Deel dit artikel

iedereen heeft wel al eens gefantaseerd over ‘onzichtbaar zijn’. het is een mysterieuze ‘kracht’ die al eeuwenlang voorkomt in fabels, mythes, sprookjes en andere verhalen. het concept van een onzichtbare aanwezigheid maakt veel mogelijk, niet alleen in romans, maar ook in het denken over de aard van bepaalde natuurverschijnselen en over de structuur van de maatschappij. in invisible: the dangerous allure of the unseen behandelt philip ball wetenschappelijke visies en algemene culturele opvattingen naast elkaar.

De verleidingen van het onzichtbare

Matthias Somers

De sinds lang vergeten Nederlandse schrijver Willem Kist (1758-1841) merkte aan het begin van zijn roman De ring van Gyges weder gevonden het volgende op: ‘Hoezeer de Ring van Gyges, die deszelfs bezitter onzichtbaar aan alle plaatsen en bij de geheimste gesprekken tegenwoordig brengt, in de werklijke wereld gevaarlijk en onwelkom wezen zou, zo is hij in eene Roman hoogst aangenaam en welkom: door deze ééne onwaarschijnlijkheid toch ontgaat de Schrijver een groot aantal andere, waartoe hem anders zijne geschiedenis noodzaakt, en hij spaart alzo zichzelven en den Lezer zeer veel tijd en menigvuldige moeite. (In: Vaderlandsche Letteroefeningen, www.dbnl.org). Kist haalde de inspiratie voor zijn verhaal in de oudheid. Zowel Herodotus als Plato vertellen het verhaal van Gyges, die dankzij de gave van de onzichtbaarheid het koningschap over Lydië wist te veroveren. Het verhaal kent verschillende versies. Volgens Herodotus vroeg koning Candaules aan Gyges om zich te verstoppen in de slaapkamer van de koningin en haar tijdens het omkleden te begluren. Candaules wilde Gyges er immers van overtuigen dat hij met recht en reden opschepte over de schoonheid van zijn vrouw. Maar de koningin betrapte Gyges en dwong hem om ofwel zichzelf ofwel de koning van kant te maken. Volgens Plato maakte Gyges gebruik van een magische ring. Die maakte hem onzichtbaar en stelde hem in staat de koningin te verleiden, waarna de twee samenzwoeren om de koning te vermoorden. In beide versies is het duidelijk dat onzichtbaarheid vlot samengaat met begeerte naar seks en macht.

Willem Kist bevestigt wat Philip Ball – eveneens aan de hand van Gyges – stelt in Invisible: The Dangerous Allure of the Unseen (2015): onzichtbaarheid roept vele ethische vragen op, maar het idee wakkert de menselijke verbeelding al eeuwenlang aan. Onzichtbaar kunnen zijn is een eigenschap waar iedereen wel eens van gedroomd heeft, het is een fabelachtige ‘kracht’ van dezelfde orde als tijdreizen. Fabelachtig, onder meer omdat onzichtbaarheid veelvuldig voorkomt in fabels, mythes, sprookjes en andere verhalen (een Ring van Gyges is ‘in eene Roman hoogst aangenaam en welkom’), maar ook omdat het concept van een onzichtbare aanwezigheid zoveel mogelijk maakt, niet alleen in romans, maar ook in het denken over de aard van bepaalde natuurverschijnselen en over de structuur
van de maatschappij.

Onzichtbaarheid roept vele ethische vragen op, maar het idee wakkert de menselijke verbeelding al eeuwenlang aan

Wat is onzichtbaarheid eigenlijk? Omdat Ball uitdrukkelijk wetenschappelijke visies en algemene culturele opvattingen naast elkaar wil behandelen, laat hij bijzonder veel toe in de categorie van het onzichtbare. Het gaat over mensen die onzichtbaar (willen) worden, maar ook over fenomenen die voor de mens onzichtbaar zijn. Het gaat over immateriële zaken die echt onwaarneembaar zijn, maar ook over microscopisch kleine dingen die met het blote oog niet te zien zijn. Daardoor kunnen uiteenlopende fenomenen deel uitmaken van dezelfde categorie. Geesten en demonen zijn onzichtbaar omdat ze geen lichaam hebben (hetzelfde geldt voor de menselijke ziel). Magnetisme en zwaartekracht zijn zelf onzichtbare krachten, maar ze hebben wel zichtbare effecten. Harry Potter en Frodo Baggins beschikken over een magisch voorwerp dat hen toelaat onzichtbaar te worden. Virussen en bacteriën worden pas zichtbaar wanneer we over technische hulpmiddelen, zoals een licht- en elektronenmicroscoop beschikken. Gedachten en emoties zijn complexe gegevens: onder de scanner worden ze misschien ‘zichtbaar’ in onze hersenen, maar daardoor kunnen we nog geen gedachten lezen. Binnen de transformatieoptica ten slotte werkt men aan metamaterialen die voor een soort van onzichtbaarheidsschild kunnen zorgen. Door de fysische eigenschappen van de artificiële bouwstenen van dergelijke materialen wordt de baan van het licht omgebogen, waardoor het object zichzelf als het ware ‘verstopt’ voor het licht zelf. (Zie het artikel ‘Nieuw licht: manipulaties via metamaterialen’ van Thierry Verbiest in Karakter 54.)

Precies door zijn net zo breed uit te werpen en door ook de lange geschiedenis van onzichtbaarheid in beeld te brengen, slaagt Ball erin overeenkomsten te laten zien tussen al die ‘onzichtbare’ zaken. Wat verschillende vormen van onzichtbaarheid met elkaar gemeenschappelijk hebben is dat er van de mens een grote fascinatie voor uitgaat. Het heeft ongetwijfeld iets te maken met de epistemologische dominantie van het zicht in de hiërarchie van de zintuigen: we nemen pas iets voor waar aan wanneer we het ‘met onze eigen ogen’ gezien hebben. Waar onze cultuur dus een onzichtbare aanwezigheid veronderstelt (God, de ziel, donkere materie, et cetera), komt het erop aan het onzichtbare zichtbaar te maken, of ten minste de aanwezigheid ervan te bewijzen. Zoals Ball aangeeft, legden de natuur- en scheikunde zich in de moderniteit steeds meer toe op het onzichtbare, door te wijzen op de waarneembare effecten die bepaalde onzichtbare krachten zoals golven en stralingen veroorzaakten: ‘Everywhere there were signs of invisible activity, the operation of forces and processes we could only glimpse indirectly – via shadows on photographic plates, glowing glassware, noises, voices, spinning windmills and dark voids carved in light. In the Renaissance, exploring new worlds had demanded a voyage into the unknown. Now that voyage was headed into the unseen.’

Het onzichtbare boezemt onvermijdelijk angst in, en sinds lang waarschuwen wetenschappers en intellectuelen voor het gevaar van de zoektocht naar het onzichtbare én naar verhoogde waarneming

Het verlangen om onzichtbaar te kunnen zijn en het verlangen om het onzichtbare zichtbaar te maken lijken op het eerste gezicht tegengesteld aan elkaar. Maar dan gaan we voorbij aan het waarom van onzichtbaar worden: het doel is meestal iets te kunnen zien wat we anders niet zouden kunnen of mogen zien (denk even terug aan Gyges). Onzichtbaarheid slaat zo om in een verhoogde waarneming, precies datgene waar de moderne wetenschap ook op gericht is. Een mooi voorbeeld is röntgenstraling: eens het bestaan van deze onzichtbare golven bewezen was, zorgden technologische toepassingen voor ongeziene mogelijkheden van verhoogde waarneming. In de culturele verbeelding namen die al snel voorspelbare vormen aan, vergelijkbaar met Gyges’ antieke voyeurisme: hoewel het wetenschappelijk absolute nonsens is, spinnen pornografen al te graag garen bij het idee van een doorkijkbril.

Waar Eros waart, ligt echter ook Thanatos op de loer. Het onzichtbare boezemt onvermijdelijk angst in, en sinds lang waarschuwen wetenschappers en intellectuelen voor het gevaar van de zoektocht naar het onzichtbare én naar verhoogde waarneming. Hoe de splitsing van het atoom, lang beschouwd als het kleinste deeltje, tot catastrofes kan leiden, is duidelijk. Dat ook het menselijke verlangen om onzichtbaar te worden gevaren inhoudt, beschreef H.G. Wells in zijn klassieke roman The Invisible Man (1897). Enerzijds put de roman een komisch genoegen uit de onpraktische kanten van het onzichtbaar zijn: mensen lopen tegen de onzichtbare man aan en aangezien kleren niet onzichtbaar worden, moet hij naakt door het winterweer. Een grimmigere waarschuwing schuilt echter in de dodelijke ‘Reign of Terror’ waar de onzichtbare man in zijn machtswellust toe besluit. Uiteindelijk wordt hij zelf het slachtoffer van een woedende menigte. Een vergelijkbaar lot ondergaat Dr. Xavier, de ‘man with the X-ray eyes’ uit Roger Cormans gelijknamige sciencefictionklassieker. Net als Wells denkt Corman de gevolgen van deze superkracht door en toont hij de onvermoede ongemakken. Dr. Xavier kan zich bijvoorbeeld niet meer afsluiten van de wereld: hij ziet door zijn eigen oogleden heen. In een scène met mythische allures besluit de tragische protagonist zichzelf te verblinden.

Balls belangrijkste doel in Invisible is om aan de hand van het begrip onzichtbaarheid verbanden bloot te leggen tussen premoderne, magische en esoterische theorieën en de vooruitgang van de moderne wetenschap. Terwijl we door de toegenomen institutionalisering en professionalisering van de wetenschap gewoon zijn wetenschap strikt te scheiden van het occulte en het paranormale, was dat onderscheid lange tijd niet duidelijk te maken. Het interessantste aspect aan Balls min of meer chronologische overzicht van het denken over onzichtbaarheid is dat het laat zien hoe dat soort onderzoek tot diep in de negentiende eeuw steeds opvallende overeenkomsten vertoonde met occulte ‘kennis’ en paranormale fantasieën.

Dat deze dialoog (althans gedeeltelijk) verliep via de culturele en literaire verbeelding is goed te illustreren aan de hand van een roman die bijna gelijktijdig verscheen met Wells’ The Invisible Man: Alfred Jarry’s Gestes et opinions du docteur Faustroll, pataphysicien (1898). Deze zelfverklaarde ‘neowetenschappelijke roman’ bevat de beginselen van de ‘patafysica, de wetenschap van de uitzondering, van de denkbeeldige oplossingen, van parallelle universa. Het boek toont hoe de wetenschap van die tijd literair kon zijn en de literatuur wetenschappelijk. Zo was Jarry een groot bewonderaar van de Britse wetenschappers Charles V. Boys en William Crookes. Wanneer dr. Faustroll zichzelf in Boek Twee verkleint tot de grootte van een mijt om op een koolblad de oppervlaktespanning en de lichtbreking van een waterdruppel te onderzoeken, herhaalt Jarry daarmee bijna letterlijk een gedachte-experiment dat Crookes een jaar eerder had voorgelegd aan de Society for Psychical Research in Londen. Crookes was een gewaardeerd wetenschapper die contact had met grote namen als Michael Faraday en James Clerk Maxwell, maar die ook, geheel volgens de victoriaanse tijdsgeest, openstond voor occulte kennis en spiritisme (het communiceren met geesten via een medium). Het was juist zijn interesse voor onzichtbare golven in de ether die hem ertoe bracht experimenten uit te voeren met spiritistische mediums, al zou men evengoed kunnen zeggen dat het precies andersom ging.

Als bijzonder fantasierijke tak van de wetenschap is de ‘patafysica een treffend voorbeeld van hoe kunst, occultisme en wetenschap vrolijk met elkaar communiceerden

Als bijzonder fantasierijke tak van de wetenschap is de ‘patafysica een treffend voorbeeld van hoe kunst, occultisme en wetenschap vrolijk met elkaar communiceerden. De ether bijvoorbeeld – de term zelf is afkomstig uit occulte theorieën over een immaterieel medium tussen hemel en aarde – wordt bij Jarry de ‘etherniteit’, een onzichtbaar parallel universum van waaruit Faustroll telepathische brieven stuurt naar Lord Kelvin. Als theoreticus van de uitzondering heeft de ‘patafysische Faustroll ook een speciale affiniteit met het ‘clinamen’ (de ‘zwenking’) uit de atoomtheorie van Lucretius: het clinamen inspireert hem tot het bedenken van een automatische machine die de wanden van het universum beschildert. De lucretiaanse theorie liet volgens Ball eveneens sporen na bij Maxwell, die een manier zocht om aan atomen een minimum aan vrije wil toe te kennen.

Hoewel het bij occultisme en ‘patafysica sterker afgetekend is, toont Ball aan dat moderne wetenschap evenzeer ingebed is in de bredere maatschappij en zich bedient van culturele preconcepties die erin circuleren om hypotheses te formuleren. De verwijzingen naar Star Trek en Harry Potter in de berichtgeving over metamaterialen zijn niet te tellen. Vele serieuze fysici zullen die gewoonte van de mainstream media afkeuren, maar als ze eerlijk zijn, zullen ze toegeven dat het de aandacht voor (en dus de financiering van) hun onderzoek ten goede komt. Bewust of onbewust zullen wetenschappers hun ontdekkingen en uitvindingen steeds inschrijven in het kader van mythische verhalen die de cultuur zichzelf al eeuwenlang vertelt.

Sociale uitsluiting beschrijven we courant in termen van ‘onzichtbare’ groepen

Hoewel we intussen weten dat onzichtbaarheid in de westerse culturele verbeelding samengaat met kennis en macht, is hetzelfde concept paradoxaal genoeg ook een belangrijke metafoor voor machteloosheid. Sociale uitsluiting beschrijven we courant in termen van ‘onzichtbare’ groepen. Het woord ‘invisible’ wordt in deze zin gebruikt door Ralph Ellison in zijn meesterlijke Invisible Man uit 1952. De naamloze hoofdfiguur zegt dat hij onzichtbaar is ‘because people refuse to see me’: een zwarte Amerikaanse man die niet aan de gangbare stereotypen beantwoordt, blijft voor de dominante maatschappelijke groep onzichtbaar. Hetzelfde kan worden gezegd van homoseksuelen, mensen zonder papieren en andere minderheden.

Maar ook als het sociale uitsluiting betreft, gedraagt het idee van onzichtbaarheid zich op een onvoorspelbare manier. Zeker voor de Amerikaanse maatschappij (maar ook bij ons) geldt dat een niet-blanke huidskleur net een verhoogde zichtbaarheid inhoudt in de ogen van veiligheidsdiensten. Andersom biedt onzichtbaarheid ook aan mensen die zich sociaal uitgesloten voelen een positie van schijnbare macht. Ball associeert de haatboodschappen van zogenaamde internet trolls met het ongestrafte handelen onder de dekking van een onzichtbaarheidsmantel. De onzichtbaarheid komt hier in de vorm van anonimiteit op online fora, sociale media en de beruchte ‘reacties’ op krantenwebsites. De meeste ‘trollen’ zouden het niet in hun hoofd halen hun racistische en seksistische laster met open vizier te herhalen. Dergelijke internethaat is de wraak van een groep die zich uitgesloten voelt door het zogenaamd ‘politiek correcte’ publieke discours. Er zijn echter steeds meer aanwijzingen dat de ‘trollen’ uit hun holen komen en daarmee haattaal zichtbaarheid en legitimiteit geven. Net als in de wetenschap kunnen we ons ook hier afvragen of het een goede zaak is om steeds het onzichtbare zichtbaar te maken.

Philip Ball, Invisible: The Dangerous Allure of the Unseen. (Chicago: Chicago University Press, 2015).
Alfred Jarry, Roemruchte daden en opvattingen van doctor Faustroll, patafysicus. Neowetenschappelijke roman, vert. Liesbeth van Nes (Amsterdam: Bananafish, 2016).

Matthias Somers is als literatuurwetenschapper verbonden aan KU Leuven en FWO.

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen