Deel dit artikel

alexis de tocqueville dreigt een beetje de nostradamus van deze tijd te worden. net zoals er na elke oorlog of ramp wel iemand is die meent dat dit onheil al in het werk van de zestiende-eeuwse ziener werd aangekondigd, zo wordt het oeuvre van de negentiende-eeuwse publicist en staatsman vandaag vooral gelezen omwille van diens vermeende profetische gaven. die benadering doet tocqueville echter oneer aan, menen twee recente biografen.

Het geheim van de Tocqueville

Patrick Stouthuysen

De postume reputatie van Alexis de Tocqueville (1805-1859) is vooral gebaseerd op het tweede deel van het in 1840 verschenen De la démocratie en Amérique. In dit boek brengt Tocqueville verslag uit van een tien jaar eerder, als pas afgestudeerde jurist, ondernomen reis naar de Verenigde Staten. Oorspronkelijk was het de bedoeling om er het Amerikaanse gevangeniswezen te bestuderen, maar vrij snel legde Tocqueville de lat hoger: hij wilde met eigen ogen zien hoe een democratisch regime werkte. De Verenigde Staten vormden op dat moment de enige functionerende democratie ter wereld. Voor- en tegenstanders van de democratische bestuursvorm volgden het experiment dan ook met argusogen. Door de geschiedenis heen had de democratie meestal een slechte pers gehaald. De klassieke auteurs stonden – net als de verlichtingsdenkers overigens – voor het grootste deel afwijzend tegenover de gedachte dat het volk in staat was zichzelf te besturen. De Franse Revolutie had, zo leek het, het gelijk van de sceptici bewezen: democratie ontaardde in de kortste keren in anarchie en leidde vervolgens tot een dictatuur.

De adellijke familie de Tocqueville had een hoge prijs betaald voor de Revolutie: de grootouders van Alexis en een hele reeks neven, nichten, ooms en tantes van zijn beide ouders lieten het leven onder de guillotine. De geplande terechtstelling van zijn ouders werd pas op het laatste nippertje afgeblazen, nadat Robespierre door zijn vroegere medestanders ten val was gebracht. Volgens de overlevering was Alexis’ vader in gevangenschap in één nacht grijs geworden. Op basis van die familiegeschiedenis leek Tocqueville voorbestemd om in het kamp terecht te komen van diegenen die zo snel en radicaal mogelijk terug wensten te keren naar de instellingen en praktijken van het Ancien Régime. Tocqueville was er echter van overtuigd dat dit onmogelijk was. Het terugdraaien van de klok zou, zo vreesde hij, Frankrijk opnieuw in een orgie van geweld storten. De opmars van de gelijkheid – het verdwijnen van een op standen en status gebaseerde samenleving – was een kracht die niet tegen te houden viel. Voor wie de idealen van de vrijheid genegen was, was het veeleer zaak die gelijkheid in goede banen te leiden. Dit doel stelde Tocqueville zich dan ook meteen toen hij aan zijn Amerikaanse reis begon: kijken hoe een democratie werkt en welke gevolgen ze heeft voor de samenleving.

Vertrekkend van concrete observaties van het dagelijkse leven in Amerika maakte Tocqueville een ideaaltypische analyse van de democratische samenleving

In 1835 verscheen het eerste deel van De la démocratie en Amérique: een beschrijving van de Amerikaanse instellingen. Het boek werd een groot succes en vestigde Tocquevilles reputatie bij zijn tijdgenoten. Het tweede, meer abstracte en filosofische deel verscheen in 1840. Vertrekkend van concrete observaties van het dagelijkse leven in Amerika maakte Tocqueville daarin een ideaaltypische analyse van de democratische samenleving. Die kon de toenmalige lezers minder bekoren, maar blijft latere generaties intrigeren. Zo blijven sommige inzichten tot de verbeelding spreken. Tocqueville verklaart bijvoorbeeld waarom we zoveel gevoeliger zijn geworden voor andermans leed. Of waarom we, in alle sferen van het leven, onvermijdelijk kritisch staan tegenover gezag. Of waarom het dagelijkse leven zoveel jachtiger is geworden. Tocqueville meent dat al die veranderingen te maken hebben met het verdwijnen van de standen. Voortaan staan we als gelijken tegenover elkaar. Daardoor zijn we makkelijker in staat om ons in andermans positie te verplaatsen en laten we ons alleen nog overtuigen door argumenten en niet meer door posities. We moeten echter ook leven met de rusteloos makende gedachte dat we zelf verantwoordelijk zijn voor wat we van ons leven maken.

Tocqueville beschrijft ontwikkelingen die zich in zijn tijd nog nauwelijks hadden uitgekristalliseerd

Vooral twee dingen blijven intrigerend. Vooreerst is er de haast profetische kant van Tocquevilles analyses. Tocqueville beschrijft ontwikkelingen die zich in zijn tijd nog nauwelijks hadden uitgekristalliseerd. Hoe slaagde hij erin de gevolgen ervan zo precies in kaart te brengen? Wat was, met andere woorden, het geheim van Tocqueville? Vervolgens is er de vraag wat hij nu eigenlijk zelf vond van de ontwikkelingen die hij beschreef. Tocqueville wordt in de literatuur zowel opgevoerd als conservatief, liberaal als radicaal. Hij wordt bewonderd door wie zich zorgen maakt over de nivellerende werking van de democratie, maar ook door wie de democratie wil verdiepen. Waar staat Tocqueville nu eigenlijk voor? Die vragen komen uiteraard ook aan bod in de twee nieuwe studies over Tocqueville. De Franse socioloog Raymond Boudon beschrijft hem als een voorloper van de moderne sociale wetenschappen, als een pionier van de rationele analyse van het menselijke handelen. De Britse historicus Hugh Brogan wil dan vooral weer recht doen aan de historische figuur van Tocqueville door zijn geschriften te contextualiseren.

Brogan wil inderdaad dat we Tocqueville lezen als het product en als de commentator van zijn tijd. De historische of sociologische lessen die we in zijn werk menen te vinden, stoppen we er zelf in, oordeelt Brogan. Tocqueville schreef over de politieke en maatschappelijke kwesties van zijn tijd. Hij deed dat echter op een manier die ons vandaag op het verkeerde been zet. Hij schreef immers in algemene termen over ‘democratie’ en ‘gelijkheid’ omdat hij in concrete politieke kwesties vaak de geit en de kool wilde sparen. Hedendaagse lezers, die deze voorgeschiedenis niet kennen, lezen dus andere dingen dan Tocqueville bedoelde. Zijn profetische gaven berusten eigenlijk op een misverstand. Tocqueville was een eeuwige twijfelaar, die de dingen steeds opnieuw vanuit verschillende perspectieven bekeek en zijn oordeel vaak opschortte. Dat was deels een kwestie van persoonlijkheid, deels het gevolg van zijn concrete maatschappelijke positie. Tocqueville wilde zich niet vervreemden van zijn milieu, waarin men afwijzend stond tegenover de nieuwe samenleving. Hij wilde echter ook niet in het kamp terechtkomen van de onverzoenlijken, die – zoals over de Bourbons werd gezegd – niets vergeten hadden, maar ook niets geleerd. Tocqueville richtte zich, aldus Brogan, vooral tot een publiek van gelijkgestemden. Zijn analyses van de democratie en, later, van de Franse Revolutie, hebben de bedoeling de mensen uit zijn milieu ervan te overtuigen dat aanpassing aan de nieuwe verhoudingen onvermijdelijk is en dat ze dus maar beter het beste kunnen maken van een in essentie kwade zaak.

Brogans Tocqueville is geen visionair, maar een intelligent vertolker van de opvattingen en vooroordelen van zijn milieu

Ook wanneer Tocqueville later de overstap maakte naar de politiek, had hij het vaak moeilijk positie te kiezen. Hij positioneerde zich aan de rand van de politieke familie waartoe hij behoorde, steeds bereid om ook met politieke tegenstanders samen te werken. Volgens Brogan ‘stak hij de hand uit naar links, stak hij de hand uit naar rechts en zou hij, als hij er nog één had, nog een derde hand hebben uitgestoken’. Als politicus liet hij bovendien weinig sporen na: hij trad op als vertegenwoordiger van zijn streek en van de lokale nijverheden. Ook zijn korte periode als minister van Buitenlandse Zaken was niet onvergetelijk. Hij worstelde vooral met het dossier van de kolonisatie van Algerije, waartegenover hij intellectueel weliswaar de grootste twijfels koesterde, maar die hij in de praktijk op zijn beloop liet. Brogans Tocqueville is geen visionair, maar veeleer een intelligent vertolker van de opvattingen en vooroordelen van zijn milieu. Zo meent Brogan dat we Tocquevilles stelling dat een democratie nood heeft aan intermediaire organisaties tussen burger en overheid, eigenlijk vooral moeten begrijpen vanuit diens idealisering van het aristocratische verleden. In Tocquevilles ideaaltypische standensamenleving fungeerde de adel als tegengewicht tegenover de vorst en de centrale macht. Als Tocqueville het over een goed functionerende democratie heeft, dan bedoelt hij eigenlijk dat het er één moet zijn waar aristocratische elementen worden binnengevoerd.

Ook Tocquevilles tweede en onvoltooide hoofdwerk, L’Ancien Régime et la Révolution, leest Brogan vooral als geïnspireerd door diens maatschappelijke positie en politieke bekommernissen. In dit boek verdedigt Tocqueville de stelling dat de Franse Revolutie geen breuk in de Franse geschiedenis vormde, maar integendeel de voortzetting en zelfs de culminatie van de politiek (van centralisatie) van de Franse vorsten was. Sommige van Tocquevilles scherpste sociologische inzichten – over de rol van het erfenisrecht in de geschiedenis, bijvoorbeeld, of over de teloorgang van de adel – zijn volgens Brogan rechtstreeks af te leiden uit zijn eigen situatie: hij was de jongste zoon uit een oud adellijk geslacht en huwde buiten zijn stand. Eigenlijk zocht Tocqueville bewijzen voor de stelling dat de adel niet had moeten ten ondergaan. De Franse adel had zich, zoals de Engelse, moeten openstellen voor nieuwe maatschappelijke groepen. De adel had zich niet overbodig mogen laten maken door centraliserende vorsten, maar zich zoals in Engeland daadwerkelijk aan het lokale bestuur moeten wijden. De Franse adel ging ten onder omdat ze profiteerde van voorrechten die als onverdiend werden beschouwd. De Engelse adel maakte zich maatschappelijk verdienstelijk en slaagde er daardoor in haar positie te bewaren.

Brogans Alexis de Tocqueville is een vreemd boek. Het is het resultaat van jaren onderzoekswerk, van uitmuntende bronnenstudie, maar schiet toch in essentie tekort. Dat is het gevolg van de contextualiserende en daardoor relativerende aanpak. Het is alsof je omstandig aantoont dat Mozart ook maar noten schreef. Dat klopt, maar de vraag is dan waarom die specifieke combinatie van noten ons blijft ontroeren. Als het werk van Tocqueville niet meer is dan het product van de vooroordelen van zijn tijd en zijn milieu, waarom blijven we het dan lezen?

Tocqueville reikt instrumenten aan om de dynamiek van samenlevingen te begrijpen

Boudon geeft een antwoord op die vraag. De waarde van het werk van Tocqueville ligt volgens hem niet in de voorspellingen of in de poging om één of andere democratische essentie te vatten. Tocqueville blijft actueel omdat hij ons intellectueel gereedschap levert waarmee we ook vandaag nog aan de slag kunnen. Hij reikt instrumenten aan om de dynamiek van samenlevingen te begrijpen. Misschien kan een voorbeeld dicht bij huis dat verduidelijken. In de jaren negentig ontdekte de Vlaamse overheid het werk van Tocqueville. Iedereen had het toen over de kloof tussen burger en politiek, over de verzuring, over de samenlevingsproblemen in de steden, over de noodzaak het sociale weefsel te herstellen. Tocquevilles analyse van het belang van intermediaire organisaties leek daar wonderwel op aan te sluiten en werd dan ook regelmatig in beleidskringen geciteerd. Daarop besloot de Vlaamse overheid de bressen in de democratie te dichten. Voortaan zou het bestuur de burger overal bij betrekken en diens mening vragen. Er werd geïnvesteerd in projecten waar buurt- en opbouwwerkers, communicatie- en participatieambtenaren aan de slag gingen. De resultaten daarvan vielen echter nogal tegen: de burgers bleken maar moeilijk tot participeren te bewegen. De meeste projecten stierven na een paar jaar een stille dood.

Tocqueville had kunnen uitleggen hoe dat kwam. De Vlaamse overheid maakte de fout zich in de plaats van de burgers te stellen. Door de goedbedoelde interventies ontstond een nieuwe bureaucratische laag. Geconfronteerd met al die professionele hulpverleners besloten de burgers dat het hun probleem niet meer was. Dat mechanisme had Tocqueville beschreven. Hij wees destijds op het verschil tussen het bloeiende Amerikaanse en het lethargische Franse lokale leven. In Frankrijk bestond de traditie om burgers vooral dingen uit handen te nemen. In de Verenigde Staten ging het net omgekeerd: als de burgers zelf niet uit hun schulp kwamen, gebeurde er niets. Tocqueville besloot daaruit dat je instellingen zo moet opzetten dat het in het eigenbelang van de burgers is om samen te werken. Goede condities scheppen en dan terugtreden is, met het oog op het functioneren van de democratie, beter dan voortdurend tussenkomen en sturen. Het geheim van Tocqueville is, zo kan je Boudon parafraseren, dat er geen geheim is. Tocqueville verwierf de status van klassieker omdat hij, net als andere klassiekers, actueel blijft. Zijn actualiteit schuilt echter niet in zijn al dan niet profetische gaven. Tocqueville leert ons de dynamiek van samenlevingen te begrijpen. Je kunt met zijn analyses ook vandaag nog aan de slag. In die zin is zijn werk van alle tijden.

Raymond Boudon, Tocqueville aujourd’hui (Paris: Odile Jacob 2006).

Hugh Brogan, Alexis de Tocqueville. A Life (New Haven/London: Yale University Press 2007).

Patrick Stouthuysen is als politicoloog verbonden aan de Vrije Universiteit Brussel.

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen