Deel dit artikel

geschokt door de terroristische aanslagen in europa en in de verenigde staten en door het aanhoudende geweld in het midden-oosten proberen academici, journalisten en opiniemakers te begrijpen wat de is-strijders precies drijft. politieke en religieuze motivaties worden vaak als verklaring naar voren geschoven. een ander, meer provocerend standpunt, dat steeds vaker ingenomen wordt, is dat hedendaagse jihadi’s en terroristen door helemaal niets gedreven worden: ze zouden nihilisten zijn.

Jihad, terrorisme en de Islamitische Staat. Religie of nihilisme?

Willem Styfhals

In de nasleep van de terroristische aanslagen die Europa en de Verenigde Staten de afgelopen jaren troffen, verschenen talloze boeken en artikels die de motieven van jihadi’s en terroristen probeerden te doorgronden. Geconfronteerd met de vreselijke gebeurtenissen in het Westen en met de horror en het geweld die het Midden-Oosten teisteren, ontstond er onder academici, journalisten en opiniemakers een haast obsessieve drang om te begrijpen wat de IS-strijder precies drijft. De twee eenvoudigste verklaringsmodellen wijzen respectievelijk een politieke en een religieuze motivatie aan. Een aantal auteurs stelt dat terrorisme en jihadisme verklaard moeten worden op basis van geopolitieke factoren. Die kunnen erg divers zijn, maar in de meest dramatische zin zouden ze neerkomen op wat Samuel Huntington ‘the clash of civilizations’ noemde – een absolute botsing tussen het seculiere Westen en het islamitische Oosten. Deze politieke spanning mag volgens dit model dan wel overgoten zijn met een religieus sausje, noch de religie noch de islamitische theologie leren ons iets wezenlijks over de drijfveren van jihadistische organisaties zoals de Islamitische Staat. Die zou in eerste instantie een politieke organisatie zijn.

Een tweede model draait de zaken om: niet de politiek, maar de religie, met name de radicale islam en het salafisme, zouden de kern van de zaak zijn. Uiteraard manifesteert religie zich in het politieke domein, maar alleen door de islam te bestuderen kunnen we echt inzicht krijgen in het jihadisme. Hoewel beide modellen tot op zekere hoogte een overtuigende verklaring bieden voor de opkomst van het jihadisme en zelfs voor het ontstaan van IS, laten ze veel te wensen over als we de concrete motieven van terroristen of IS-strijders willen begrijpen. Het hoeft weinig betoog dat de meeste jongeren die zich bij IS voegen of aanslagen plegen in het Westen, nauwelijks op de hoogte zijn van de complexe politieke situatie in het Midden-Oosten of in de wereld, laat staan dat ze specialisten zijn in islamitische theologie. Vaak worden daarom specifieke socio-economische factoren aangedragen – (kans)armoede, ongelijkheid, racisme, islamofobie en andere – om te vatten waarom westerse jongeren radicaliseren, zich aansluiten bij jihadistische organisaties of zelfs tot gewelddadige actie overgaan. Een ander, meer provocerend standpunt dat steeds vaker ingenomen wordt, is dat hedendaagse jihadi’s en terroristen door helemaal niets gedreven worden: ze zouden nihilisten zijn. Het is precies deze nihilistische interpretatie van jihadisme en terrorisme die ik hier verder onder de loep wil nemen.

Om te begrijpen waarom westerse jongeren radicaliseren, zich aansluiten bij jihadistische organisaties of zelfs tot gewelddadige actie overgaan, worden vaak socio-economische factoren aangedragen

Nihilisme is natuurlijk eerst en vooral een filosofisch concept en zelfs een stroming in de moderne wijsbegeerte. De term nihilisme wordt door filosofen doorgaans gebruikt om een aantal radicale overtuigingen te benoemen, gaande van het geloof dat het leven geen zin heeft en dat waarheid niet bestaat, tot de totale ontkenning van het bestaan van morele waarden. Nihilisme is daarom een atheïstische stroming die traditioneel geassocieerd wordt met wat Friedrich Nietzsche ‘de dood van God’ noemde. Deze beroemde negentiende-eeuwse filosoof vond het woord nihilisme echter niet zelf uit. Deze ‘eer’ zou toekomen aan de zogenaamde Russische nihilisten, een groep anarchistische revolutionairen die rond 1860 de traditionele politieke en religieuze autoriteiten verwierpen en niet zelden hun toevlucht zochten tot geweld en zelfs terrorisme. Meer algemeen is het nihilisme een filosofie van de negatie. Het belichaamt een antifilosofie en een tegencultuur die zich keert tegen traditionele waarden of autoriteiten en die deze zelfs met geweld uit de weg wil ruimen. Nihilisme kan zo synoniem worden voor radicalisme, zinloos geweld en doelloze vernietiging. De nihilist is in die zin iemand zonder waarden of waarheid, iemand die geen ideologie of hoger doel aanhangt, en dus iemand wiens motieven we niet kunnen begrijpen omdat hij door helemaal niets (nihil) gedreven wordt. Het is precies in deze zin dat het concept nihilisme ook buiten de filosofie gebruikt wordt, bijvoorbeeld om een fenomeen zoals de Islamitische Staat te duiden.

In het debat rond jihadisme, terrorisme en de Islamitische Staat valt het woord nihilisme inderdaad te pas en te onpas, zowel in opiniestukken in Belgische en buitenlandse kranten als in academische en zelfs politieke discussies. Zo nam voormalig Amerikaans president Barack Obama het woord nihilisme in de mond na de aanslag op een nachtclub in Orlando in 2016. Obama is uiteraard geen academisch filosoof die het verband tussen Nietzsche en terrorisme bestudeert. Wat hij bedoelde wanneer hij de dader Omar Mateen en IS nihilistisch noemde, was precies dat zij geen waarden of ideologie aanhangen en dat hun zinloos geweld het product is van een leeg radicalisme. Obama’s analyse impliceert dat de motieven van de jihadi of terrorist niet van politieke en al zeker niet van religieuze of islamitische aard zijn. Als Omar Mateen een nihilist is, dan hangt hij geen enkele ideologie of religie aan. Bijgevolg kunnen zijn acties dan ook niet op het conto van de islam geschreven worden.

Een uitgewerkte versie van datzelfde argument vinden we terug in een recent boek van de Franse islamoloog Olivier Roy. In Le Djihad et la mort herkent Roy in het hedendaagse jihadisme en terrorisme een nihilistische problematiek. Gewelddadige radicaliseringen zijn volgens hem niet te verklaren vanuit de islam, maar louter vanuit een radicalisme dat omwille van zichzelf wordt nagestreefd. Radicalisme, geweld of terreur zijn geen middel, maar een doel op zich. Jihadisme en terrorisme, om het met zijn woorden te zeggen, zijn niet het resultaat van ‘de radicalisering van de islam, maar van de islamisering van de radicaliteit’. Dergelijk radicalisme is nihilistisch in de mate dat het niet langer gemotiveerd is door een hoger doel of een religieuze ideologie. Het hangt geen enkele waarde of waarheid aan buiten het radicalisme zelf en wil simpelweg breken met de bestaande waarden en waarheden van de westerse samenleving. De islam is dan louter de concrete vorm waarin dit nihilistisch radicalisme vandaag verschijnt, terwijl datzelfde radicalisme zich nog maar enkele decennia geleden inschreef in een links-revolutionair verhaal. Roy bespreekt bijvoorbeeld uitvoerig de gelijkenissen tussen de terreur van de Baader-Meinhofgroep en die van IS.

Het verschil tussen het linkse en het islamitische radicalisme ligt niet zozeer in het religieuze aspect van het hedendaagse terrorisme, maar in de fascinatie van de jihadi voor de eigen dood

Het uiteindelijke verschil tussen het linkse en het islamitische radicalisme ligt volgens Roy niet zozeer in het religieuze aspect van het hedendaagse terrorisme, maar in de fascinatie van de jihadi voor de eigen dood. Hij wijst op het schijnbaar triviale feit dat de daders steeds zelf omkomen in terroristische aanslagen. In een tijd waarin terrorisme bijna synoniem is geworden met zelfmoordaanslagen, vergeten we dat de zelfmoord van de terrorist niet noodzakelijk een strategisch voordeel biedt. In vele situaties zou de terrorist immers zijn eigen dood kunnen vermijden. Het meest treffende voorbeeld hiervan is misschien wel de mislukte aanslag in juni 2017 in het Centraal Station van Brussel. Op het moment dat de dader besefte dat zijn bom niet tot ontploffing zou komen, stormde hij af op de aanwezige militairen, terwijl hij ‘Allahu Akbar’ riep. Zijn bedoeling was onmiskenbaar om door hen neergeschoten te worden. Dergelijke gevallen laten voor Roy duidelijk zien dat de eigen dood de essentie van de terroristische daad uitmaakt. Ook de westerse jihadi’s die naar het Midden-Oosten reizen om zich bij IS te voegen, lijken dit met een gelijkaardige motivatie te doen: ze willen er sterven. Deze morbide obsessie van de terrorist of jihadi heeft opnieuw minder met religie zelf te maken dan met een nihilistische problematiek: een misprijzen tegenover het leven en een totaal gebrek aan een visie op morgen.

Hoewel de islam zeker niet de voedingsbodem van dit nihilisme is, biedt de theologie van de Islamitische Staat een religieus verhaal dat naadloos aansluit bij een nihilistisch radicalisme. Om het hedendaagse radicalisme te kunnen begrijpen is inzicht in de islam dus niet totaal irrelevant. Roy wil zeker de islam niet van elke verantwoordelijkheid voor het radicalisme vrijspreken. Hoewel de jihadi’s en terroristen zelf geen theologen en meestal niet eens devote moslims zijn, lijkt het toch niet toevallig dat ze aangetrokken zijn tot de religieuze modellen van het salafisme en van de Islamitische Staat. Beide modellen (het eerste geweldloos, het tweede extreem gewelddadig) bieden immers een kader voor de radicale, nihilistische breuk met de samenleving die de jihadi of terrorist nastreeft. Het is echter het apocalyptische wereldbeeld van de Islamitische Staat dat het aantrekkelijkst lijkt voor radicale nihilisten. IS gelooft immers dat het einde der tijden nabij is. De oprichting van het kalifaat is in die zin slechts een voorbereiding op de apocalyps. Als het einde der tijden nabij is, zo stelt de nihilist, hoeven we onze energie niet meer in deze wereld te steken. Het maakt bovendien weinig uit of we overleven of sterven. Net zoals de nihilist heeft de apocalypticus geen visie op de toekomst meer. Het enige wat rest is oorlog, vernietiging en de dood zelf. Morgen wordt de wereld niet meer beter, vandaag nog gaat hij ten onder.

Olivier Roys fascinerende interpretatie van jihadisme en terrorisme is fel gecontesteerd in Frankrijk. Met name Gilles Kepel, zowat Roys academische nemesis, maakte brandhout van zijn analyse. Voor Kepel is het wel degelijk de radicalisering van de islam en niet de islamisering van de radicaliteit die we moeten begrijpen. Hij vindt het naïef van Roy om de islam louter te reduceren tot een toevallige verschijningsvorm van het hedendaagse jihadisme en terrorisme. Om het probleem van de radicalisering in Frankrijk en de rest van Europa werkelijk te doorgronden heeft het geen zin om naar algemene concepten zoals het nihilisme te verwijzen of het te vergelijken met de linkse revolutionairen van weleer. Volgens Kepel moeten we juist de concrete sociale problematieken van moslimgemeenschappen bestuderen. De rol van fundamentalistische islam die een breuk probeert te slaan in de Europese samenleving kan daarom niet zomaar worden genegeerd. Hoewel Roy ook zelf toegeeft dat salafisme sociale vervreemding in de hand werkt, is zijn punt net dat de salafistische ideologie geen voldoende verklaring is voor gewelddadig jihadisme en terrorisme. Op zijn beurt verwijt Roy Kepel daarom de hele moslimgemeenschap te stigmatiseren door de islam zelf als de voornaamste oorzaak van gewelddadig radicalisme voor te stellen.

Ondanks hun diametraal tegengestelde standpunten zijn Roy en Kepel uiteindelijk geïnteresseerd in dezelfde fenomenen: gewelddadige radicalisering en terrorisme in Frankrijk en bij uitbreiding België. Hun focus is lokaal, net zoals de meeste Franstalige en Nederlandstalige literatuur over jihadisme en terrorisme trouwens (Pieter van Ostaeyens bijzonder informatieve boek Staat van Terreur is een uitzondering). Wanneer we er echter de stortvloed aan Engelstalige publicaties op naslaan, stellen we vast dat de focus hier eerder ligt op de studie van de Islamitische Staat in Irak en Syrië zelf. De Europese context of de concrete motivaties van jonge jihadi’s en terroristen komen hier veel minder aan bod dan de politieke situatie in het Midden-Oosten of de ideologie van IS. Toch wordt ook hier naar de thematiek van het nihilisme verwezen, zij het meestal in negatieve zin. Wanneer men de Islamitische Staat van naderbij bestudeert, zo beweert een aantal Amerikaanse onderzoekers, blijkt namelijk dat ze helemaal niet zo nihilistisch is als we zouden denken. Wanneer we geconfronteerd worden met de weerzinwekkende praktijken van IS in Syrië en Irak zijn we geneigd IS af te doen als een product van waanzin of sadisme. De leden van IS zouden geen grote idealen of waarden aanhangen, maar gewoon ziekelijke nihilisten zijn. Niets is echter minder waar, stelt Graeme Wood in zijn boek The Way of the Strangers: Encounters with the Islamic State. IS mag dan wel nihilisten en psychopaten aantrekken, zelf heeft het een zeer uitgesproken ideologie en zelfs een coherente theologie.

IS mag dan wel nihilisten en psychopaten aantrekken, zelf heeft het een zeer uitgesproken ideologie en zelfs een coherente theologie

Aan de hand van interviews met aanhangers van de Islamitische Staat probeert Wood inzicht te krijgen in deze ideologische en religieuze grondslagen. Hij is niet geïnteresseerd in het voetvolk van strijders en terroristen waar Roy over schrijft, maar bestudeert juist de ideologen. Zo schrijft hij onder meer over Anjem Choudary (de oprichter van Islam4UK), Musa Cerantonio (een radicale Australische activist), en Yahya ‘The American’ (de meest invloedrijke Amerikaan in de rangen van IS). Wood is in eerste instantie een onderzoeksjournalist en geen volbloed academicus zoals Roy. Eerder dan grote filosofische, maatschappelijke of politieke verklaringen te geven toont hij juist een diep inzicht in de individuele psychologie en religieuze motieven van zijn gesprekspartners.

In tegenstelling tot de meeste bestaande literatuur bespreekt Wood bovendien niet de politieke context waarin IS kon ontstaan of de militaire strategieën van de groep, maar laat hij zien op welke theologische concepten de IS-ideologen zich beroepen. Volgens hem zijn de leden van IS immers oprechte moslims die de islam niet zomaar aanwenden om hun gruwelen te rechtvaardigen of hun politieke agenda te legitimeren, maar houden ze er een coherente, zij het bijzonder ongewone, theologie op na. Deze theologie wortelt niet in het salafisme, zoals vaak beweerd wordt, maar in nog obscuurdere theologische tradities zoals het dhahirisme of het kharijitisme en in messianistische en apocalyptische speculaties. In tegenstelling tot Roy ziet Wood geen parallel tussen IS en het links-revolutionaire terrorisme, maar wel met andere messianistische revoltes – zoals de massazelfmoord van de leden van de People’s Temple in Jonestown of de aanval op de Grote Moskee in Mekka onder leiding van Juhayman Al-Utaybi, die geloofde dat het einde der tijden nabij was en dat zijn schoonbroer de islamitische Messias was. IS is met andere woorden een religieuze, ja zelfs islamitische organisatie voor Wood. Met enige zin voor provocatie stelde hij in zijn toonaangevende artikel ‘What ISIS really wants’(verschenen in het Amerikaanse tijdschrift The Atlantic): ‘De realiteit is dat de Islamitische Staat islamitisch is. Zeer islamitisch.’ Daarmee beweert hij natuurlijk niet dat de islam als zodanig verantwoordelijk gesteld kan worden voor IS, maar dat we zijn theologische en religieuze claims serieus moeten nemen om zijn drijfveren te begrijpen.

Wood neemt zo het tegenovergestelde standpunt van Olivier Roy in. Voor Roy moeten we jihadi’s en terroristen net niet als oprechte religieuzen begrijpen, maar als nihilisten met een radicale doodsdrift die zich in een religieus discours proberen in te schrijven. Wood laat daarentegen zien dat IS, zelfs al is het geobsedeerd door de dood, fundamenteel religieus is. Ondanks deze duidelijke tegenstelling zijn de posities van Roy en Wood tot op zekere hoogte complementair. Wood is immers geïnteresseerd in de theologische structuur van de Islamitische Staat dat het raamwerk biedt voor de radicale nihilisten waar Roy over schrijft. Beiden richten zich op twee aspecten van hetzelfde grotere fenomeen: Roy op de westerse jongeren die het voetvolk van IS vormen, Wood op zijn leiders en ideologen. In die zin sluiten religie en nihilisme elkaar misschien niet uit, maar zijn het twee kanten van dezelfde medaille. Hoewel IS een uitgewerkte en coherente ideologie aanhangt die minder nihilistisch is dan we zouden vermoeden, lijkt het toch niet toevallig dat precies die ideologie zo aantrekkelijk is voor radicale nihilisten. En hoewel die nihilisten nauwelijks kennis hebben van de islam en bezwaarlijk devote moslims genoemd kunnen worden, lijkt het ook niet toevallig dat ze zich identificeren met een religieuze ideologie. Om een fenomeen zoals IS te doorgronden volstaat het dus niet om het als religieus of nihilistisch te karakteriseren, maar loont het misschien om het te benaderen als religieus en nihilistisch.

Olivier Roy, Le Djihad et la mort. (Parijs: Le Seuil, 2016).
Graeme Wood, The Way of the Strangers: Encounters with the Islamic State (New York: Random House, 2017).

Willem Styfhals is als postdoctoraal onderzoeker verbonden aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte, KU Leuven. Hij werkt er op een project van het FWO-Vlaanderen over religieus nihilisme.

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen