Deel dit artikel

de oceaan lijdt onder de invloed van de mens: er is overbevissing, opwarming, verzuring, vervuiling, verlies aan ecosysteemdiensten en nog veel meer. die overtuigende inventaris van bedreigingen maakt herstel en een beter beheer hoogdringend. maar het mondiale karakter van de oceaan en de versplinterde organisatie van de mensheid maken van deze opdracht een moeilijke uitdaging.

Een fragiele oceaan

Filip Volckaert

Als kind was ik niet weg te slaan van de vissersboten, sommige nog met bezaanzeil en stoommotor, drie rijen diep in de oude vissershaven van Zeebrugge. Aan de hand van mijn vader volgde ik de visafslag waarbij de reder zijn verse vangst verkocht aan de meest biedende groothandelaar. Intussen had de bemanning volgens afspraak een deel van de vangst naar huis meegekregen voor parallelverkoop. Er leek een overvloed aan blinkende vis, en de diversiteit aan plat- en rondvis was groot. Toen – in 1962 – werd door alle Belgische vissershavens samen (Blankenberge, Boekhoute en Doel inbegrepen) voor zo’n 54 000 ton vis aangevoerd door 410 schepen (in totaal 62 000 kW motorvermogen). Vroeg je aan een kapitein hoe het met de vangst ging, dan verwees hij meteen naar de gouden jaren tussen de twee wereldoorlogen in. Vooral de magische haringvisvangst vlak bij de kust op het einde van de Tweede Wereldoorlog kwam dan ter sprake. Nog vroeger, in 1912, werd met 620 kleine schepen (voor 90 procent onder zeil) naar schatting 30 000 ton aangevoerd in de Belgische vissershavens. In 2012 daarentegen wordt met een gekrompen vloot van 82 schepen (in totaal 45 000 kW motorvermogen) zo’n 17 340 ton aangevoerd in de drie overblijvende Belgische vissershavens, Zeebrugge, Oostende en Nieuwpoort. De aandachtige lezer zal merken dat opbrengst en motorisering in honderd jaar tijd omgekeerd evenredig evolueerden. Hoe is het zover gekomen?

De zee wordt vaak omschreven als ‘gigantisch groot en machtig’. Ze is gigantisch omdat ze 70 procent van het aardoppervlak beslaat. Aan land is nagenoeg enkel de aardoppervlakte toegankelijk voor organismen, terwijl de zee van oppervlak tot zeebodem krioelt van leven. Machtig is dan weer een subjectieve waardering, waarbij winterstormen, tsunami’s, ijsvlakten, kwallen, haaien en walvissen opdoemen. Jammer genoeg tonen deze appreciaties telkens ook een minder goede kant van de mens. Gigantisch vindt een gretige afnemer in de uitspraak rond het beheer van vervuiling: ‘The solution to pollution is dilution.’ We hebben er geen moeite mee om massa’s ongewenste producten naar zee te verbannen omdat de oceaan zonder ernstige (lees: meetbare) gevolgen massa’s rioolwater, industrieel en nucleair afval zou moeten aankunnen. Denk maar aan de recente problemen met het koelwater van de defecte kerncentrale in Fukushima. Anderzijds is de oceaan groot genoeg om er, opnieuw zonder meetbare gevolgen, massa’s zeemineralen, vis en schaaldieren uit te halen. De wereldvisvangst is al bijna twintig jaar gestabiliseerd op 90 miljoen ton per jaar aan officieel geregistreerde vis, wat cumulatief op minstens acht miljard ton vis neerkomt. De verminderde lokale vangsten tijdens de vorige eeuw worden echter gecompenseerd door een grotere geografische actieradius van de vloot.

Machtig is de zee omdat haar beheersen een leidmotief is voor de mens. Estuaria worden havengebieden, kusten worden zeewaarts bedijkt, vletten worden supertankers, en zeevissen worden gekweekt. Oceanografen stellen sinds geruime tijd met zekerheid vast dat de grens van het haalbare en redelijke hierbij ruim overschreden is. Langzaamaan dringt dit door tot op de straat, eerst bij een kleine groep van zelfbewuste burgers, meer en meer ook op de gevestigde politieke fora. Actie is aan de orde. Maar hoe? Marien bioloog Callum Roberts, professor in York en specialist in de biologie van koraalriffen, publiceerde zopas Ocean of Life. How Our Seas Are Changing, dat onder andere aan deze vraag is gewijd. De auteur gaat ervan uit dat we goed beseffen dat we het land en de landschappen hebben veranderd om aan onze wensen te voldoen. Maar het idee dat de menselijke invloedszone stopt aan de laagwaterlijn is grondig fout. In zijn boek volgt een systematische beschrijving van waar (en in mindere mate hoe) we de overleving van de zee beïnvloeden. In de laatste hoofdstukken worden oplossingen voor een duurzame blauwe planeet aangereikt.

De aarde heeft een lange geschiedenis achter de rug, sinds het eerste leven zo’n 3,7 miljard jaar geleden de zeeën koloniseerde, onder de vorm van oerbacteriën. Toen bestond de atmosfeer uit de reducerende gassen stikstofsulfide, ammoniak en methaan, zodat biologische reacties heel traag verliepen en leven alleen in water mogelijk was. De zon liet haar licht ongenadig op het oppervlak schijnen. Sommige bacteriën pasten zich aan en ontvingen die zonne-energie voor biochemische reacties. Zo’n 2,7 miljard jaar geleden werd de eerste zuurstof als bijproduct gevormd; de atmosfeer werd langzaamaan zuurstofrijker en reactiever. Door symbiose tussen bacteriën ontstonden de eerste gekernde cellen (eukaryoten). Pas toen de zuurstofgehaltes hoog genoeg waren, volgde op relatief korte tijd (Cambrium, 542 miljoen jaar geleden) een versnelling van de evolutie, met een radiatie van meercellig leven als gevolg. Dit leidde ertoe dat de oceaan nagenoeg alle grote groepen van levende organismen leven geeft, van bacteriën over wieren, kwallen en rondwormen tot vissen.

Cruciaal voor het leven in zee is de werking van wind en getij. De aantrekking van zon en maan stuwt de watermassa cyclisch op, wat vooral in kustgebieden zichtbaar is onder de vorm van gigantische waterverplaatsingen. Zo wordt het estuarium van de Schelde tweemaal per dag gevuld met verschillende meters zeewater. In de open oceaan speelt zich nog een ingrijpender fenomeen af. De densiteit van water verandert onder invloed van de temperatuur en verdamping, wat ervoor zorgt dat water zinkt of stijgt in de waterkolom, vaak aangedreven door de wind. Dat leidt tot enorme waterverplaatsingen, de thermohaliene circulatie, die op haar beurt leidt tot de globale ‘transportband’ van de oceaan. Koud water zinkt in de Zuidelijke Oceaan en de Noordelijke Atlantische Oceaan, en wordt langs de oppervlakte aangevuld. De Atlantische Golfstroom is een belangrijk onderdeel hiervan. De recente klimaatopwarming onder invloed van een reeks broeikasgassen zorgt er onder andere voor dat het contrast tussen de warme oppervlakte en de koude diepzee groter wordt, waardoor ook de thermohaliene circulatie versterkt. Zo is het helemaal niet ondenkbeeldig dat de sterkte van de Golfstroom zou afnemen, wat zou leiden tot een koeler West-Europees klimaat. Een ander gevolg is dat soorten van gematigde streken zich aanpassen of opschuiven naar de polen, en dat poolsoorten verdwijnen als gevolg van te hoge temperaturen. Terwijl levensgemeenschappen ontwricht raken door soorten die verdwijnen en verschijnen, worden de functies die ze normaal vervullen (negatief) beïnvloed. Voorbeelden zijn algenbloei, massale sterfte en een wisselende productiviteit.

Soorten van gematigde streken passen zich aan of schuiven op naar de polen, en poolsoorten verdwijnen als gevolg van te hoge temperaturen

Door de uitzetting van het warmere zeewater en het afsmelten van de gletsjerkappen verhoogt het zeeniveau gestaag (zo’n 3,3 mm per jaar tijdens de laatste twintig jaar). Dit is een dreiging die ook Vlaanderen ter harte neemt, wat te merken is aan de uitgebreide infrastructuurwerken langs de Noordzeekust en Zeeschelde. Tegelijk zorgen de verhoogde concentraties van het broeikasgas CO2 voor een bijkomend effect: de verzuring van de zee, door het verschuiven van het evenwicht tussen CO2-gas in oplossing en carbonaatafzettingen. Zo werd de zee (nu met een zuurtegraad van pH 8,1) zo’n 30 procent zuurder ten opzichte van een honderdtal jaar geleden, en het fenomeen zou zich nog uitbreiden tot pH 7,6 aan het einde van de eeuw. Dat is een zeer verontrustend gegeven. Een zure zee creëert niet alleen problemen voor alle organismen met een kalkskelet (denk aan brozere schelpen), maar ook voor het cellulair ionentransport, dat de zintuigen en feromonen bepaalt. Verzuring verstoort zo onder andere het paar- en trekgedrag, en beïnvloedt de processen die gebruikt worden om prooien te ontwijken. Callum Roberts haalt het bekende voorbeeld aan van de koraalriffen, die in de tijdspanne van onze levensloop wel eens zouden kunnen verdwijnen.

Een ander gevolg van de stijgende temperatuur is de verminderde oplosbaarheid van zuurstof. Dit leidt tot uitgestrektere zuurstofarme zones in de diepzee, onder andere waargenomen in de Stille Zuidzee voor de kust van de staat Oregon. We weten dat ze ontstaan met de jaren doordat watermassa’s na het wegzinken van de oppervlakte geleidelijk aan hun zuurstofvracht verliezen door remineralisatie, en dat ze toenemen in omvang. Een zuurstofarme zee is veel minder productief. Een ander soort van zuurstofarme zones, typisch voor kustzones, is het gevolg van een overmatige aanrijking met voedingsstoffen. Zo hebben de Baltische Zee, de Zuidelijke Noordzee en de Bretoense kusten te maken met zuurstofloze zones en een overmatige algenbloei door de afvloei van zoet water, beladen met afvalwater van de huishoudens en uit de landbouw.

Er zijn zesmaal meer plastic deeltjes dan plankton in het oppervlaktewater, en ze dringen ook de voedselketen binnen van typische oceaanbewoners zoals de albatros

Minder gekende bedreigingen voor een leefbare oceaan zijn plastics en geluid. Plastics, die onterecht tot de inerte materialen worden gerekend, komen voor als goed zichtbare stukken die uiteindelijk afbreken tot bolletjes op micro- en millimeterschaal. Zo zijn er zesmaal meer plastic deeltjes dan plankton in het oppervlaktewater, en dringen ze ook de voedselketen binnen van typische oceaanbewoners zoals de albatros. Ouders voeren hun jongen met vervuilde prooi (tot 25 procent plastics), wat de overlevingskansen behoorlijk compromitteert. De dwergvinvis die in maart 2013 in Nieuwpoort strandde, had een verstopt spijsverteringskanaal met 400 g plastic zakken. Daarbij komt ook nog dat plastics systematisch vervuilende stoffen aantrekken. Hoe groter het oppervlak, des te hoger de concentratie aan persistent organische polluenten (POP’s). Aan de andere kant zijn er ook bedreigingen voor de geluidsomgeving van de oceaan. Geluid zou je kunnen beschouwen als akoestisch daglicht: een cocktail van brekende golven, uitbarstingen van vulkanen, klikgeluiden van krabben en vissen, en gezang van walvissen zorgt voor oriëntatie en communicatie. Maar sonar, scheepsmotoren en schroeven, explosies voor geoprospectie, boringen en waterbouwkundige werken vervormen het geluidslandschap tot iets onnatuurlijks. Van merels weten we dat ze luider en anders zingen in een stedelijke omgeving, maar wat te denken van de zeer schaarse blauwe vinvissen die een partner zoeken in de grote open oceaan?

De toenemende stress in de oceaan doet soorten verdwijnen, maar leidt ook tot kansen voor nieuwe soorten. Door het vrijkomen van niches in verstoorde gemeenschappen zien opportunistische soorten hun kans, die dan soms tot plagen leidt. Die nieuwe soorten verschijnen vaak door toedoen van de mens: met ballastwater van schepen, het graven van kanalen (zoals het Suezkanaal) en het introduceren van aquacultuursoorten. Zo verscheen de Japanse oester langs onze kust, en zou de zeesla (een groenwier) die de Bretoense stranden ontsiert een Aziatische verstekeling zijn. Door het dooreenschudden van de levensgemeenschappen raken de stabiliteit en de weerstand zoek, zodat bij de minste stress problemen opduiken. De natuurlijke buffer in soortendiversiteit en -aantallen is dermate aangetast dat bij ook maar enigszins ongewone omstandigheden andere (onverwachte) biologische veranderingen optreden. Samen met gastheersoorten reizen ook een hele reeks geassocieerde en pathogene soorten mee. Zo veroorzaken lokale of nieuwe virussen en bacteriën nooit eerder geziene infecties. In de Zuidelijke Noordzee werd de platte oester (‘Ostendaise’) teruggedrongen tot minimale populaties door een parasitaire protist die met oesters uit Californië werd aangevoerd. Jonge zalmen ondervinden tijdens hun trek door de estuaria last van de ziektekiemen in hun opgesloten soortgenoten uit de aquacultuur. De macro-economische kosten veroorzaakt door deze verstekelingen lopen in de tientallen miljarden euro.

Het syndroom van de ‘glijdende perspectieven’ maakt ons blind voor veel van die veranderingen. Een bezoek aan de kust en het strand lijkt hetzelfde plezier te geven aan onze kinderen als vroeger aan ons. Spijtig genoeg zijn de veranderingen die zich voordoen in één generatie enorm. Vijftig jaar geleden zwommen blauwvintonijnen in de Noordzee, de kusthavens lagen vol met houten vissersboten, zeegrasvelden groeiden voor de kust, en de stranden waren alleen bezaaid met drijfhout (en olie). De schoonheid van de kust gaat verloren nu schorren en slikken onder kustbouwwerken zijn verdwenen, mangroves omgevormd zijn tot visvijvers, warmwaterkoralen tot grint herleid en zeegrasvelden tot modderbanken. We vergeten snel, te snel. De oorzaken van die veranderingen zijn in de eerste plaats klimaatverandering en visserij. De gecombineerde invloed van de stress die deze veranderingen veroorzaakt is massaal en indringend. Een toename in de temperatuur gecombineerd met een aanrijking in voedingsstoffen leidt tot de dominantie van een enkel wiertje, met als gevolg eerst een helgroene zee en nadien een stinkende, rottende zee.

De natuur zorgt voor een hele reeks diensten om zichzelf in stand te houden. Die ecosysteemdiensten staan deels ook ten dienste van de mens: vis afkomstig van visvangst en aquacultuur, zeemineralen (grint en zand) en transport over een gezonde zee. Maar aan de andere kant zorgt de zee ook voor het omzetten van afvalstoffen (onder andere omzetting van organische moleculen naar mineralen in slikken en schorren), het bufferen van milieuveranderingen (een divers ecosysteem is veel beter bestand tegen occasionele veranderingen) en het welzijn van de mens (het wijdverbreide kusttoerisme). Dat leidt tot een paradox: terwijl de leefomstandigheden van de mens sterk verbeterd zijn tijdens de voorbije eeuw, gaat zijn leefomgeving er fel op achteruit. Het aantal milieurampen neemt overhands toe, zoals bevestigd door experts van de mondiale ecosystemen (de Millennium Ecosysteem Evaluatie in 2005). De oorzaak lijkt onder meer te liggen in een foute inschatting van de reële kost van onze activiteiten. Vissen is niet alleen een kost van schepen, netten en lonen, en zelfs niet alleen van overheidsambtenaren en hun uitrusting, maar ook van gederfde voedingsstoffen, verlaagde ecosysteemproductie, verstoorde voedselwebben, verhoogde kusterosie, gewijzigde weerpatronen en zelfs toenemende humane allergieën.

Uit deze analyse kan niet anders worden besloten dan dat de oceaan veel beter verdient. Maar hoe moet het herstel gebeuren? Hierbij gaat het zowel om het uitwerken van mogelijke ingrepen (Hoe beheersen en verwijderen we het surplus CO2? Hoe brengen we de toppredatoren terug in het voedselweb?) als om de maatschappelijke inbedding (Hoe organiseren we transport? Hoe voeden we ons? Wat betekenen welzijn en welvaart?). Roberts gebruikt de laatste vier hoofdstukken van zijn boek om oplossingen te bespreken. En er zijn er heel wat.

In de eerste plaats is er de grote opruiming van afvalstoffen zoals plastics, voedingsstoffen, geluid en polluenten. Dat moet kunnen, zoals bewezen met de aanpak van watervervuiling aan land en CFK’s in de atmosfeer. Micro- en nanoplastics vormen dan weer een groot probleem, want hoe houd je die minuscule deeltjes weg uit de natuur? Preventie is de boodschap, samen met een nieuwe ethiek voor de plastics industrie. Aan de basis van de klimaatverandering liggen verhoogde gasconcentraties. Er circuleren heel wat voorstellen om met geo-engineering CO2 en methaan (CH4) te neutraliseren. De meeste voorstellen houden echter geen rekening met collaterale schade, zodat ze meer kwaad dan goed doen. De Europese Unie en de Verenigde Staten zetten bijvoorbeeld in op stockage in poreus basalt. De overbevissing kan dan weer worden aangepakt door een beheer dat gericht is op het ecosysteem in plaats van een economisch beheer, met inbegrip van een inperking van de ingezette middelen en een uitbreiding van de rustgebieden. Pas in juni 2013 heeft de Europese Unie zijn nieuwe visserijpolitiek in die richting hervormd. Zo heeft niet meer het politieke niveau (de ministers van landbouw en visserij) maar de wetenschappelijk-politieke organisatie STECF het laatste woord in het opmaken van de visquota. Eindelijk wordt het beheer verschoven van een korte politieke cyclus naar een lange ecosysteemvriendelijke cyclus. Het heeft vijftig jaar geduurd voor de slogan ‘minder visvangst betekent meer vis in zee, grotere vangsten, en dus meer vis voor de mensheid’ politiek ingang vond. Het is nodeloos te zeggen dat daardoor veel kansen verloren zijn gegaan.

Het heeft vijftig jaar geduurd voor de slogan ‘minder visvangst betekent meer vis in zee, grotere vangsten, en dus meer vis voor de mensheid’ politiek ingang vond

Roberts bepleit als wereldautoriteit ook mariene beschermde gebieden (Marine Protected Areas of MPA’s). Dit zijn een soort rustzones waar al dan niet tijdelijk menselijke activiteiten verboden zijn. Zo kunnen treilers met hun vernielende boomkorren worden uitgesloten ten gunste van een visserij met ringzegens (een ringvormig net gebruikt om haring en makreel te vangen). Wetenschappelijk staat vast dat een derde van de oceanen het statuut van MPA zou moeten hebben om doeltreffend te zijn. In het Nagoya Protocol on Access and Benefit Sharing van de VN Conventie over Biodiversiteit wordt gestreefd naar 10 procent in 2020, terwijl op dit ogenblik een povere 1 procent van alle wereldzeeën dit statuut toegewezen kreeg. België is een matige leerling. De toepassing van MPA’s vormt politiek een groot probleem omdat maar een beperkt deel van de oceaan onder nationale jurisdictie staat (een zone van 200 zeemijl langs de kust). De tussenliggende gebieden vallen onder internationaal beheer, dat gestoeld is op consensus en daardoor behoorlijk inefficiënt. Zo stelde Rusland in de zomer van 2013 een veto tegen het oprichten van een MPA in de Rosszee (Zuidpool). Hier speelt de ‘tragedy of the commons’ ten volle.
Natuurbehoud van de oceaan (en land) is dus geen extravagante zaak, gezien het belang en de hoogdringendheid. Om het met de woorden van de Amerikaanse senator Gaylord Nelson (1916-2005) te zeggen: ‘De economie is een volle dochteronderneming van het milieu, en niet omgekeerd.’

Callum Roberts, Ocean of Life. How Our Seas Are Changing. (Allan Lane, Penguin Books, 2012).

Filip Volckaert is als mariene bioloog verbonden aan de KU Leuven.

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen