Deel dit artikel

catharina halkes was de eerste leerstoelhouder ‘feminisme en christendom’ in europa en een van de boegbeelden van de kritische katholieken in nederland. ze overleed in 2011. een recente biografie toont halkes als een gedreven, ambitieuze, grensverleggende en inspirerende vrouw. in een periode waarin het nederlands katholicisme sterk gepolariseerd was, wist ze haar plaats te veroveren in de debatten en in de academische wereld.

‘Ik verwacht iets groots’

De grensoverschrijdende zoektocht van de feministische theologe Catharina Halkes

Veerle Draulans

December 1985, kort voor Kerstmis. Ik ben op weg naar de Nijmeegse universiteit om er aan het Documentatiecentrum Feminisme & Christendom opzoekwerk te verrichten. Ik hoop er een netjes alfabetisch geordende ‘fichenbak’ met boek- en artikeltitels te vinden – voor een literatuurstudie in tijden zonder internet betekent dit een hele sprong voorwaarts. De studentenresidentie is zo goed als leeg, het studentenrestaurant biedt karnemelk aan en is versierd met kerstslingers. Mijn voorzichtige verzoek of een gesprek met Catharina Halkes, bijzonder hoogleraar Feminisme & Christendom, mogelijk is, wordt ingewilligd. Haar vriendelijke afstandelijkheid imponeert. Dat ze een sigaar rookt tijdens ons gesprek (zonder te vragen of de rook stoort), verwart. Sigaren roken, was dat niet iets voor clerici? Of voor grootvaders? Ik vertel Halkes dat ik Vaticaanse documenten over de rol van vrouwen in kerk en samenleving wil analyseren. Ze vindt de focus op Vaticaanse documenten geen goed plan. Ze vuurt de ene vraag na de andere op me af: ‘Hoe denk je zelf over de rol van vrouwen in kerk en samenleving? Wat bepleit je zelf? En welke argumenten heb je daarvoor? Beantwoord eerst die vragen. Daarna kun je nog altijd de Vaticaanse documenten naast jouw argumenten leggen …’ Het klink bijna dwingend, alsof het de enig zinvolle aanpak is. De enkele zinnen van Halkes blijven hangen tijdens een slapeloze nacht in de lege studentenresidentie. Ze had het over ‘definitiemacht’ en over de vraag ‘wie bepaalt de standaarden in ons denken? Het Vaticaan? Wijzelf?’. Durven we toelaten dat we zelf standaarden bepalen? Haar woorden betekenen een kentering in mijn denken. Een vraag als ‘wie heeft de macht om standaarden te bepalen?’ groeit uit tot een kernvraag in het feministische denken en in andere verwante stromingen, zoals het postkoloniale denken. Ze zal me nadien nooit meer loslaten.

Catharina (Tine) Halkes overleed in 2011, ze was 91 jaar oud. In het voorjaar van 2016, exact dertig jaar na haar afscheidsrede als eerste leerstoelhouder ‘Feminisme en Christendom’ in Europa, werd een lijvige biografie gepubliceerd. Ze werd geschreven door twee Nederlandse vrouwen die haar goed gekend hebben, theologe Annelies van Heijst en historica Marjet Derks. Halkes’ levensverhaal laat zich lezen langs verschillende lijnen. Er is het hoogst persoonlijke verhaal van een vrouw, geboren in 1920, die de absolute ambitie had om in de schijnwerpers te staan van kerk en samenleving, en die met grote onverzettelijkheid dit streven gerealiseerd heeft. Het boek geeft ook een inkijk in het (samen)spel tussen katholieke actie en de katholieke vrouwenbeweging in Nederland, én in de turbulente periode van het sterk gepolariseerde Nederlandse katholicisme voor en na het pausbezoek in 1985. Tine Halkes werd een van de boegbeelden van de achtmeibeweging van kritische katholieken. Het gangbare verhaal dat Halkes in 1985 van kardinaal Simonis het verbod zou hebben gekregen om de paus toe te spreken, blijkt volgens Van Heijst en Derks niet te stroken met de werkelijkheid. Kennelijk had de kardinaal gevraagd dat niet alléén Halkes het woord zou voeren, maar dat er ook een andere, meer behoudsgezinde vrouwenstem zou klinken. Halkes weigerde dit voorstel en schreef in een persverklaring over ‘het opgelegde spreekverbod’. Een deel van de pers en van (katholiek) Nederland ging helemaal mee in dit verhaal.

De biografie laat zich ook lezen als een inkijk in het streven om vrouwenstudies en feminisme een plaats te geven in het academische curriculum. Met veel zin voor detail wordt beschreven hoe Halkes erin slaagde als neerlandica, zonder doctoraat en zonder academisch theologisch diploma, benoemd te worden tot bijzonder hoogleraar op een door haar sterk beijverde, nieuw opgerichte leerstoel ‘Feminisme en Christendom’. De oratie vond plaats op 4 april 1984, het afscheidscollege amper twee jaar later, op 21 november 1986. Hoe verwierf Halkes deze leerstoel? Haar levensverhaal illustreert mooi hoe een specifieke tijd en ruimte iemands leven kan bepalen. Halkes studeerde in de naoorlogse periode aan de Leidse universiteit en was erg actief in een tijd die letterlijk weinig plaats bood aan vrouwen in de publieke ruimte. Ze behoorde tot een generatie van frontlinievrouwen in de katholieke kerk die niet aanvaardden dat ze, door de binding tussen wijdings- en beslissingsmacht, per definitie uit de centra van besluitvorming werden uitgesloten. Dat was zo in de tijd van het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) en is nog steeds het geval. Halkes krijgt in Nederland versterkte zichtbaarheid door dit concilie. Dankzij priester-theoloog-professor Frans Haarsma kon ze tijdens het Tweede Vaticaans Concilie aanwezig zijn in Rome en via haar sterke netwerk in de katholieke zuil wist ze spreekruimte te verkrijgen in de media.

Halkes behoorde tot een generatie van frontlinievrouwen in de katholieke kerk die niet aanvaardden dat ze per definitie uit de centra van besluitvorming werden uitgesloten

Halkes bewandelde paden die op dat moment voor de meeste vrouwen niet vanzelfsprekend waren: ze studeerde aan de universiteit en leidde er een ‘studentendispuut’. Later was ze actief op het publieke forum als voorzitter van de Bredase Katholieke vrouwengilde. Voor sommigen is ze ‘ophefmakend’, voor anderen ‘grensverleggend’, onder meer door haar echtscheiding in 1972 en door haar relatie met priester-theoloog Haarsma, met wie ze al ruim tien jaar voor haar echtscheiding intens optrok. Halkes wilde absoluut haar persoonlijke doel waarmaken en dit leidde tot soms ingrijpende beslissingen, zoals een verhuis naar Nijmegen (aanvankelijk met de jongste van haar drie kinderen, die dan zestien was maar spoedig daarna apart ging wonen). Vele gelovige vrouwen, ook buiten Nederland, keken op naar Tine Halkes: ze werd als baanbrekend en inspirerend ervaren, zocht de schijnwerpers op en sprak krachtige taal. Zo verklaarde ze in 1967 aan het Amerikaanse Time Magazine dat ze uitgerekend tijdens het Vaticaans Concilie in Rome begonnen was de pil te nemen.

Een van de kernthema’s in feministische en gendertheorievorming is het bewust zijn van geprivilegieerde posities, van macht en onmacht. Tijd en plaats, de sociale groepen en de daaraan verbonden maatschappelijke positie waartoe iemand behoort, kleuren iemands blikveld, iemands doen en denken. Of Halkes zich voldoende bewust was van haar persoonlijke geprivilegieerde positie in vergelijking met grote groepen vrouwen in de Nederlandse samenleving, en of ze persoonlijk geraakt was door de diversiteit onder vrouwen, blijft na het lezen van de biografie onduidelijk. Haar geprivilegieerde positie blijkt het hele boek door: ze behaalde een universitair diploma in 1949 – een tijd die de vrouw bij de haard promootte. En ze reisde, nam sinds de jaren 1960 deel aan internationale bijeenkomsten, had toegang tot de media en werd uitgenodigd op niet-alledaagse bijeenkomsten, zoals het huwelijk van prinses Beatrix en de doop van kroonprins Willem Alexander. Ze heeft heel zorgvuldig een persoonlijk netwerk uitgebouwd en dat netwerk ingezet om haar persoonlijke doelstellingen te realiseren.

Tine Halkes had onmiskenbaar een grote invloed door het Nijmeegse pioniersproject ‘Feminisme en Christendom’, niet alleen in Nederland, maar ook in Duitsland en ver daarbuiten. In juni 1986 werd in Magliaso-Lugano de Europese Vereniging voor Vrouwen in Katholieke Theologie (EVVKT) opgericht, nu actief als de European Society of Women in Theological Research (ESWTR). Enkele Nederlandse vrouwen uit de directe kring rond of geïnspireerd door Halkes speelden (en spelen nog steeds) een belangrijke rol in de verdere ontwikkelingen van dit netwerk. Via publicaties en activiteiten geeft het inzicht in actuele onderzoeksthema’s van vrouwelijke religiewetenschappers en theologen. Kunnen we vanuit deze actuele thema’s kijken naar Halkes’ leven en werk?

Eén van de onderzoeksthema’s in het netwerk is pelgrimage en reizen, in de letterlijke en in de metaforische betekenis, de reis als spirituele zoektocht. Aangenomen wordt dat enkele vrouwen in het vroege christendom reisden in het voetspoor van de apostelen. In het vroege christendom was Rome, als centrum van de wereld, vaak het einddoel van een pelgrimstocht. Later trokken pelgrims eerder in de omgekeerde richting, weg van Rome, op zoek naar de plaatsen waar het ooit allemaal begon. Er zijn teksten teruggevonden waarin christelijke kerkvaders pleiten tegen pelgrimages voor vrouwen, met als argument dat reizen voor vrouwen te riskant zou zijn. De notie ‘mulier virilis’ (de ‘mannelijke vrouw’) schetst de voorwaarden voor het reizen door vrouwen in de eerste eeuwen van het christendom: afstand nemen van de vrouwelijke identiteit en zich richten op de mannelijke identiteit. Halkes reisde veel en haar verblijf in Rome tijdens het Tweede Vaticaans Concilie was belangrijk voor haar latere loopbaan. Zou de term ‘mulier virilis’ ook op haar van toepassing zijn? Ik heb het me vaak afgevraagd tijdens het lezen van haar biografie. Maar is het hoe ook zinvol om te zoeken naar een definitie van ‘vrouwelijke’ en ‘mannelijke’ identiteit? Kunnen we zo’n denkoefening maken, zonder te vervallen in veralgemeningen of stereotypering? Zijn identiteiten niet per definitie veelkleurig en meervoudig? Dit zijn kernvragen in het hedendaagse feministische theoretische denken, maar net zo goed in masculinity studies of postkoloniale studies.

Feministische en gendertheorieën vragen aandacht voor de betekenis van het lichaam, of voor de betekenis van ‘geleefde lichamelijkheid’, als verzet tegen de abstracte, zogenaamde ‘ontlichaamde’ denkkaders

De reismetafoor geldt ook op een andere wijze voor Halkes: ze interpreteerde haar individuele levensloop en haar streven naar een betere positie voor vrouwen in kerk en samenleving als een ‘onderweg zijn’ naar een hoger doel. Die interpretatie vonden de auteurs van de biografie soms terug in de marge van haar notities: tekeningen van een weg naar een bepaald doel. Reizen kunnen een spiritueel doel dienen, maar worden fysiek, lichamelijk beleefd. Sinds lang vragen feministische en gendertheorieën aandacht voor de betekenis van het lichaam, of voor de betekenis van ‘geleefde lichamelijkheid’, als verzet tegen abstracte, zogenaamde ‘disembodied’ of ‘ontlichaamde’ denkkaders. Het lichaam heeft in heel wat religies een bijzondere betekenis. Het geloof in ‘de verrijzenis van het lichaam’ is een kernpunt in het christendom. Wat betekent ‘het lichaam’ in een religieuze traditie die heil verbindt met Jezus als man en die God als vader benoemt? Het rooms-katholieke leergezag versterkt die impact en houdt het priesterschap exclusief voor mannen, omwille van de menswording van Jezus als man. Een homogeen mannelijk rooms-katholiek leergezag kan dan ook uitspraken doen die vooral vrouwenlichamen treffen, bijvoorbeeld over voorbehoedsmiddelen of abortus, wat reeds lang hevig protest van vrouwenbewegingen uitlokt. De uitspraak van Halkes aan Time Magazine in 1967 steunt dit collectieve verzet en tegelijkertijd zet Halkes zichzelf daarmee in de schijnwerpers. Die dubbele doelstellingen zal ze tot het einde van haar leven behouden. Op reis gaan betekent vertrouwde aspecten loslaten, nieuwe horizonten verkennen, grenzen oversteken. ‘Grenzen’ zijn al langer een thema in feminisme en genderstudies. Grenzen duiden op verschil en anders-zijn, grenzen kunnen worden verlegd, worden uitgedaagd of hertekend. Vandaag worden we wereldwijd geconfronteerd met de impact van fysieke of metaforische ‘grenzen’. De Trumpmuur op de grens met Mexico, afzonderlijke toiletten voor transgenders … Niet toevallig zijn ‘transgressie’ en ‘transformatie’ kernconcepten in het 2017 ESWTR-congres, met een openingslezing onder de titel ‘Dreams and Border Crossing Realities and Experiences of Migrating Women’.

De ontwikkeling van theoretische stromingen ‘feministische theologie’ en het concrete Nijmeegse pionierswerk ‘Feminisme en Christendom’ in de turbulente tijden van het pausbezoek aan Nederland en Vlaanderen, waren grensverleggend. De verwezenlijking werd een symbolisch strijdpunt na lange onderhandelingen aan de universiteit. Het boek illustreert hoe net de gevoelens te worden begrensd Halkes vooruit jaagden in haar persoonlijke streven. Tegelijkertijd valt op hoe sterk zij een ‘kind van haar tijd’ was: ze lijkt te denken vanuit een collectief ‘wij, vrouwen’, met een verondersteld gezamenlijk, eenduidig ‘wij’-profiel van vrouwen in de westerse/Nederlandse (rooms-katholieke) kerk. De auteurs merken bovendien op dat Halkes vaak ‘we’ gebruikte terwijl ze eigenlijk ‘ik’ bedoelde. Bovendien bleef ze denken binnen de haar vertrouwde, institutionele kaders, had ze die nodig om haar doel te bereiken en ambieerde ze voor zichzelf bestuursmandaten. Ze werd een boegbeeld in het verzet tegen het Nederlandse episcopaat. Tegelijkertijd was ze verknocht aan de traditie waarin ze was opgegroeid. Ze vond daarin woorden, verhalen en ideeën, gaf die vernieuwende inhouden en inspireerde zodoende een hele generatie vrouwen.

Dat ‘Crossing Borders’ als actueel theologisch congresthema gekozen wordt, is uiteraard geen toeval. Het biedt analytisch interessante perspectieven. Wat gebeurt er met mensen in de ruimte en tijd tussen het verlaten van de vertrouwde plek en het bereiken van de gedroomde eindbestemming? Niet alleen de letterlijke, maar vooral ook de metaforische betekenis van ‘grenzen’ en de ruimte ‘in between’ krijgen in genderstudies veel aandacht. Tussenruimte na een vertrek daagt wat vertrouwd is uit: taal, omgeving, identiteit of wetenschappelijke discipline. Tussenruimte tussen mensen kan worden gedacht als letterlijk ‘inter-esse’: een gedeelde ruimte. De notie ‘inter-esse’ erkent en respecteert het verschil tussen mensen. Het in-between is tegelijkertijd scheidend en verbindend, zoals het wit tussen gedrukte letters de betekenis van een woord bepaalt, of de stilte tussen de woorden gestalte geeft aan een gesproken zin. Met andere woorden: er gebeurt iets in die tussenruimte, iets dat te maken heeft met identiteit, verschil en betekenisverlening.

Anders dan het ‘wij, vrouwen’ van Halkes en haar tijdgenoten eisen mensen vandaag meer ruimte op voor diversiteit, voor een meervoudige beleving van hun identiteit, voor een divers ‘wij’

‘Wie bepaalt de standaarden?’ vroeg Halkes me in 1985. In de context van een sterk gepolariseerde Nederlandse rooms-katholieke kerk was het voor haar duidelijk wie of wat het ‘centrum’ was, met duidelijke regels, een vaste bepaling van wat juist is, met een strakke normativiteit. Bij centrum-periferiedenken worden identiteiten afgewogen aan wat mainstream aanvaard is. Anders dan het ‘wij, vrouwen’ van Halkes en haar tijdgenoten eisen mensen vandaag meer ruimte op voor diversiteit, voor een meervoudige beleving van hun identiteit, voor een divers ‘wij’. In de zoektocht naar de eigen identiteit vormt durven loskomen van centrum-periferiedenken een grote uitdaging. Mensen eisen ruimte op voor hun eigen vragen en beschrijven hun ervaringen in de tussenruimte van het verlaten van het vertrouwde en het bereiken van de gedroomde plek. In hedendaagse theorievorming krijgt bijvoorbeeld seksuele voorkeur als element van iemands identiteit veel aandacht: welke ruimte laten religieuze tradities aan LGTBQ-liefde (lesbian, gay, transgender, bisexual, queer)?

Zoeken vrouwen in genderstudies vandaag nog steeds ‘a room of one’s own’, zoals in de beginperiode van de academische vrouwenstudies? Worden mannen voldoende betrokken, voldoende uitgenodigd tot actief meedenken? Ook op dit punt is er, sinds de tijd van Halkes, inhoudelijk behoorlijk wat verschoven. Halkes verklaarde dat de lectuur van Mary Daly’s Beyond God the Father. Toward a Philosophy of Women’s Liberation (1973) de kentering in haar denken teweegbracht. Trekken kerngedachten uit de christelijke traditie, God die vader genoemd wordt en Jezus als incarnatie van bevrijding en heil in een mannelijk lichaam, grenzen? Een boek van Halkes kreeg in de Duitse vertaling de titel Gott hat nicht nur starke Söhne (1980) en ze gaf in 1981 aan een artikel de titel ‘God is geen machtig man’. Vrouwen stellen in vraag wat de sterke associatie tussen Jezus, God en mannelijkheid voor hen betekent en hopen op solidariteit van mannen in hun streven naar verandering.

Masculinity studies, een studiegebied dat aan belangstelling wint, daagt dertig jaar na de afscheidsrede van Halkes, (gelovige) mannen uit na te denken over een andere vraag: wat is de impact van deze associaties op hun persoonlijke identiteitsbeleving als man, en op de daaraan verbonden maatschappelijke en kerkelijke positie? Het kan ten voeten uit identiteit raken: velen zijn immers zelf vader, allen zijn ze zoon.

Annelies van Heijst en Marjet Derks, Catharina Halkes. ‘Ik verwacht iets groots’. Levenswerk van een feministisch theologe 1920-2011. (Nijmegen: Vantilt, 2016).
Uta Blohm, Marta Bodo, Sigridur Gudmarsdottir, Stephanie Knauss, Ruth Papacek (eds), In-between Spaces: Creative Possibilities for Theologies of Gender. (Leuven: Peeters, 2013, Journal of the European Society of Women in Theological Research, 21).

Veerle Draulans is verbonden aan de gender studies van de KU Leuven.

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen