Deel dit artikel

een geglobaliseerde wereld zal meer en meer moeten rekening houden met georisico’s, zoals aardbevingen, orkanen, vulkaanuitbarstingen, overstromingen of tsunami’s. als we de maatschappij willen wapenen tegen de ongewenste en vaak desastreuze gevolgen van deze fenomenen, dan zal ook de manier waarop we vandaag over georisico’s communiceren grondig moeten veranderen. Nu gaat de risicocommunicatie haar doel totaal voorbij.

Media, wetenschap en risicocommunicatie

Manuel Sintubin

In de communicatie over natuurfenomenen die een risico inhouden (‘geohazard’) en uiteindelijk kunnen uitgroeien tot een natuurramp (‘georisk’) gebruiken de media al te vaak een apocalyptische ondertoon. Doemdenken is troef. Elke storm is een bijna-ramp. Enkele gasbelletjes in een vulkaanmeer zijn voldoende om een nakende supervulkaanuitbarsting aan te kondigen. Bij elke aardbeving zijn er wel onheilsprofeten te vinden die verkondigen dat zo’n catastrofe ons ook hier boven het hoofd hangt. En iedere weergril wordt gezien als een teken van de onvermijdelijke klimaatopwarming. Op de onlineversie van de krant De Morgen vind je een mooi voorbeeld van dit ‘catastrofisme’ in de rubriek ‘Planet Watch’. Weerfenomenen staan onder de noemer ‘extreem weer’ en aardse gebeurtenissen onder de noemer ‘extreme aarde’. Als je er dan nog de titels van de individuele artikelen bij neemt, liggen de symptomen van dit verregaande catastrofisme open en bloot.

Een natuurfenomeen dat een beetje afwijkt van de norm, wordt al snel bestempeld als waarschuwing voor de ‘Apocalyps’

Een natuurfenomeen dat een beetje afwijkt van de norm – en wat is die norm trouwens? – wordt al snel als extreem bestempeld, of als waarschuwing voor de ‘Apocalyps’ die ons te wachten staat. Met dergelijke risicocommunicatie bereiken we net het tegenovergestelde van wat we zouden willen bereiken. Aan de ene kant kan ze leiden tot fatalisme. ‘We kunnen er toch niets aan doen’, hoor je mensen zeggen. Aan de andere kant wordt ook de geloofwaardigheid van de wetenschap meer en meer aangetast. ‘Wie gelooft die wetenschappers nog?’ Een verontrustend voorbeeld is het lopende aardbevingsproces in L’Aquila in Italië, waar wetenschappers worden beschuldigd van onvrijwillige doodslag. Door een fout gepercipieerde risicocommunicatie worden ze verantwoordelijk geacht voor de meer dan driehonderd dodelijke slachtoffers die te betreuren zijn na de aardbeving van 6 april 2009. Als het over risico’s gaat, krijgen wetenschappers het steeds moeilijker om wat ze weten – maar ook wat ze niet weten – op een genuanceerde manier over te brengen. Zeker aan een maatschappij die eigenlijk geen risico’s meer wil aanvaarden en al te snel op zoek gaat naar schuldigen. Die schuldigen zoekt ze niet alleen bij beleidsmensen, maar ook meer en meer bij de wetenschappers zelf. Het uiteindelijke resultaat van een op rampspoed gerichte risicocommunicatie is dat de maatschappij immuun wordt, raadgevingen in de wind slaat en uiteindelijk weerbaarheid verliest.

Het resultaat van een op rampspoed gerichte risicocommunicatie is dat de maatschappij immuun wordt en raadgevingen in de wind slaat

Risicocommunicatie moet dan ook totaal anders. Hierbij hebben zowel wetenschappers en ingenieurs, het publiek en de overheden, als de media een gedeelde verantwoordelijkheid. Enerzijds moeten wetenschappers en ingenieurs zich bescheidener opstellen en erkennen dat ‘wetenschap en technologie’ de maatschappij nooit volledig zullen kunnen vrijwaren van georisico’s. Ze moeten ook durven communiceren over de grenzen van hun kennen en kunnen. Anderzijds moet ook het brede publiek afstappen van het blinde vertrouwen dat er wel altijd ‘iemand’ een technologische of andere oplossing zal vinden om risico’s weg te nemen. Ieder individu binnen de samenleving zal meer zelf zijn verantwoordelijkheid moeten opnemen en de nodige maatregelen treffen om zich voor te bereiden op georisico’s waaraan hij kan worden blootgesteld. Dit veronderstelt natuurlijk een correct geïnformeerde burger.

Bij risicocommunicatie speelt ook het tijdskader van vele georisico’s ons parten. Dit tijdskader is niet het onze. Vaak komen de bewuste risico’s zo zelden voor, dat we het bestaan ervan vergeten zijn. Het tijdskader loopt hoe dan ook over meerdere generaties. De wetenschappelijke gemeenschap communiceert vaak aan de hand van waarschijnlijkheden: zo stelt ze bijvoorbeeld dat er zestig procent kans is dat er zich in de komende dertig jaar een aardbeving voordoet met een magnitude 6. Maar ze staat er niet altijd bij stil hoe de gewone burger die waarschijnlijkheid percipieert en uiteindelijk het risico tracht in te schatten. Hoe kan een burger de noodzaak aanvoelen om actie te ondernemen voor een georisico dat elk moment kan toeslaan, maar dat zich even goed pas binnen enkele eeuwen kan voordoen?

Wat moet er dan veranderen in de risicocommunicatie? Als we het voorbeeld nemen van aardbevingsrisico’s, dan vormen de Tohoku-aardbeving en tsunami, die op 11 maart 2011 de oostkust van Japan troffen, een kantelmoment voor de manier waarop we in de toekomst aardbevingsrisico’s zullen moeten aanpakken. Deze traumatische gebeurtenis trof immers een land dat zonder twijfel wetenschappelijk en technologisch het meest voorbereid is op aardbevingen en tsunami’s. Een aardbeving met een dergelijke magnitude werd echter niet mogelijk geacht voor de kusten van Honshu. Ze veegde dan ook alle gangbare wetenschappelijke concepten en algemeen aanvaarde aardbevingsmodellen van tafel. Het bestaande aardbeving- en tsunamiwaarschuwingssysteem was niet voorzien op deze onverwachte monsteraardbeving en bijbehorende tsunami. Planeet Aarde gedroeg zich gewoon niet volgens het boekje. De investeringen in ‘wetenschap en technologie’ hebben natuurlijk wel hun nut getoond en vele levens gered. Verder investeren in de wetenschap (het steeds nauwkeuriger inschatten van aardbevingsrisico’s) en de technologie (het ontwerpen van steeds performantere en snellere waarschuwingssystemen) blijft meer dan ooit noodzakelijk. Maar Tohoku heeft ons geleerd dat Planeet Aarde ons altijd een stapje voor zal zijn en dat we niet langer uitsluitend mogen rekenen op wetenschappelijke en technologische oplossingen. Tohoku dwingt ons tot enige bescheidenheid. Dit plotse besef heeft al snel geleid tot een nieuwe wind binnen de wetenschappelijke aardbevingsgemeenschap, die tot uiting komt op bijeenkomsten, op blogs en in opiniestukken in de kwaliteitsmedia. De focus moet meer verschuiven van de wetenschappelijke en technologische aspecten naar risicocommunicatie en ‘risicogeletterdheid’, aangepast aan de geglobaliseerde wereld van de eenentwintigste eeuw.

Wetenschappers en ingenieurs moeten investeren in een ‘informed citizenry’ – geïnformeerde burgers. Ze moeten op een proactieve manier de overheden informeren en hen erop wijzen dat ze met de aangebrachte kennis aan de slag moeten voor onder andere signalisatie-, evacuatie- en herstelplannen. Maar daar blijft het niet bij. Wetenschappers en ingenieurs moeten de veilige academische cocon durven verlaten. Ze moeten de boer op en alles inzetten op een ‘preparedness’, die diep geworteld is in de lokale gemeenschappen. Dit kunnen ze echter niet alleen. Ze hebben hiervoor de hulp nodig van hun collega’s sociologen, psychologen en antropologen. Alleen door samen een krachtige communicatiestrategie uit te bouwen kunnen uiteindelijk de gewenste mentaliteits- en gedragsveranderingen bij elke individuele burger worden bewerkstelligd. Zo’n strategie kan trouwens niet bestaan uit een algemene folder in de brievenbus of een campagne op tv en radio. Individuele burgers moeten zich aangesproken voelen: het moet ‘hun’ voorbereidingsplan zijn. En zelfs dat volstaat nog niet. Tussen theorie en praktijk zit vaak een immense kloof. De ‘geïnformeerde burger’ moet ook geregeld de kans krijgen om binnen de lokale gemeenschap te oefenen. Ook hierin kunnen wetenschappers en ingenieurs, samen met de lokale overheden, een zichtbare rol spelen. De academische wereld zou moeten inspelen op de nood aan aangepaste strategieën in risicocommunicatie. Een universitaire onderzoeksgemeenschap is bij uitstek de omgeving waar wetenschappers, ingenieurs, sociologen en anderen elkaar ontmoeten en samen successen en mislukkingen in risicocommunicatie uit het verleden onder de loep kunnen nemen en zo strategieën van de toekomst uittekenen. En waarom zouden die onderzoeksinspanningen niet kunnen worden vertaald in interdisciplinaire opleidingen in risicocommunicatie en -geletterdheid?

Door de ‘geïnformeerde burger’ alle instrumenten te geven om zich weerbaar (‘resilience’) op te stellen en zich voor te bereiden op relevante georisico’s (‘preparedness’), wordt ook de lokale gemeenschap versterkt. Op het moment dat het onheil toeslaat, wordt de overheid niet geconfronteerd met een ‘passieve’, hulpeloze bevolking, die wacht tot de nodige hulp komt, en ondertussen al de verantwoordelijkheid voor het geleden onheil in andermans schoenen (de overheid of de wetenschappers) tracht te schuiven. Daartegenover staat een weerbare en voorbereide gemeenschap die actief een rol speelt in het herstelproces, zelfs onmiddellijk nadat het onheil toeslaat. Op die manier kan men de gevolgen van een georisico niet alleen ‘verzachten’ maar ook en vooral desastreuze gevolgen van een georisico ‘vermijden’. Een ‘geïnformeerde burger’ weet immers zelf de ‘natuurlijke signalen’ correct te lezen, weet waar het risico het grootst is, weet hoe dit te vermijden en is getraind de juiste acties te ondernemen tijdens en onmiddellijk na het gebeuren.

Risicocommunicatie moet een interactief proces worden waar kennis en opinies worden gedeeld tussen alle betrokkenen – wetenschappers, ingenieurs, overheden en burgers.

Wetenschappers en ingenieurs waren in het verleden misschien te veel de slaaf van de rationaliteit van kennis en technologie. Ze konden toch het georisico inschatten en ze hadden toch alle technologische oplossingen op de tekentafel? Waarom blijven er dan toch zoveel slachtoffers vallen? Omdat de mens nu eenmaal geen rationeel wezen is. Meer dan ooit moeten wetenschappers zich middenin de maatschappij begeven, niet alleen om ‘hun boodschap’ te verkondigen, maar ook om te luisteren en samen te werken aan een door de gemeenschap gedragen ‘preparedness solution’, waarin hun wetenschappelijke kennis en technologische oplossingen natuurlijk een cruciale rol spelen. Risicocommunicatie gaat niet over het afkondigen van de onvermijdelijke Apocalyps, maar moet een interactief proces worden waar kennis en opinies worden gedeeld tussen alle betrokkenen – wetenschappers, ingenieurs, overheden en burgers. Ook de media moeten hier worden ‘heropgevoed’. In plaats van bij elk – al of niet afwijkend – natuurfenomeen een apocalyptische boodschap te brengen, zouden ze dergelijke gebeurtenissen moeten gebruiken als leermoment om hun lezers te informeren hoe zij zich het beste op georisico’s voorbereiden. Dat zou pas een nuttig en lezenswaardig krantenartikel opleveren.

Een proactieve communicatieaanpak is meer dan ooit een kwestie van leven en dood – ook letterlijk. De georisico’s inherent aan onze ‘levende planeet’ zullen niet verdwijnen. Leven op Planeet Aarde is en blijft een risicovolle onderneming. Maar de exponentiële bevolkingsexplosie, samen met de versnelde verstedelijking, maakt de maatschappij van de eenentwintigste eeuw kwetsbaarder voor georisico’s dan voorheen. Wetenschappers en ingenieurs hebben hier meer dan ooit een erg belangrijke maatschappelijke verantwoordelijkheid, zeker in tijden waarin wetenschap meer en meer in vraag wordt gesteld. Als ze het pleit niet willen verliezen, dan zullen ze zwaar moeten investeren in hun maatschappelijke rol. En dat zullen ze niet doen met een zoveelste publicatie in Nature maar wel met een zoveelste informatiesessie in een parochiezaaltje.

Manuel Sintubin is als geoloog verbonden aan de KU Leuven en University of California, Berkeley.

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen