Deel dit artikel

met 38 miljoen artikels in 300 talen en bezocht door 18 miljard mensen per maand is wikipedia – de online encyclopedie die voortdurend groeit en verandert – een sleutelspeler in de mondiale kenniseconomie. het is hoog tijd om melodramatische kritiek voorgoed in te ruilen voor een beter begrip van deze alomtegenwoordige kolos.

Democracy! Bah! Waarom Wikipedia werkt

Koenraad Brosens

In 2015 plukte kunstenaar Michael Mandiberg voor zijn ‘From Aaaaa! To ZZZap!’ de Engelstalige Wikipedia van het web. Hij printte de eerste 75 000 pagina’s en verdeelde die over 106 lijvige volumes. Die boeken plaatste hij in een New Yorkse galerij op plankjes tegen behangpapier dat de ruggen toonde van de volgende 1 980 volumes. De installatie was niet de hele encyclopedie. De volledige set telde 7 600 volumes, goed voor 5 320 000 pagina’s. Aan 100 pagina’s per dag biedt de Engelstalige Wikipedia zo’n 150 jaar leesplezier. Of beter: het exemplaar van Mandiberg. Iemand die enkele minuten of zelfs seconden na Mandiberg de kolos had gedownload, had een andere set in handen gekregen – en set met meer lemma’s, en met aangedikte of uitgedunde artikels.

Wikipedia is immers geen product maar een proces. De encyclopedie groeit en verandert voortdurend, zoals je kunt zien en horen op het tinkelende Listen to Wikipedia: a visual and audio illustration of live editing activity on Wikipedia (http://listen.hatnote.com/). Deze website biedt beeld en geluid bij het onzichtbare, onbetaalde, onbetaalbare en tomeloze denk- en schrijfwerk van duizenden naam- en gezichtsloze mensen over heel de wereld die met een vrolijk of donker enthousiasme nieuwe lemma’s ontwikkelen en bestaande artikels aanpassen. Hypertext garandeert een snelle verbinding tussen deze wassende pockets van kennis – net zoals de Wiki Wiki Shuttle, Wikipedia’s naamgever, een ‘heel snelle bus’ is die de terminals van Honolulu Airport gratis verbindt.

Kunnen gesprokkelde feiten en bewegende inzichten gebald worden tot degelijke en betrouwbare kennis?

Die pulserende gezichtsloze dynamiek verbaast, verwart en irriteert Academia reeds jarenlang. Zijn kennisproductie en -overdracht immers geen exclusieve voorrechten van een kleine kaste experten? Kunnen gesprokkelde feiten en bewegende inzichten gebald worden tot degelijke en betrouwbare kennis? Volgens Michael Gorman, voormalig voorzitter van de American Library Association, alvast niet. Hij veroordeelde elke wetenschapper die het gebruik van de online encyclopedie aanmoedigt als ‘the intellectual equivalent of a dietician who recommends a steady diet of Big Macs with everything’. Zullen experten en wannabe experten belangeloos blijven pennen? Zullen lezers blijven vertrouwen op instabiele kennis zonder academisch waarmerk? Eric Goldman, directeur van het High Tech Law Institute, Santa Clara University, dacht van niet. Hij gaf Wikipedia in 2005 nog vijf jaar. In 2009, toen de realiteit tegen zijn achterbumper kleefde, schoof hij de vervaldatum noodgedwongen enkele jaren op.

De encyclopedie is intussen vijftien jaar oud en loopt geolied. Er bestaan Wikipedia’s in een kleine 300 talen, samen goed voor maar liefst 38 miljoen artikels die per maand 18 miljard lezers lokken. Zo speelt de encyclopedie in de top 8 van de meest bezochte websites, waar Google, Youtube en Facebook op het podium staan. Terwijl Goldmans profetie dunner wordt, raakt Gormans boutade bestoft. Op de knieën spiedend door het sleutelgat naar al het verbodene beseffen steeds meer wetenschappers immers dat het beschimpen van de groeiende kolos even makkelijk als zinloos is. Academici als Dariusz Jemielniak van de Kozminski Universiteit in Warschau gaan nog twee stappen verder. Niet alleen voeden ze het beest. Ze roepen hun studenten bovendien op om hetzelfde te doen. Kortom, Wikipedia blijft belagers en doemdenkers overtroeven. Als gematerialiseerde onmogelijkheid vormt Wikipedia een verwarrende en disruptieve arena van kennisproductie en -consumptie waar universiteiten en wetenschappers, de traditionele poortwachters van de kenniseconomie, uitgedaagd, bekampt en niet zelden gemarginaliseerd worden.

Het had anders kunnen lopen. Misschien had het ook wel anders moeten lopen. Vannevar Bush, directeur van het US Office of Scientific Research and Development dat wetenschappelijk onderzoek in dienst van het oorlogsapparaat stroomlijnde, zag reeds in 1945 noodzaak én kansen om de groei en verspreiding van kennis te verbeteren. Terwijl Alfred Jodls handtekening op het Duitse capitulatieverdrag nog droogde, publiceerde Bush ‘As We May Think’ in het populaire magazine The Atlantic. In het korte essay keek hij nog even nostalgisch over de schouder naar de werking van zijn Office: ‘The scientists, burying their old professional competition in the demand of a common cause, have shared greatly and learned much. It has been exhilarating to work in effective partnership.’ Vrede, zo begreep Bush, zou een einde maken aan deze dynamiek. Onderzoek zou zich terug in niches nestelen. Onderzoeksresultaten zouden vanuit gespecialiseerde tijdschriften traag druppelen naar andere disciplines – of helemaal niet. ‘Our methods of transmitting and reviewing the results of research are generations old and by now are totally inadequate for their purpose’, zo waarschuwde hij. Maar hij zag ook het begin van een oplossing: ‘The world has arrived at an age of cheap complex devices of great reliability; and something is bound to come of it.’ Die apparaten dienden te worden gekoppeld en dit systeem zou wetenschappers wereldwijd toelaten om informatie op te roepen, associatief te indexeren, te verwerken en aan te vullen. ‘Wholly new forms of encyclopedias will appear, ready made with a mesh of associative trails running through them.’ Het was 1945 en Bush legde het concept van Wikipedia en het semantische web pakklaar in de etalage. Maar academici, bibliothecarissen en uitgevers liepen de winkel achteloos voorbij. Als steeds kochten ze inkt, papier, typemachines, steekkaarten en donkerbruine steekkaartenkastjes. Kennis hoorde tussen kaften, en die kaften hoorden op kilometerslange planken. Melvil Deweys vertrouwde decimale classificatiesysteem, dat kennis toegankelijk maakt via cijfercodes, garandeerde orde en toegang tot de bibliotheek. Zo was het veilig, zo was het goed.

Ondertussen was het de veelkantige en ten dele technofiele tegencultuur die Bushs ‘complex devices’ als kanalen en katalysatoren van kennis én de scheppende kracht van associatie koesterde en promootte. Enter Douglas Engelbart. Als jonge soldaat gelegerd op een Filipijns eiland verslond hij in 1945 ‘As We May Think’ en besloot dat Bush gelijk had. Kennis als gemeenschappelijk project zou leiden tot een betere wereld. De grote uitdaging, zo zag Engelbart, was het omvormen van de ‘complex devices’ – de monumentale rekenbakken die de eerste computers waren – tot betaalbare en gebruiksvriendelijke apparaten. Tot personal computers. San Francisco en de Bay Area, hotbed van het militaire ARPANET waaruit het Internet zou groeien, boden Engelbart en zijn medewerkers van het Research Center for Augmenting Human Intellect fondsen en andere believers die hem konden helpen bij de ontwikkeling van dit project. Zijn verbeeldingskracht – versterkt door lsd en/of andere drugs: Engelbart was onder collega’s gekend als ‘a crackpot’ – vertaalde zich onder andere in een houten bakje op wieltjes (dat hij ‘mouse’ doopte) en in de ontwikkeling van hypertext die Bushs ‘associative trails’ mogelijk maakten. Op 9 december 1968, tijdens een computercongres in San Francisco waar de Summer of Love nog vredig walmde, plaatste Engelbart de wereld aan het begin van een nieuwe jaartelling. Anderhalf uur toonde hij in ‘the mother of all demos’ hoe een eenvoudig te bedienen computer kon ‘praten’ met een computer die zich een kleine vijftig kilometer verder bevond, in Menlo Park.

In datzelfde Menlo Park richtten computerwetenschappers enkele jaren later de People’s Computer Company op. Deze organisatie begreep dat de oprukkende technologie een nieuw soort ongeletterdheid dreigde te veroorzaken en wilde daarom het gebruik van de computer democratiseren. Zo promootte ze Tiny Basic, een eenvoudige programmeertaal die vrij toegankelijk was, en plaatste ze computers in scholen en bibliotheken. In de schoot van de organisatie deelden leden van The Homebrew Computer Club technologische ervaring en expertise met als doel computers zo snel mogelijk huizen in te katapulteren. Het geloof dat een netwerk van dergelijke personal computers individuele en collectieve ontvoogding en empowerment kon aanjagen, deed schrijver en counterculture icoon Ken ‘One Flew Over the Cuckoo’s Nest’ Kesey besluiten dat computers ‘the next thing after acid’ waren: nog meer dan lsd konden computers, eens gekoppeld, functioneren als een collectief brein dat de zwakte van dogma’s en conventionele ideeën en structuren zou blootleggen en de mens zo naar een hoger bewustzijn en echte vrijheid zou leiden. Ondertussen vochten Ted Nelson, een filosoof met anarchistische trekjes, en zijn kleine team van grotendeels minderjarige coders en hackers een gevecht om Xanadu op de rails te krijgen. Dit project moest een ‘digital repository scheme for world-wide electronic publishing’ worden.

Futurologen, crackpots, counterculture profeten, hackers en verbeeldingsrijke anarchisten met copyleft en utopisch-revolutionaire agenda’s: ze deelden zelden een tafel met nuchtere en doorgaans conservatieve academici, bibliothecarissen en uitgevers die in de dynamiek geen reden zagen om hun bedrijfsmodellen en publicatiepolitiek aan te passen. De uitspraak in 1977 van Ken Olsen, als stichter van een computerbedrijf een gezaghebbende stem, dat ‘there is no reason anyone would want a computer in their home’ bevestigde de traditionele gatekeepers van kennis in hun overtuiging: de nieuwe wind die aan de Westkust waaide zou de eeuwenoude papieren bibliotheek nooit kunnen wegblazen. Maar een jaar vóór Olsens voorspelling hadden twee leden van The Homebrew Computer Club, Steve Wozniak en Steve Jobs (‘his underwear hanging out, barefoot and hippie-like’), Apple Computer opgericht. Wat volgde is recente geschiedenis, geanimeerd en haast gemythologiseerd door iconen als Bill Gates, Tim Berners-Lee, Robert Cailliau, Mark Zuckerberg, Larry Page en Sergey Brin. Met de Mine of Information (een oudere en mooiere naam voor het world wide web die dringend aan herwaardering toe is) en krachtige browsers en zoekmachines voorhanden stond rond de eeuwwisseling niets de snelle realisatie van Bushs visie nog in de weg.

Behalve de hoofdrolspelers van de kenniseconomie. De nieuwe ontwikkelingen staken vele academici en bibliothecarissen voorbij. In het bijzonder de geestes- en gedragswetenschappers, doorgaans boekfetisjisten, latent technofoob of technobeet, individualistisch in het onderzoek en gedijend in kleine kringen van collega’s, vergaten of weigerden de Mine of Information als collectief, grenzeloos en virtueel centrum van kennisproductie en -consumptie te omarmen. Ik citeer opnieuw Gorman: ‘Massive databases of digitized whole books, especially scholarly books, are expensive exercises in futility.’ Papier: dat was de tastbare nalatenschap van hun voorgangers, dat moest ook hun legacy worden. In afwachting van de eeuwigheid was papier de vertrouwde weg naar contemporaine faam en promoties. Uitgevers brachten deze logica lachend naar de bank. Dat er een diepe kloof gaapte tussen Academia enerzijds en de visie van internetondernemers anderzijds mag blijken uit het falen van Nupedia. Jimmy ‘Jimbo’ Wales lanceerde dit project in 2000. Nupedia moest een monumentale en gratis online encyclopedie worden, geschreven en gereviewd door academici en experten. Na één jaar telde het werk een povere 21 artikels en zonk het in een zielloze coma.

Maar intussen zag Wales hoe Wikipedia, een online en voor iedereen toegankelijke broedkamer voor Nupedia artikels, groeide als kool. Reeds na enkele maanden schreven en verbeterden honderden mensen artikels in tientallen talen. Het legertje wikipedians groeide verder aan, en web robots die automatisch gegevens verzamelen, joegen het aantal lemma’s verder de hoogte in. Na enkele jaren overschaduwde Wikipedia papieren monumenten als Brockhaus en Encyclopædia Britannica en dwong ze deze instituten de Mine of Information in. Wikipedia is een gamechanger en spelverdeler in de mondiale kenniseconomie. Het is dan ook weinig zinvol om de encyclopedie lacherig te blijven negeren, of zonder meer te wantrouwen of te veroordelen. Zeker, er zijn véél artikels die pijn doen aan academische ogen. En misschien verdwijnt Wikipedia inderdaad ooit, of vervelt het instrument fundamenteel. Maar ondertussen is het de verantwoordelijkheid van Academia om een volwassen dialoog aan te gaan met de olifant in de studeerkamer van de jonge digital natives.

Het is de verantwoordelijkheid van Academia om een volwassen dialoog aan te gaan met Wikipedia

Een boek als Common Knowledge? An Etnography of Wikipedia door Dariusz Jemielniak is een uitstekend voorbeeld van zo’n gesprek. Als volleerd wikipedian biedt Jemielniak een antropologische studie van de Wikipedia-gemeenschap en verduidelijkt hij organisatie en processen die het project voeden – zonder evenwel aandacht te besteden aan cultuurhistorische, ideologische en technologische inspiratie, wortels en lijm van het project zoals hierboven geschetst. Centraal in de filosofie, zo benadrukt Jemielniak, staat het beginsel dat Wikipedia geen democratie is en dat nooit wil zijn. Onenigheid en conflict over ‘feiten’, interpretaties en visies (is het Gdańsk dan wel Danzig?) vormen steeds het begin van een dialoog. Tijdens deze onderhandelingen proberen alle betrokken wikipedians, gewapend met literatuur en bronnen, een gemeenschappelijk perspectief op te bouwen. Consensus en compromis zijn de doelen. ‘Voting is Evil’ is een grondregel. Een arsenaal aan gedragscodes gedeeld in de gemeenschap en ingebakken checks and balances moeten deze manier van werken beschermen. ‘Assuming good faith’ – een geloof in een zuivere agenda – en ‘no personal attacks’ – geen scheldpartijen of dreigementen, bijvoorbeeld, laten de ketel stoomloos. ‘Neutral point of view’ en ‘conflict of interest’ moeten dan weer waken over de objectiviteit van de bijdragen. Een groep vandal fighters kuisen eventuele verbale vernielzucht voortdurend op.

Wikipedia heeft zo als doel het spook van het grote (on)gelijk van een individu te verjagen. Daarom mogen artikels contradictorisch, onevenwichtig of onaf zijn. Daarom is de real world identiteit van wikipedians van nul en generlei waarde en mogen ze opereren onder aliassen. Geloofwaardigheid en status, en dus de actieradius en slagkracht binnen de ontwikkeling van Wikipedia, worden immers volledig opgebouwd en voortdurend bevraagd en uitgedaagd binnen de gemeenschap. Dat die werkwijze tot betrouwbare artikels kan leiden en ook daadwerkelijk leidt, blijkt uit een aantal studies gepubliceerd in Nature (2005) en een aantal medische tijdschriften.

Kennis is niet langer uitsluitend een verondersteld waardenvrij product gemaakt door individuen die behoren tot een intellectuele elite

Wikipedia’s networked individualism en ongebreidelde data-dynamiek staan zo symbool voor een nieuwe werkelijkheid gedroomd door Kesey c.s.: kennis is niet langer uitsluitend een verondersteld waardenvrij product gemaakt door individuen die behoren tot een intellectuele elite en verkocht door een handvol uitgeverijen. Het is ook, en misschien steeds meer, een emancipatorisch, instabiel en gratis proces dat online gedeeld en gekneed wordt door eenieder die aan de oefening wil deelnemen. Wikipedia belichaamt, met andere woorden, technologische, demografische en psychosociale ontwikkelingen die de legitimiteit of minstens de vanzelfsprekendheid van oude instituten en structuren, zoals papieren encyclopedieën maar ook universiteiten, uithollen. De academische ruk naar open access en de aandacht voor citizen science en public engagement zijn enkele opvallende reacties die deze nieuwe werkelijkheid uitlokten. Als Academia verder wil leren uit het succes van Wikipedia en de ruimere ontwikkelingen waar de encyclopedie op drijft, en haar vertrouwde humboldtiaanse instellingen wil omvormen tot dynamische ‘Third Generation Universities’, drijft ze best op de Westkustwind terug naar de naoorloogse tegencultuur die het DNA van Wikipedia en de Mine of Information vormde. Daar kan ze zich door drie stelregels laten inspireren. Eerst Jack Kerouac, dan tweemaal Allen Ginsberg:
‘Better to sleep in an uncomfortable bed free, than sleep in a comfortable bed unfree.’
‘Our heads are round so thought can change direction.’
‘Democracy! Bah! When I hear that I reach for my feather boa!’

Dariusz Jemielniak, Common Knowledge? An Etnography of Wikipedia. (Stanford: Stanford University Press, 2014).

Koenraad Brosens is als kunsthistoricus verbonden aan de KU Leuven.

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen