Deel dit artikel

DE IDEE DAT DE VERLICHTING VOORAL EEN FRANS VERSCHIJNSEL WAS, GEDOMINEERD DOOR EEN ATHEÏSTISCH KORPS VAN PHILOSOPHES DIE UIT WAREN OP DE VERNIETIGING VAN TROON EN ALTAAR, HEEFT AL EEN KWARTEEUW AFGEDAAN. IN HAAR SPEURTOCHT NAAR DE ONTWIKKELINGSGESCHIEDENIS VAN HET BRITSE DENKEN OVER DEUGD EN MORAAL NEEMT DE AMERIKAANSE HISTORICA GERTRUDE HIMMELFARB RESOLUUT MAAR NIET ECHT OVERTUIGEND STELLING IN HET VERLICHTINGSDEBAT.

Conservatieve verlichting

Wijnand Mijnhardt

In het verlichtingsdebat van de laatste decennia heeft men niet alleen meer oog gekregen voor de religieuze dimensie van het verlichtingsdenken, ook de nationale varianten van het kosmopolitische verlichtingsideaal zijn sterk in de belangstelling komen te staan. Inmiddels heeft zowat elk Europees land zijn eigen verlichting. De Denen hebben er een, de Zwitsers, de Bulgaren, de Portugezen en natuurlijk ook de Nederlanders. Er zijn zelfs pleidooien gevoerd voor een Japanse en een Egyptische verlichting. De Amerikaanse historicus John Pocock, een groot kenner van de zeventiende- en achttiende-eeuwse intellectuele geschiedenis, heeft daarom voorgesteld de idee van een overkoepelende verlichting te laten varen en voortaan te spreken over verlichtingen. In haar meest recente werk, The Roads to Modernity, wil Gertrude Himmelfarb een analyse bieden van de bijdragen van de Britse, Franse en Amerikaanse verlichting aan het westerse moderniseringsproces. Die ambitie sluit naadloos aan bij deze recente historiografische ontwikkelingen.

Himmelfarb is een gerespecteerde historica met een groot oeuvre. Het sociale denken van het victoriaanse tijdperk is haar specialisme. Ze heeft nooit een geheim gemaakt van haar grote bewondering voor de wijze waarop in Engeland in de tweede helft van de negentiende eeuw morele uitgangspunten zowel het private als het publieke domein domineerden. Ze is gefascineerd door de architectuur van het Engelse liefdadigheidsgebouw. De idee dat bij elke sociale maatregel de vraag voorop stond hoe niet alleen het materiële maar vooral ook het geestelijke welzijn van de ontvanger zou kunnen worden bevorderd, heeft ze als een van de grote erfenissen van het victoriaanse tijdperk bestempeld. In The Roads to Modernity gaat het haar echter niet meer om de nalatenschap maar om de wortels van de victoriaanse moraalfilosofie, en gaat ze vooral op zoek naar de uitlopers ervan in de verlichting van haar eigen vaderland.

De idee dat er een eigen Amerikaanse verlichtingstraditie zou bestaan, is uiteraard niet nieuw. Sinds de studies van Carl Becker over de Declaration of Independence (1922), Henry Mays The Enlightenment in America (1976) en Henry Steele Commagers The Empire of Reason: How Europe Imagined and America Realized the Enlightenment (1977) is er een bescheiden traditie die de Amerikaanse verlichting als een uiterst succesvolle en op politieke en culturele vrijheid gerichte variant van het Europese gedachtegoed beschouwt. De grote studies van John Pocock (The Machiavellian Moment, 1975) en Gordon Wood (The Creation of the American Republic, 1969) leverden de politieke dimensie van die richting. Het boek van Himmelfarb kan in vele opzichten als de climax van die traditie worden beschouwd. Op het eerste gezicht lijkt ze zich vooral te bekommeren om de Britse bijdrage aan de verlichting, ten koste van de Franse. In haar ogen was de Franse verlichting volstrekt eenzijdig op de vernietiging van het Ancien Régime gericht met behulp van het instrument van de kritische rede. De Engelse verlichting werd echter niet gekenmerkt door kritiek maar door burgerdeugd. Britse philosophes waren niet gericht op de afbraak maar op de verbetering van de samenleving, op het aankweken van sociaal mededogen en een publieke geest. Met het op het schild verheffen van de Britse verlichting volgt Himmelfarb de door Roy Porter in 2001 uitgezette koers. In zijn Enlightenment: Britain and the Creation of the Modern World had Porter in een breed opgezet panorama van ideeën over politiek, wetenschap, onderwijs, kunsten en het dagelijkse leven geclaimd dat niet alleen de industriële revolutie maar ook de verlichting in Engeland was begonnen. Engeland was daarmee de eerste moderne westerse samenleving.

Britse philosophes waren niet gericht op de afbraak maar op de verbetering van de samenleving

Himmelfarbs betoog mist overigens de weidse vergezichten die Porters boek openen. En haar aantal hoofdpersonen is ook veel kleiner. Bacon, Newton, Hobbes en Locke worden bijvoorbeeld in sneltreinvaart het toneel overgejaagd. De echte helden van Himmelfarbs Engelse verlichting zijn Lord Shaftesbury, Adam Smith en – heel verrassend – de conservatieve criticus van de Franse Revolutie, Edmund Burke. Lord Shaftesbury verdient een plaatsje in Himmelfarbs pantheon omdat hij het concept van de natuurlijke sociabiliteit van de mens had gethematiseerd. Smith heeft zijn plaats niet zozeer te danken aan zijn pleidooi voor een beschaafd kapitalisme dan wel aan zijn Theory of Moral Sentiments (1759). Ware deugd, zo had Smith immers betoogd, komt niet tot stand in de politieke arena, maar is het resultaat van het zorgvuldig op elkaar afstemmen van de con¬flicterende gevoelens van alle deelnemers aan het sociale proces. Die harmonisering van gevoelens vergeleek Smith graag met het stemmen van muziekinstrumenten in een orkest. Het sleutelbegrip is sympathie. Die stelt ons in staat in de huid van de medemens te kruipen, levert zo de grondslag voor het medelijden en maakt daarmee maatschappelijk verkeer mogelijk. Kapitalisme en compassie zijn daarmee de steunpilaren van de moderne wereld geworden. Burkes klassieke pleidooi voor dienst aan de publieke zaak en zijn traditionalisme verschaften hem zijn plaats in het Britse verlichte triumviraat.

Die excentrieke keuze van dragers van de Britse verlichting krijgt pas zijn echte betekenis als Himmelfarb na ongeveer twee derde van haar tekst met het eigenlijke motief van het boek op de proppen komt. De Franse verlichting heeft afgedaan omdat ze te negatief kritisch was en zo op zijn minst medeverantwoordelijk voor de excessen van de Franse Revolutie. Ook de Britse verlichting heeft slechts een instrumentele betekenis. Het absolute hoogtepunt van de achttiende eeuw was de Amerikaanse revolutie. Ze vormde het sluitstuk van eeuwenlange debatten over vrijheid, republicanisme, tolerantie en de rechten van de mens. En niet alleen toen was Amerika de echte erfgenaam van de verlichting: ook vandaag is de VS het enige land dat op die titel aanspraak mag maken: ‘If America is now exceptional, it is because it has inherited and preserved aspects of the British Enlightenment that the British themselves have discarded and that other countries (France, most notably) have never adopted.’ In de epiloog, waaruit dit citaat is ontleend, komt Himmelfarbs boodschap pas goed uit de verf. Waarden als compassie, sociale verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid, die ze in haar vroegere werk nog vooral als typische kenmerken van het victoriaanse Engeland had gekarakteriseerd, blijken al tijdens de achttiende-eeuwse verlichting in het Amerikaanse denken te zijn geïntegreerd. Ze hebben daar bovendien tot heden nauwelijks aan betekenis ingeboet, terwijl ze in het twintigste-eeuwse Engeland als afgedankte goederen op de straat zijn gezet.

De Amerikaanse Revolutie vormde het sluitstuk van eeuwenlange debatten over vrijheid, republicanisme, tolerantie en de rechten van de mens.

The Roads to Modernity is zonder meer een geleerd boek. De auteur beheerst alle historiografische debatten en weet zorgvuldig de verschillende strengen van de ideeënwereld van de vroegmoderne tijd van elkaar te onderscheiden. Juist omdat Himmelfarb zo goed is ingewijd in die discussies, is haar boek ook zo misleidend. Ze laat heel veel weg, negeert talloze kwesties en zet geregeld onjuiste accenten. Het gaat bijvoorbeeld niet meer om de guillotine-excessen tijdens de terreur toe te schrijven aan de Franse neiging de rede op de rechterstoel te plaatsen. Het is ook niet erg overtuigend dat Himmelfarb de kritische rol van de verlichting ten opzichte van overgeleverde opvattingen en autoriteiten praktisch geheel onbesproken laat. De verlichting staat per slot van rekening aan de wieg van een kritische publieke opinie en van de rol van de intellectueel daarbij. Dat er een wetenschappelijke revolutie en een fundamenteel debat over de vraag wat nu precies kenbaar is aan de verlichting voorafging, komen we bij Himmelfarb evenmin te weten. Kant is ‘a ship passing in the night’ en van de Franse abbé Raynal wil Himmelfarb ook al niets weten terwijl hij toch de ogen van de achttiende-eeuwers heeft geopend voor de dramatische koloniale exploitatie van inboorlingen en slaven. Juist het lot van indianen en zwarten speelt in Himmelfarbs opgewekte exposé over de zegeningen van de Amerikaanse verlichting en revolutie op zijn best de rol van een bedrijfsongeluk.

Nu mag van iemand die het lef heeft een nieuwe interpretatie van de verlichting te lanceren in een fraai geschreven boek met de handzame omvang van 250 bladzijden natuurlijk niet worden verwacht dat ze encyclopedische behoeften bevredigt. Het selectiepatroon van The Roads to Modernity is echter verbluffend eenzijdig en conservatief getint. Dat conservatisme blijkt ook weer uit het negeren van de radicale variant van de verlichting die zijn oorsprong vond in de Nederlandse Republiek, onder meer een hoogtepunt had in het werk van Spinoza en bijvoorbeeld leidde tot een golf van materialistisch getinte pornografische romans, die ook in het Amerika van de verlichting gretig aftrek vonden. De subversieve, antiautoritaire kant van het verlichte denken komt in Himmelfarbs historische woordenboek helaas niet voor. Niet alleen Frankrijk had zijn Rousseaus uit de goot, ook Engeland kende een dichtbevolkte Grub Street waarin radicale ideeën werden uitgevent.

Het misleidende karakter van The Roads to Modernity wordt ook zichtbaar in Himmelfarbs verdonkeremanen van het verlichte kosmopolitisme. Ook al verkondigden overal in Europa en Amerika grote en kleine philosophes een bonte verscheidenheid aan boodschappen en waren er duidelijk onderscheiden accenten in de verschillende nationale verlichtingen, de verlichting was wel degelijk een eenheid. Die eenheid werd verschaft door het kosmopolitisme. De aanhangers van het kosmopolitische ideaal beschouwden zich als burgers van een republiek der letteren, de virtuele gemeenschap van schrijvers, lezers en geleerden, die samengehouden werden door de overtuiging dat ruimhartigheid, onpartijdigheid, democratie en publiek debat de sleutels waren tot een gelukkig mensenleven. Kosmopolitische verlichters lieten zich door geen enkele religieuze of wereldlijke autoriteit de les lezen en probeerden ook hun eigen culturele vooroordelen te bestrijden. Ze beschouwden zich als burgers van een morele wereldgemeenschap, die was gebaseerd op de rede en in hun ogen gekenmerkt werd door vrijheid, gelijkheid, onafhankelijkheid en bovenal broederschap. Die broederschap zou een barrière opwerpen tegen slavernij, koloniale exploitatie en onmondigheid van welke aard dan ook. Toch waren de kosmopolitische aanhangers van die idealen van humaniteit en wereldburgerschap geen utopisten die het contact met de werkelijkheid hadden verloren. Ze stonden met beide benen stevig in de door naties bepaalde wereld van alledag en waren bovendien de mening toegedaan dat beide werelden elkaar niet mochten uitsluiten.

Voor Himmelfarb is kosmopolitisme een wereldvreemde en zelfs gevaarlijke ideologie

Van dat verlichte kosmopolitisme moet Himmelfarb echter niets hebben. Het speelt in haar boek geen rol. De verklaring hiervoor is te vinden in een alweer enkele jaren oud essay ‘The Illusions of Cosmopolitanism’. Hierin haalde ze scherp uit naar de filosofe Martha Nussbaum die het patriottisme als een parochiale ideologie aan de kaak had gesteld en daartegenover het wereldburgerschap als nastrevenswaardig ideaal had gepresenteerd. (Nussbaums essay werd samen met een reeks responsen, waaronder die van Himmelfarb, gepubliceerd in de bundel For Love of Country. Debating the Limits of Patriotism, 1996). Voor Himmelfarb is kosmopolitisme een wereldvreemde en zelfs gevaarlijke ideologie. Ze houdt immers geen rekening met al die omgevingsfactoren die een directe en dwingende invloed op het menselijke gedrag hebben, zoals ouders, familie, ras, religie, geschiedenis en cultuur. Mensen komen nu eenmaal niet ter wereld als autonome individuen, maar als deel van een gemeenschap. En aan de nationale gemeenschap bij uitstek ontleent elk individu zijn identiteit.

Het conservatieve nationalisme dat ook in The Roads to Modernity vlak onder de oppervlakte ligt, heeft Gertrude Himmelfarb tot een centrale figuur in de liga van conservatieve vrouwelijke republikeinen gemaakt. Ze is een goede vriendin van de echtgenote van de Amerikaanse vice-president Lynne Cheney, een van de grote voorvechtsters van een nationalistisch historisch curriculum op school, terwijl haar zoon William Kristol directeur is van de conservatieve denktank ‘Project for the New American Century’. Ze staat te boek als een eigenzinnige critica en politiek commentator die een lange zwerftocht heeft gemaakt van uiterst links naar rechts in zowel de Britse als in de Amerikaanse politiek. In haar jonge jaren (ze is van 1922) speelde ze een rol in de Amerikaanse linkse beweging, schreef ze een dissertatie over Robespierre en was ze een van de eerste getrouwde vrouwen aan de universiteit die onder haar eigen naam ging schrijven.

Himmelfarb is dus een historica met een duidelijke politieke achtergrond en een heldere conservatieve boodschap. Dat hoeft in het historische bedrijf nooit een bezwaar te zijn. Het kan fascinerende gezichtspunten opleveren. The Roads to Modernity heeft behalve de verschijningsvorm van een historisch werk echter ook de trekken van een politiek pamflet. Himmelfarb neemt duidelijk stelling in de huidige Amerikaanse culture wars. Ze verschaft president Bush’ campagne voor ‘compassionate conservatism’, onder het mom waarvan het Amerikaanse sociale systeem momenteel een fundamentele wijziging ondergaat, een historische rechtvaardiging en verbindt die ideologie met de ideeënwereld van de Founding Fathers die in de VS als de alfa en omega van het politieke bedrijf fungeren. Bovenal levert ze een legitimatie voor de missie van de Bush-regering om overal in de wereld democratie te vestigen. Dat is immers de roeping van Amerika als de laatste drager van de zuivere verlichtingsidealen. In Engeland gelden ze niet meer en in het oude afgeleefde Europa hebben ze eigenlijk nooit een rol van betekenis gespeeld. Als geschiedenis op die manier wordt verteld, is de toch al doorlaatbare wand tussen geschiedenis en politiek, tussen wetenschappelijke monografie en politiek pamflet wel heel erg dun geworden.

Gertrude Himmelfarb, The Roads to Modernity: The British, French, and American Enlightenments (New York: Knopf 2004).

Wijnand Mijnhardt is als historicus verbonden aan de Universiteit van Utrecht.

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen