Deel dit artikel

‘neuro is hot’. wereldwijd verdringen cognitieve neurowetenschappen de ‘traditionele’ psychologie. steeds meer onderzoekspsychologen houden zich exclusief bezig met het zoeken naar verklaringen op hersenniveau. betekent dit dat de psychologie maar beter vervangen wordt door de hersenwetenschap? johan wagemans vindt van niet: de rol die hij voor de psychologie ziet weggelegd is die van schakeldiscipline tussen de menswetenschappen en de biomedische, exacte en toegepaste wetenschappen.

Weg met de psychologie!?

Johan Wagemans

Weg met de psychologie!? Met die titel, maar dan met een uitroepteken, opende Victor Lamme zijn oratie toen hij in 2004 het ambt van hoogleraar in de Cognitieve Neurowetenschap aanvaardde bij de afdeling Psychologie van de Universiteit van Amsterdam. In die oratie vraag hij God wanhopig om raad omdat hij geen visie heeft op het vakgebied. Gaandeweg ontspint zich een dialoog waarbij God vragen stelt over het wezen van de psychologie, de functie van het bewustzijn en de relatie tussen geest en lichaam. Al gauw blijkt dat Victor Lamme wel degelijk een visie heeft en zelfs een heel radicale: probeer psychologische functies als aandacht, waarneming en bewustzijn te begrijpen vanuit de hersenen, en zie hoever je komt zonder het poneren van de geest als een zelfstandige entiteit, los van het lichaam. Daarmee pleit hij tegen het impliciete dualisme dat de psychologie nog steeds kenmerkt. Psychologen houden meestal wel van dit soort discussies, maar een pleidooi om het vakgebied als geheel overboord te gooien komt toch best hard aan. Je kunt dit naast je neerleggen. Lamme studeerde immers geneeskunde (zonder ooit een patiënt aan te raken, zegt hij zelf) en hij noemt zichzelf een hersenonderzoeker. Je kunt als psycholoog gemakkelijk zeggen dat hij ‘niet één van ons’ is en dus niet weet waar hij het over heeft.

Maar er is meer aan de hand. Wereldwijd is er een beweging gaande in de richting van meer hersenonderzoek en minder psychologie in de traditionele betekenis van het woord: als gedragswetenschap die het functioneren van de mens onderzoekt in al zijn facetten, met inbegrip van de wisselwerking met de sociale omgeving, de ontwikkeling, de problemen die hierbij kunnen ontstaan (relatieproblemen, gedragsproblemen, psychopathologie), en toepassingen in bedrijven, organisaties, scholen of sport. De psychologie heeft steeds ook onderzoek verricht over de lichamelijke basis van gedrag en psychologische functies, voornamelijk dan in de hersenen. Die zijn zonder enige discussie noodzakelijk voor menselijk gedrag: zonder hersenen geen psychologische functies, zoveel is duidelijk. Maar betekent dit ook dat psychologie dan maar beter vervangen wordt door hersenwetenschap? Wordt de psychologie overbodig als we steeds meer te weten komen over de hersenmechanismen die ten grondslag liggen aan gedrag en mentale functies als waarneming, geheugen of redeneren? Er zijn verschillende aspecten aan deze vraag en daarom werd aan de titel boven dit stuk een vraagteken toegevoegd, naast het uitroepteken van Lamme.

Waarom zou iemand het einde van de psychologie aankondigen? Natuurlijk staat het stoer om een oratie voor een leerstoel in de psychologie te beginnen met zo’n titel. Maar er is meer. Het is gewoon een feit dat steeds meer onderzoekspsychologen zich exclusief bezighouden met het zoeken naar verklaringen op hersenniveau. In vele psychologiedepartementen in het buitenland worden leerstoelen experimentele of cognitieve psychologie vervangen door leerstoelen in de cognitieve neurowetenschappen. Topuniversiteiten trekken de beste psychologen aan door ze de nieuwste faciliteiten voor hersenscanning aan te bieden. Nederlandse collega’s klagen dat ze bij het NWO niet langer aan de bak komen als ze niet een substantieel stuk ‘neuroimaging’ opnemen in hun onderzoeksvoorstel. In Vlaanderen loopt het zo’n vaart nog niet, hoewel ook hier een zekere trend in die richting is ingezet.

Een deel van die trend is minstens ingegeven door het wereldwijde succes van dit type onderzoek, zowel in de ontdekkingen en doorbraken zelf als in de publieke erkenning ervan. Met functionele neuroimaging raakt men af en toe in topbladen als Science en Nature en ook in bepaalde neurowetenschappelijke tijdschriften zoals Neuroimage en Neuropsychologia, met impactfactoren die gemakkelijk het dubbele halen van zeer goede psychologievakbladen. In tijden waarin dit soort kwantitatieve indices steeds meer de carrièrekansen bepalen, vormt dit een zeer aantrekkelijk perspectief voor jonge, ambitieuze wetenschappers. Een zekere pikorde onder de wetenschappen is hier niet vreemd aan. Binnen de neurowetenschappen staan de moleculaire neurowetenschappen boven de cognitieve neurowetenschappen, en binnen de psychologie staat de cognitieve neuropsychologie boven andere vormen van psychologie, als het op prestige en uitstraling aankomt. Een directe weerspiegeling hiervan vindt men in de rangschikking van tijdschriften in Web of Science. Instanties zoals de European Research Council zijn daar niet immuun voor. Waar cognitieve neurowetenschappers aanvankelijk bij ‘life sciences’ postuleerden, doen ze dit nu bij ‘social sciences & humanities’ omdat ze bij de eerste groep niet bij de top behoren en bij de tweede groep wel, wat een aanzienlijke invloed heeft op hun slaagkansen.

Sommige wetenschappers denken hun aanzien te verhogen door ‘neuro’ als een soort kwaliteitslabel aan hun vakgebied toe te voegen

‘Neuro’ is ‘hot’. De wetenschapsjournalisten die de toegangspoort tot commerciële bladen zoals Science en Nature bewaken, zijn tuk op papers die de neurale basis beweren bloot te leggen van allerlei psychologische fenomenen, functies of ziektes. Maar ook wetenschappers zelf denken hun aanzien te kunnen verhogen door ‘neuro’ als een soort kwaliteitslabel aan hun vakgebied toe te voegen. Wat te denken van neuropedagogiek, neuro-economics, neuro-esthetiek of zelfs neuropsychoanalyse? Ik dacht even een grapje te maken en op te roepen tot het oprichten van de neurotheologie, maar tevergeefs. Ik kom te laat, het bestaat al. Het gaat dan telkens om vakgebieden die de neurale basis bestuderen van hun ‘core business’, zoals opvoeding en het opvoedend handelen, economische beslissingen, kunst, creativiteit of esthetische ervaring. Wellicht verwijzen ze daarmee naar een soort doorsnede tussen hun eigen vakgebied en de neurowetenschappen, maar is die doorsnede er wel? Worden er niet een paar tussenschakels overgeslagen? Moeten we bijvoorbeeld niet eerst wat meer weten over de neurale mechanismen van leren en geheugen, vooraleer we kunnen spreken over de manier waarop leerkrachten en opvoeders die mechanismen kunnen aanspreken in hun onderwijs of pedagogisch handelen? Ik zie hier grote uitdagingen voor de bruggenbouwers die zich aan dit soort koppelingen tussen de onderscheiden aspecten van de realiteit moeten wagen.

De neurowetenschappen functioneren als een soort pletwals voor kleinere disciplines zoals de psychologie

De neurowetenschappen zijn niet alleen de aantrekkelijke sirene die de andere wetenschappers lokt. Ze functioneren ook als een soort pletwals voor kleinere disciplines zoals de psychologie. PLoS ONE, een groot internationaal elektronisch tijdschrift met ‘open access’, dat primaire rapportering verwelkomt van onderzoek uit alle wetenschappelijke disciplines, werkt met een onderverdeling van 58 vakgebieden, waaronder biologie, chemie, computerwetenschappen, ecologie, fysica, wiskunde, naast allerlei subdisciplines van de geneeskunde. Psychologie is niet als apart vakgebied opgenomen maar komt aan bod als onderdeel van de neurowetenschappen. Nature, het icoon van de brede, multidisciplinaire wetenschapsmagazines, gaat nog een stap verder en werkt sinds kort met slechts vier grote vakgebieden: ‘physical sciences, chemical sciences, biological sciences, earth & environmental sciences’. Hoewel psychologie iets beter aan bod komt dan sommige andere disciplines, omdat dit onderzoek vaak een breed publiek aanspreekt en dus goed verkoopt, worden psychologische studies steevast ondergebracht bij de biologie. In zekere zin is dat ook terecht: menselijk leven is een vorm van leven en psychologie bestudeert nu eenmaal een aantal aspecten van menselijk leven. Volgens dezelfde redenering is het ook terecht om de psychologie onder te brengen bij de neurowetenschappen: menselijk gedrag wordt gestuurd vanuit de hersenen en het zenuwstelsel speelt zonder twijfel een cruciale rol bij de verklaring van dit gedrag.

Aan de andere kant is er ook heel wat te zeggen tegen deze hiërarchische onderverdeling. Veel factoren die menselijk gedrag bepalen, liggen buiten de hersenen, zoals opvoeding, sociaal-culturele context of vroegere ervaringen. Men kan zeggen dat ook die factoren gemedieerd worden door hersenprocessen, want zonder verwerking door de hersenen of neerslag in de hersenen, zouden deze externe factoren geen invloed kunnen uitoefenen op het gedrag. Maar dat betekent nog niet dat de verklaring van gedrag ten volle in deze hersenprocessen ligt. Dergelijk reductionisme zou immers ook alle andere wetenschapsgebieden herleiden tot één of andere vorm van natuurkunde als de enige echte, volle wetenschap van de materie.

In de plaats van een hiërarchische relatie tussen neurowetenschappen en psychologie is het beter om beide disciplines als slechts ten dele overlappend te beschouwen

In de plaats van een hiërarchische relatie tussen neurowetenschappen en psychologie is het beter om beide disciplines als slechts ten dele overlappend te beschouwen. Zoals de neurowetenschappen op veel niveaus bedreven worden, van moleculair tot systeemniveau, zo is de psychologie een huis met vele kamers waarvan slechts een aantal disciplines zich toespitst op het verklaren van de neurale basis van gedrag en mentale (dis)functies. In deze doorsnede ontmoeten psychologie en neurowetenschappen elkaar. Daar vinden we subdisciplines als neuropsychologie en psychofysiologie, gedragsneurowetenschappen, cognitieve neurowetenschappen of affectieve neurowetenschappen. Dergelijke doorsnedes vinden we ook tussen andere grote disciplines, zoals de biofysica en de biochemie. Die betreffen dan de studie van onderwerpen waar onderzoekers vanuit verschillende invalshoeken en expertises samen onderzoek doen op het raakvlak tussen hun respectievelijke basisdomeinen. Dergelijke vormen van interdisciplinaire samenwerking zijn niet gemakkelijk maar wel erg vruchtbaar, en voor veel interessante onderwerpen is er geen andere weg mogelijk dan die van de gezamenlijke aanpak. De echte wetenschappelijke uitdagingen liggen in de grensgebieden, waar al voldoende voedingsbodem is voor samenwerking.

Dit geldt ook voor heel veel onderwerpen binnen de psychologie. Ik ben die aanpak erg genegen en ben een grote pleitbezorger van dergelijk interdisciplinair onderzoek. We hebben elkaar veel te bieden, elk vanuit onze eigenheid, focus en methodologisch arsenaal. Laten we dit zo houden en niet het ene door het andere proberen te vervangen. De dominantie van de neurowetenschappen wordt erg groot. De neiging bestaat dan ook om ofwel mee te lopen achter dezelfde opvallende vlag, omdat er meer prestige of geld te halen valt, ofwel om angstvallig de andere kant op te kijken en zich terug te plooien op een soort achterhaalde psychologie die alleen met mentale concepten werkt en zich beperkt tot gesofisticeerde beschrijvingen. Geen van beide reacties is wenselijk. Ik pleit ervoor om te zoeken naar verklaringen die ook het neurale niveau omvatten waar mogelijk, maar ook aandacht te behouden voor de andere verklaringsniveaus. Door te insisteren op onze eigenheid als discipline kunnen we vermijden dat andere wetenschappen vervallen in simplismen als de neurale basis van verliefdheid of creativiteit of – erger nog – het identificeren van de oorzaak van autisme met een gendefect, omdat een muis met zo’n gendefect wat vaker dan gemiddeld het gezelschap van andere muizen vermijdt. Gendeficiënties en moleculaire ‘pathways’ spelen zeker een grote rol bij het ontstaan en verloop van afwijkende ontwikkelingstrajecten, maar één schakel in het geheel is ook niet meer dan dat.

Ik zie voor de psychologie nog steeds een centrale rol weggelegd als schakeldiscipline tussen andere disciplines. John T. Cacioppo, voormalig president van de Association for Psychological Science, schreef in september 2007 een interessant opiniestuk over psychologie als een ‘hub science’, een frequent bezocht tussenstation in het web van relaties tussen de wetenschapsdisciplines. Aan de ene kant vormt de psychologie als menswetenschap de brug naar de andere menswetenschappen, die ook betrekking hebben op activiteiten van menselijk functioneren zoals taal, cultuur, recht of religie. Aan de andere kant bieden we veel aansluitingsmogelijkheden bij de biomedische, exacte en toegepaste wetenschappen. Laten we die positie koesteren. Dit helpt om verdere fragmentatie van de wetenschap tegen te gaan.

John T. Cacioppo, ‘Psychology is a Hub Science’, in: APS Observer, 2007, vol 20, 8.

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen