belang neemt na de Tweede Wereldoorlog af en bijvoorbeeld in Nederland bijzonder snel in de jaren zestig. Buiten West-Europa blijft het christendom van grote sociale en politieke betekenis in een groot aantal natiestaten, zoals de Verenigde Staten, Brazilië, Italië, Spanje en Polen. Kortom, buiten West-Europa is er weinig te merken van een geleidelijke secularisering van samenlevingen en een marginalisering van het christendom in het publieke domein.

Christendom en islam zijn beide nog steeds bezig met een opmars in de wereld. Vaak wordt opgemerkt dat islamitische samenlevingen secularisering tegenhouden, maar dit gaat ook op voor veel christelijke samenlevingen. Het in de jaren zestig aangehangen idee dat modernisering gepaard zou gaan met secularisering is onjuist gebleken. Wel kunnen we spreken van een modernisering van de mondiale religieuze expansie in de zin dat religieuze bewegingen gebruik maken van de modernste communicatiemiddelen.

Het voorafgaande geeft een heel korte schets van de hele lange duur. Die is niet onbelangrijk, omdat een combinatie van eurocentrisme – een denken dat voortdurend gericht blijft op Europa – en hodiecentrisme – een denken dat de tijd verkort en steeds op het heden georiënteerd is – ons begrip van onze historische situatie vaak vertroebelt. Daarom begrijpen we vaak ook niet de politiek van het Vaticaan of de Iraanse geestelijkheid, omdat we ons niet realiseren dat dit een langetermijnpolitiek van wereldreligies behelst. De actuele vraag die mensen in Europa en de Verenigde Staten zich stellen, is of de islam een bedreiging is voor de westerse wijze van samenleven. De meeste westerlingen hebben niet het idee dat er een christelijk gevaar is, maar wel dat er een islamitisch gevaar is, ondanks het feit dat het christendom en de islam inhoudelijk en historisch zo sterk op elkaar lijken.

Allereerst gaat het hier om een kwestie van perspectief. In Azië en Afrika vinden heel veel mensen het christendom gevaarlijk, omdat zij het kolonialisme als christelijk ervaren hebben en soms ook de postkoloniale politiek van de Verenigde Staten, de huidige wereldmacht, als christelijk ervaren. Het christendom is voor ons niet gevaarlijk, omdat het onze godsdienst is, terwijl de islam de godsdienst is van anderen die ons misschien niet goed zijn gezind. Ten tweede vinden we de islam in gebieden die voorheen zijn gekoloniseerd en die nu veelal arm en afhankelijk zijn. Rijken – en dat zijn wij – vrezen de woede en jaloezie van arme mensen en de islam wordt volgens mij terecht gezien als een factor in de mobilisatie van onlustgevoelens.

In Azië en Afrika vinden heel veel mensen het christendom gevaarlijk

De journalist Ian Buruma en de filosoof Avishai Margalit hebben in 2004 een boek gepubliceerd over Occidentalisme met als ondertitel ‘Het Westen in de ogen van zijn vijanden’. Dit boek handelt over de islamitische vijanden van de westerse beschaving. Het wijdverbreide gevoel dat de islam gevaarlijk zou kunnen zijn, bestaat al lang in Europa, maar is versterkt door een aantal belangrijke recente gebeurtenissen. De islamitische revolutie in Iran, waarbij een westers georiënteerde, secularistische dictatuur werd vervangen door een dictatoriale theocratie, heeft waarschijnlijk de meeste invloed gehad. Na de revolutie werd Iran aangevallen door Irak met een langdurige bloedige loopgravenoorlog tot gevolg, waarbij de Amerikanen het regime van Saddam Hussein versterkten met alle middellange termijn gevolgen van dien. Het schijnbare succes van de Shiitische revolutie in het vernederen van de Amerikaanse wereldmacht tijdens de gijzeling van de Amerikaanse Ambassade in Teheran en de latere smadelijke afgang van Amerikaanse militairen in Libanon heeft radicale moslimgroeperingen in de gehele wereld de wind in de zeilen gegeven.

Europa werd hier krachtig mee geconfronteerd gedurende de affaire Rushdie. De fatwa van Khomeiny tegen Salman Rushdie in 1988 leek moslims te mobiliseren tegen de liberale westerse samenleving, waarin de vrijheid van meningsuiting en vooral van kunstzinnige expressie even heilig is als de koran voor moslims. Voor het eerst werd de grootschalige immigratie van moslims in West-Europa als een bedreiging gezien. In de koloniale periode deed de gedachte opgeld dat moslims in Azië en Afrika zich zouden verenigen onder de banier van het panislamisme en een bedreiging zouden gaan vormen voor de beheersing van de gekoloniseerde gebieden. Het werk van de beroemde Nederlandse islamoloog Snouck Hurgronje stond bijvoorbeeld in het teken van deze gedachte. Met de Rushdie-affaire kwam voor het eerst de gedachte op dat het islamitische gevaar niet alleen buiten onze grenzen lag, maar ook daarbinnen.

De conflicten en spanningen die steeds buiten het koloniale moederland waren gehouden, kwamen in de postkoloniale wereld dus ineens Europa binnen. In de Engelse literatuur over de multiculturele samenleving is dit kernachtig uitgedrukt in de slogan ‘The Empire Strikes Back.’ In het geval van Engeland – en ook dat van Frankrijk – lijkt dit duidelijker dan in het geval van Nederland, omdat een groot deel van de Engelse en Franse immigranten uit de voormalige koloniën komen, maar in feite gaat het om dezelfde historische omslag. Kort gezegd: West-Europese staten hebben overzeese gebieden gekoloniseerd en hebben in dit proces niet alleen zichzelf, maar ook de koloniën gemoderniseerd tot afzonderlijke natiestaten. Bij de voltooiing van dit proces is een omgekeerde migratie ontstaan van het Zuiden naar het Noorden. Veel van die migranten zijn moslim en daarmee heeft West-Europa de vijand binnen de poorten, althans dat is het gevoel.

De aanval op de symbolen van de economische en militaire macht van de Verenigde Staten op 11 september 2001 heeft het gevoel van islamitische dreiging ook voor het eerst binnen de Amerikaanse samenleving gebracht. Naar analogie van het negentiende-eeuwse Britse gezegde dat het imperium was verworven ‘in a state of absence of mind’ is het Amerikaanse volk lang vrij onwetend geweest over de geopolitieke rol van zijn land. De Amerikanen doen er alles aan om het islamitische terrorisme buiten de Verenigde Staten zelf te bestrijden, maar zullen toch uiteindelijk moeten leren dat de mondiale netwerksamenleving over staatsgrenzen heen reikt en een ‘risicosamenleving’ is. De gedachte van totale veiligheid en bescherming tegen internationaal terrorisme in Europa en de Verenigde Staten is obsessief geworden en dreigt het liberale karakter van de westerse samenleving ingrijpend te veranderen. Dat zou een succes betekenen voor terroristen die de vrijheden van de liberale samenleving hartgrondig afwijzen.

Het antwoord op de vraag waarom wij de islam als gevaarlijk ervaren, ligt niet zozeer in het specifieke karakter van de islam

Het antwoord op de vraag waarom wij de islam als gevaarlijk ervaren, ligt niet zozeer in het specifieke karakter van de islam, maar in de geschiedenis van de westerse expansie, de kolonisering van grote delen van de islamitische wereld, het ten onder gaan van grote islamitische rijken, zoals dat van de Ottomanen en Moghuls, de trage modernisering van de islamitische wereld die nog steeds zeer armoedig is en ver achterblijft op de ontwikkeling in de rest van de wereld, de gebrekkige vorming van natiestaten in de islamitische wereld. Men vindt een aantal van deze historische processen natuurlijk ook wel in delen van Latijns-Amerika, Afrika en Azië, waar de islam geen rol speelt en in veel van die gebieden, zoals Colombia, Sri Lanka, Rwanda, vinden we grootschalig geweld.

Dat geweld blijft echter veelal binnen de eigen samenleving, terwijl het geweld uit de islamitische gebieden gemakkelijk naar het Westen overslaat. Hier heeft het feit dat de islam een wereldgodsdienst is met een universele boodschap wel een plaats in de verklaring. De islam verbindt moslims met allerlei verschillende politieke projecten met elkaar in een antikoloniaal, antiwesters front. Dat front wordt versterkt door de geopolitieke rol van de Verenigde Staten in de steun aan Israël en in de Golfoorlog, in de interventies tegen Irak en Afghanistan, en vooral in het steunen van dictaturen in Oezbekistan, Rusland en waar het op de korte termijn volgens de CIA maar realistisch is om dictaturen te steunen. Realpolitik behoort echter tot het rijk van de collectieve fantasieën en steeds meer komen wij er achter dat de strategieën van de Amerikanen het internationaal terrorisme hebben bevorderd.

Het boek Islamic Fundamentalism since 1945 van de Britse politicologe Beverley Milton-Edwards is een mooie gids voor journalisten en andere leken door de wereld van de politieke islam. Het is goed geschreven, er staat niets verkeerds in en het verschaft de nodige informatie van Pakistaanse Jama’at-i-Islami tot Hizballah in Libanon. Het laat duidelijk zien dat er verschillende vormen van islam zijn, dat veel moslims niet erg belijdend zijn en dat er een aantal fundamentalistische bewegingen in de islamitische wereld zijn die de westerse moderniteit afwijzen, maar onderling ook weer zeer verschillen. Verder betoogt de schrijfster terecht dat fundamentalistische bewegingen een rol kunnen spelen in processen van democratisering, omdat zij zich verzetten tegen de dictatoriale overheden die het volk onderdrukken met steun van het Westen. Doordat het vooral een beschrijvend boekje is, heeft het geen zin het samen te vatten, alleen om het aan te raden aan de lezer die soms de draad kwijt is in dit woud van elkaar bestrijdende groeperingen.

Als algemene lezers zouden wij niet zo in de politieke islam geïnteresseerd zijn als wij deze niet als bedreigend zouden ervaren. Zoals echter de verschillende bewegingen in hun context bekeken moeten worden, zo moet ook de Europese houding ten aanzien van de islam in een historische context worden geplaatst. Er is weliswaar sprake van mondialisering, maar die heeft binnen verschillende contexten weer verschillende effecten. Wat de schrijfster met haar focus op mondiaal opererende islamitische bewegingen niet kan doen, is inzicht bieden in wat er specifiek aan de hand is in West-Europa. Als we alleen al naar Nederland kijken, dan kunnen we constateren dat de islam in toenemende mate en vooral na de moord op Theo van Gogh als bedreigend wordt gezien. Met het boek van Milton-Edwards in de hand kunnen we deze omslag in de verhouding tussen moslims en overige Nederlanders niet analyseren.

De nadruk in de analyse moet niet op de islam liggen, maar op de veranderingen in de Nederlandse cultuur

Dit komt omdat de nadruk in de analyse niet op de islam en de bewegingen daarin moet liggen, maar op de veranderingen in de Nederlandse cultuur. Eén van de problemen van een focus op de cultuur van vreemdelingen is dat men de cultuur van de gevestigde meerderheid als bekend veronderstelt. Dit is ten onrechte, omdat bijvoorbeeld de culturele effecten van de zeer snelle ontzuiling in Nederland nauwelijks zijn onderzocht. In Nederland gaat het misschien minder om de relatie tussen de religie en de seculiere staat dan om de relatie tussen de religie en de sterk geseksualiseerde visuele cultuur van de consumptiesamenleving. Nederlanders kunnen na de zeer snelle ontzuiling en seksuele revolutie van de jaren zestig geen plaats meer geven aan conservatieve moslims die de individuele vrijheden die de autochtonen zich op allerlei terreinen, maar vooral op dat van de seksualiteit, veroorloven, afwijzen als tekenen van onbeschaafdheid en karakterloosheid. De hoofddoekjeskwestie drukt ten diepste een verschillende visie op openbare moraliteit en seksualiteit uit.

Moslims zijn daarmee voor Nederlanders symbolen geworden van een achterlijkheid waarvan zij zich in de jaren zestig bevrijd hebben. Dit verklaart de somberheid van Nederlanders in allerlei enquêtes over de integratie van moslimimmigranten die – ironisch genoeg – gepaard gaat met een somberheid over de verloedering en te grote individualisering van de eigen samenleving. Het eigenaardige fenomeen doet zich voor dat diegenen onder de moslimmigranten die hun eigen cultuur het meest hebben opgegeven en zich het meest hebben aangepast aan het Nederlandse individualisme, de meest voor de hand liggende kandidaten zijn voor fundamentalisme. Dit heeft te maken met het feit dat zij het geloof van hun ouders reeds zijn kwijtgeraakt en op zoek zijn naar een nieuwe invulling van de islam. De processen die moslims en niet-moslims in Nederland tegen elkaar opzetten, kunnen niet uit een analyse van fundamentalistische bewegingen worden verklaard, maar behoeven een ruimere analyse van de transformatie van de mondiale consumptiemaatschappij en de culturele schokgolven die dit teweegbrengt voor moslim en niet-moslim.

Beverley Milton-Edwards, Islamic Fundamentalism since 1945 (London: Routledge 2005).

Peter van der Veer is als godsdienstsocioloog verbonden aan de Universiteit van Utrecht.

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen