Deel dit artikel

sciencefiction is het creatieve antwoord van schrijvers, musici en kunstenaars op technologische nieuwigheden en veranderingen in de maatschappij. in het vroegtwintigste-eeuwse Rusland verwierf deze ‘wetenschappelijke fantasie’ al snel een publieke cultstatus, niet alleen als sociaal en politiek commentaar op de nieuwe technologische realiteit, maar ook omwille van de existentiële vragen die ze opriep.

Technokunst, (post)moderniteit en Russische sciencefiction

Ellen Rutten

‘Science fiction is the most important literature in the history of the world, because it’s the history of ideas, the history of our civilization birthing itself.’
Ray Bradbury, 1995

In september 2013 bezocht ik in de Haarlemse Hallen Dread: Fear in the Age of Technological Acceleration. Op deze door dj/curator Juha van ’t Zelfde samengestelde tentoonstelling zag ik verschillende voorbeelden van technokunst, gaande van Constants utopische toekomststad New Babylon (1959) tot James Bridles Instagramfoto’s van droneaanslagen (Dronestagram, 2012). Euforie, weerstand, vrees: stuk voor stuk thematiseerden de tentoongestelde werken emotionele reacties – positief, negatief of kritisch – op technologische vernieuwing. Zodra technologische nieuwigheden op brede schaal geïntroduceerd worden – denk aan de stoommachine, de televisie, de digitale media – duiken telkens opnieuw ook collectieve dromen, fantasieën en angsten op. Brengen deze nieuwe uitvindingen de mensheid eindelijk welvaart en geluk? Of zouden ze de mens juist schaden of in gevaar brengen? Openen ze deuren naar tot nu toe ongekende (fantasie)werelden?

Creatieve professionals – schrijvers, critici, kunstenaars, filmmakers – spelen een belangrijke rol in het doorlopende publieke debat over technologische innovatie. Hoe gaan en gingen zij om met de euforie, de angsten en de fantasieën die technologische en wetenschappelijke doorbraken teweegbrengen? In dit essay wil ik stilstaan bij die vraag door te kijken naar het genre van de sciencefiction. Sciencefiction of scifi werd lang beschouwd als argeloos vermaak, maar in de afgelopen decennia hebben experts die visie ingewisseld voor een beduidend serieuzere blik op het genre. De Amerikaanse sciencefictionschrijver Ray Bradbury ging in 1995 zelfs zo ver om te beweren dat sciencefiction gelijkstond aan ‘the history of ideas’ en ‘the history of our civilization birthing itself’. In wat volgt bekijk ik sciencefiction in relatie tot een gebied dat een speciale band heeft met het genre, namelijk Rusland. In We Modern People: Science Fiction and the Making of Russian Modernity stelt Anindita Banerjee immers dat sciencefiction een cruciale rol speelde in de ontwikkeling van het Russische ‘moderne’ zelfbegrip.

Sciencefiction of scifi werd lang beschouwd als argeloos vermaak, maar in de afgelopen decennia hebben experts die visie ingewisseld voor een beduidend serieuzere blik op het genre

Laat ik beginnen bij de uitingen van angst, vreugde en fantasie, die uitgelokt worden door technologische veranderingen. Dergelijke intense emotionele reacties zijn niet stabiel, en nemen vooral toe in periodes waarin ons gebruik van nieuwe technologieën radicale veranderingen kent. 2014 kunnen we gerust zo’n piekmoment noemen, want niemand ontkent dat met de komst van digitale en mobiele media ons dagelijkse leven drastisch aan het veranderen is. Het zou echter onjuist zijn om te denken dat technologische vernieuwing alleen tech-savvy experts aangaat. Innovaties met maatschappelijke impact worden ook voortdurend gevolgd en becommentarieerd door wetenschapsjournalisten, leken en creatieve professionals. Dat bleek onder meer uit de werken van de Dread-tentoonstelling in Haarlem – door Kunstbeeld uitgeroepen tot de beste groepstentoonstelling van 2013 – maar ook uit de recente heropleving van het sciencefictiongenre. Van de late jaren 1980 tot nu bloeide de sciencefiction: in Amerikaanse bioscoophits als Moon (2009) en Gravity (2013); in Russische biopics over de astronaut Joeri Gagarin; in muziekprojecten als Sun Rings (2002, een gezamenlijk werk van componist Terry Riley en het Kronos Quartet, waarin geluidsopnamen van de Voyager centraal staan); in cyberpunkproza; en ten slotte in door scifi geïnspireerde tentoonstellingen (zoals Dread, maar ook de tentoonstelling Horizon (Nebosklon, 2013), waar hedendaagse kunst over ‘het hemelse, het aardse, het kosmische en hun interacties’ werd getoond in het Planetarium in Moskou).

Dit is een tamelijk willekeurige greep uit een scala aan tentoonstellingen, films, documentaires, boeken en muzikale composities die illustreren dat sciencefiction in de eenentwintigste eeuw een wedergeboorte beleeft. Een wedergeboorte, want het genre is natuurlijk niet nieuw. Sciencefictionproza, -muziek en -film floreerden tijdens de ruimtewedloop van de jaren 1960. En ook tijdens de late negentiende en vroege twintigste eeuw trok het genre grote scharen fans aan. In de decennia voor en na 1900 getuigde de wereld immers van de opkomst van een reeks nog ingrijpender technologische innovaties, zoals de elektriciteit, de film, de luchtvaart en het gemotoriseerde transport. En net als nu waren schrijvers, musici, kunstenaars en journalisten nauw betrokken bij die nieuwe ontwikkelingen.

Technische verandering ontketent altijd reacties van creatieve pioniers, zo zou je het plaatje dat ik tot nu heb geschetst kunnen samenvatten. Maar de realiteit is complexer. Dat kan mooi worden geïllustreerd aan de hand van het vroegtwintigste-eeuwse Rusland. Rusland was toen niet alleen een internationaal geroemde broedplaats van avant-garde-experiment en technologische vernieuwing, het was ook de plek waar sciencefiction al vroeg een publieke cultusstatus verwierf, veel vroeger dan bijvoorbeeld in de Engelstalige culturen. ‘Het moderne leven’, zo beschreef de beroemde Russische schrijver Jevgeni Zamjatin (1884-1937) de nieuwe wereld in 1923, ‘heeft zijn simpele realiteit verloren. Het wordt niet alleen op oude ijkpunten geprojecteerd, maar ook op de dynamische coördinaten van Einstein, van het vliegtuig. In deze nieuwe projectie veranderen zelfs de formules en objecten die we het best kennen van plaats, ze worden fantastisch, en het bekende wordt onbekend … En deze nieuwe bakens staan duidelijk voor de nieuwe literatuur: van “dagelijks leven” naar “realiteiten van het zijn”, van natuurkunde tot filosofie, van analyse tot synthese.’

Dit citaat van Zamjatin pronkt prominent op de eerste pagina van We Modern People: Science Fiction and the Making of Russian Modernity van Anindita Banerjee, die als literatuurhistorica verbonden is aan Cornell University. De titel van deze publicatie, die de relatie tussen wetenschap, technologie, fictie en moderniteit in Rusland onderzoekt, is ontleend aan nog een ander citaat van Zamjatin. Met dit boek won Banerjee in 2012 de eerste Science Fiction and Technoculture Studies Book Award. Terecht, want in haar studie ontrafelt ze knap de complexe relatie tussen creatief denken en technologische vernieuwing. Haar conclusies zijn niet alleen relevant voor ons begrip van Rusland in het begin van de twintigste eeuw, maar ook voor het hier en nu.

In We Modern People richt Banerjee haar blik op het Rusland van de late negentiende en vroege twintigste eeuw. Daarbij bekijkt ze de onlosmakelijke relatie van sciencefiction – of ‘wetenschapsfantasie’ (nautsjnaja fantastika), zoals het genre in Rusland traditioneel heet – tot de moderniteit. Om die relatie te begrijpen, zo argumenteert Banerjee, moeten we een aantal bestaande aannames over scifi loslaten. De term staat niet voor eenvoudig entertainment, maar evenmin voor ondubbelzinnig politiek verzet. Die laatste veronderstelling is immers bijna even hardnekkig dan de eerste: vele bestaande studies stellen de ‘wetenschappelijke fantasieën’ van Russische kunstenaars en schrijvers gelijk aan onomwonden dissidentschap, aan een door het stalinisme onbezoedeld humanisme, een anti-Sovjetdenkmodel. Bestaand onderzoek presenteert sciencefiction, aldus Banerjee, ‘almost exclusively in terms of a historic rupture with totalitarianism and an aesthetic rebellion against Socialist Realist literature mandated by the state.’ Banerjee laat zien dat in werkelijkheid de betekenis van het genre die nauwe en verpolitiseerde definitie ruimschoots overstijgt.

De opkomst van de Russische sciencefiction kan niet worden gereduceerd tot een verhaal van politiek protest

We Modern People is opgedeeld in vier hoofdstukken over de relatie tussen sciencefiction enerzijds en ruimte, tijd, elektriciteit en spiritualiteit anderzijds. Wie deze analyse leest, moet wel concluderen dat de opkomst van de Russische sciencefiction niet kan worden gereduceerd tot een verhaal van politiek protest. Die opkomst is wel verbonden met een ander, meer filosofisch verhaal, namelijk dat van de moderniteit. De ‘wetenschappelijke fantasie’ van de jaren 1890 tot en met 1920 reageerde op nieuwe wetenschappelijke en technologische realiteiten – zoals de relativiteitstheorie, de luchtvaart, de film – en de prangende existentiële vragen die ze opriepen. Wat voor mens was de mens die vloog? Wat betekende Einsteins doorbraak voor het dagelijkse leven? Wat was de relatie van elektriciteit – en de maatschappijbrede introductie daarvan – tot de politieke structuur van een maatschappij? Schrijvers en denkers, zoals de zojuist genoemde Zamjatin, maar ook bekende Russische symbolisten als Andrej Belyj en Valerij Brjoesov gebruikten futuristische verhaallijnen om het antwoord op deze en andere levensvragen te onderzoeken.

Dat betekent overigens niet dat scifiproza, -kritiek en -kunst louter een filosofische functie had. Voor een auteur als Zamjatin diende sciencefiction – bijvoorbeeld in zijn beroemde anti-utopische roman Wij (My, 1929) – als veel meer dan een narratief vehikel om een nieuwe wereld te begrijpen. Het was ook een voedingsbodem voor prachtige verhalen, en dat geldt voor vele van de auteurs die Banerjee in haar studie bespreekt. Hun fictie hoort tot de absolute literaire en artistieke hoogtepunten van de twintigste eeuw. Evenmin moeten we de sciencefiction van een auteur als Zamjatin lezen als een passieve reflectie op bestaande sociale en technologische ontwikkelingen. Banerjee spreekt liever van een ‘symbiotic emergence’. Voor Russische denkers, schrijvers en kunstenaars van de late negentiende en vroege twintigste eeuw stelt ze dat ‘[s]cience fiction … connoted much more than a by-product of the consiousness that science and technology had become the primary driving forces of modern life[:] … it evolved into an important participant in the formation of that consciousness.’

Sciencefiction beschreef niet zozeer een nieuwe realiteit, ze droeg bij aan het ontwerpen van die realiteit

Met andere woorden: sciencefiction beschreef niet zozeer een nieuwe realiteit, de ‘wetenschappelijke fantasie’ droeg bij aan het ontwerpen van die realiteit. Sciencefictiontijdschriften overbrugden een kloof tussen de middenklasse en een verwereldlijkte intelligentsia. Sciencefiction bood een uitweg uit het dilemma tussen rationaliteit of esthetiek, waar vele tijdgenoten zich voor geplaatst zagen. En sciencefictionauteurs introduceerden radicaal nieuwe visies op de Russische nationale identiteit – visies die politiek niet zonder gevolgen bleven. Kortom, sciencefiction bood veel meer dan lijdzaam sociaal commentaar: ‘[S]cience fiction generated entirely new paradigms for … curing Russia’s predicament of dual peripherality. To be sure, its ambitious projections of transportation, communications, and media legitimized the imperial logic of expansion and control. Just as often, however, science fiction used the same tools for translating Russia’s distance from Western-style modernity into the privileged position of a critical outsider. Through the expanding frontiers of its fantastic environments, the reader in every Russian living room could reimagine the absent nation as a third realm beyond the binary division between West and East, progress and backwardness. Science fiction thus also became the staging ground for a uniquely Russian third way of seeing, knowing, and inhabiting the world.’

Wie de crisis in Oekraïne volgt, weet niet alleen dat deze in sciencefiction geboren ‘uniquely Russian third way of seeing … the world’ vandaag springlevend is, maar ook dat zij zich allesbehalve beperkt tot de wereld van de kunsten. Hoe deze en andere sociale functies van Russische sciencefiction zich ontwikkelden, en waarom Banerjee de wat abstracte term ‘heterochronotopia’ ideaal vindt om die functies te vangen, laat zich het best lezen in haar soms hermetische, maar consistent levendige en rijke studie. Ik wil haar verhaal hier niet navertellen, maar grijp haar analyse graag aan voor een parallel met het hier en nu. In haar inleiding betitelt Banerjee haar analyse als ‘particularly apt from the vantage point of our own present, widely understood to be in the midst of a similar transformation of which science and technology are also the chief driving forces’. Ze trekt terecht een vergelijking met de eenentwintigste eeuw: een muziekstuk als Sun Rings of een tentoonstelling als Horizon doen voor onze tijd wat Zamjatins ideeën deden voor zijn tijdgenoten. Zij becommentariëren en beschrijven de gevoelens die een nieuwe realiteit oproept, maar door dat te doen, dragen ze ook bij aan het vormgeven van die realiteit.

Wat gebeurt er als we Banerjees ideeën loslaten op cyberpunkproza, op Sun Rings of op Horizon of Dread? Volgens Banerjee illustreert en beïnvloedt klassieke sciencefiction de ‘disjunctive relationship with the locations and histories of the modern world’ van haar makers. Kunnen we zeggen dat cyberpunkauteurs, het Kronos Quartet, en de Horizon-kunstenaars hun werk op een vergelijkbare manier gebruiken? Verbeelden zij hierin ook hun ‘disjunctive relationship with the locations and histories’ van onze veranderende wereld? En ziet die relatie er anders uit voor Russische dan voor Nederlandse of Belgische creatieve professionals van nu? Beïnvloedt, omgekeerd, hun werk die postmoderne en snel digitaliserende wereld op dezelfde manieren als sciencefiction eerder de moderniteit beïnvloedde? Kunnen we spreken van een ‘symbiotic emergence’ niet alleen van moderniteit en sciencefiction, maar ook van postmoderniteit en wat je een golf van nieuwe sciencefiction en ‘technokunst’ zou kunnen noemen?

Om die vragen te beantwoorden is een uitgebreide studie nodig. Dat een dergelijke studie de moeite van de tijdsinvestering waard is, staat buiten kijf. Banerjees analyse en de hier besproken voorbeelden laten immers samen, hoe onderling verschillend ook, één ding duidelijk zien: sciencefiction – en, breder, creatieve projecten die reageren op technologische vernieuwing – is niet alleen een artistiek waardevol genre op zich, het is ook een uitstekend middel om ‘the history of our civilization birthing itself’ te ontrafelen.

Anindita Banerjee, We Modern People: Science Fiction and the Making of Russian Modernity. (Middletown, CT: Wesleyan University Press, 2013).
Dread: Fear in the Age of Technological Acceleration, De Hallen, Haarlem. (07.09.2013-24.11.2013, tentoonstellingswebsite: http://www.dehallen.nl/nl/tentoonstellingen/Dread/).

Ellen Rutten is slaviste verbonden aan de Universiteit van Amsterdam.

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen