Deel dit artikel

toen orkaan katrina in 2005 new orleans volledig in puin legde, groeide ze uit tot een van de grootste natuurrampen van de verenigde staten. toch verschilt katrina niet van de orkanen die het caribische gebied al eeuwenlang teisteren. ondanks alle wetenschappelijke en technologische vooruitgang heeft de mens nog steeds niet geleerd hoe voorzienend om te gaan met deze natuurfenomenen en orkaanrampen te vermijden.

De strijd met de orkanen. Goed in overleven, slecht in plannen

Manuel Sintubin

Tien jaar geleden, op 29 augustus 2005, trok orkaan Katrina een vernietigend spoor door New Orleans. Katrina groeide uit tot de grootste natuurramp waarmee de Verenigde Staten tot op heden is geconfronteerd. Meer dan 1 800 mensen lieten het leven. De orkaan maakte pijnlijk duidelijk hoe lokale en nationale overheden totaal onvoorbereid waren op wat onvermijdelijk ooit stond te gebeuren. De verwaarloosde infrastructuur die de stad moest beschermen tegen de stormvloed, liet het afweten. Evacuatieplannen bleken onbestaande; de hulpverlening nadien was beschamend. De Verenigde Staten gingen met de billen bloot voor heel de wereld. De hallucinante beelden van op daken geschilderde hulpkreten van wanhopige overlevenden, van de chaos in en rond de Superdome en van een president die radeloos vanuit een vliegtuig de catastrofe overschouwde, staan in ons collectieve geheugen gegrift. Tien jaar later lijkt de stad herboren – alvast voor jonge, hogeropgeleide blanken die het historische centrum hebben omgevormd tot hippe buurten vol dynamische start-ups en trendy bars en restaurants. Het belangrijkste slachtoffer van de opwaardering of gentrificatie van de stad zijn de oorspronkelijke Afro-Amerikaanse inwoners, die de de-pan-uit-swingende huizenprijzen niet kunnen ophoesten. De Afro-Amerikaanse bevolking was al het hardst getroffen door de orkaan zelf, een decennium later zijn ze voor een tweede keer de dupe. De stad kende sinds Katrina een demografische verschuiving waarbij het aandeel van de Afro-Amerikanen afnam van 67 procent naar 59 procent van de totale bevolking. Meer dan 100 000 geëvacueerde Afro-Amerikaanse inwoners zijn nooit teruggekeerd naar hun stad.

Katrina verschilt in niets van alle orkanen die het Groot-Caribische gebied geteisterd hebben sinds Columbus in 1492 voet aan wal zette op de Bahama’s. Vijfhonderd jaar orkaangeschiedenis in deze ‘sea of storms’, zoals Stuart B. Schwartz het gebied omschrijft in zijn gelijknamige boek, leert ons dat ondanks de wetenschappelijke en technologische vooruitgang de mens nog steeds niet geleerd heeft hoe echt om te gaan met orkanen. De inwoners van het Caribische gebied blijken doorheen de eeuwen zeer goed in overleven, maar uiterst slecht in plannen.

De inheemse indianen herkenden de voortekenen van een nakende orkaan in de natuur en hadden geleerd hun dorpen en huizen vrij orkaanbestendig op te trekken

Orkanen waren een totaal onbekend natuurfenomeen voor de Europeanen. Dit was echter niet zo voor de inheemse indianen, die niet alleen geleerd hadden de voortekenen van een nakende orkaan in de natuur te herkennen, maar ook hun dorpen en huizen vrij orkaanbestendig op te trekken. Voor de precolumbiaanse indianen maakten de tropische stormen deel uit van het leven. Hun goden van de wind – waaronder de God Hurakán van de Maya’s – werden gezien als de scheppende krachten in de cyclus van vernietiging en creatie van het universum. Later bleek dat in de koloniale strijd tussen de Europeanen het overnemen van die inheemse kennis een strategisch voordeel opleverde – vooral voor de Spanjaarden. De kennis verdween echter vrij snel met het uitroeien van de inheemse Caribische bevolking door de kolonisatoren. Ook Columbus had van de indianen geleerd de voortekenen van een orkaan te herkennen. Toen hij in juli 1502 de Spaanse gouverneur van Hispaniola waarschuwde niet uit te varen met zijn vloot vol inheems goud, sloeg de gouverneur zijn advies in de wind. Uiteindelijk verging de hele vloot in een tropische storm, behalve het schip met de goudvoorraad van Columbus. Hem werd een pact met de duivel verweten.

Voor de Europese kolonisatoren – en later hun Afrikaanse slaven – waren orkanen dus een totaal nieuw natuurfenomeen. Orkanen komen immers nooit zo noordelijk voor dat ze de Europese kusten bereiken. We kennen alleen de restanten ervan als een klassieke najaarsstorm. Ook in westelijk Afrika bestaat dit natuurfenomeen niet. Een orkaan is immers een tropische storm: een bijzonder lagedrukgebied dat gekenmerkt is door een gesloten concentrische circulatie. Hierin verschilt een tropische depressie van de klassieke frontale depressies die in Europa voorkomen. Een tropische storm groeit uit tot een orkaan van zodra de windsnelheid aanhoudend meer dan 119 km per uur is, wat gelijk staat aan windkracht 12. De gesloten concentrische circulatie geeft aanleiding tot het typische oog van de orkaan (met diameters van 30 tot 65 km). Rond dit oog – in de oogmuur – komen de sterkste winden en zwaarste neerslag voor. Tropische stormen hebben bovendien een warme kern, waarin het oceaanwater verdampt en opstijgt. Dit verdampende oceaanwater is de echte motor van de orkaan. De temperatuur van het oceaanwater moet dus hoog genoeg zijn – meer dan 26,5 °C – om voldoende verdampingsenergie op te wekken en een tropische storm te doen uitgroeien tot een orkaan. Ook in de tropen is dat niet altijd het geval. We spreken daarom over een orkaanseizoen, als de oceaantemperatuur de drempelwaarde overschreden heeft. In de Atlantische oceaan valt het orkaanseizoen van begin juni tot eind november, met een piek in augustus en september. Anderzijds betekent de nood aan warm oceaanwater ook dat een orkaan afgesneden wordt van zijn energiebron als die aan land gaat. Hij dooft dan onherroepelijk uit.

In de Atlantische oceaan liggen de kiemen voor tropische stormen voor de westkust van equatoriaal Afrika. Daar ontstaan in de intertropische convergentiezone tropische storingen. Tijdens hun westwaartse oversteek, voortgestuwd door de noordoostpassaatwinden, winnen ze aan kracht en ontwikkelen ze zich tot tropische stormen en uiteindelijk tot orkanen. Deze passaatwinden stuwen alle tropische stormen recht het Groot-Caribische gebied binnen. De omschrijving ‘sea of storms’ is dan ook meer dan toepasselijk. Eenmaal in of nabij het Caribische gebied buigen de tropische stormen af naar het noorden door een toenemende invloed van de westenwinden en de straalstroom. Dit noordelijke pad drijft hen naar het Amerikaanse continent of de koudere noordelijke Atlantische oceaan, waar ze een stille dood sterven. De restanten worden uiteindelijk met de westenwinden richting Europa geblazen.

De verwoestende kracht van een orkaan – zeker als hij aan land gaat – beperkt zich niet alleen tot sterke winden en grote hoeveelheden neerslag. Ook het voortgestuwde oceaanwater, de stormvloed, kan catastrofaal uithalen, zeker in laaggelegen kustgebieden zoals de Mississippidelta in de omgeving van New Orleans. Bovendien beweegt het hele orkaansysteem zich met snelheden van amper enkele tientallen kilometers per uur. Dit maakt dat een orkaan ettelijke uren zeer gelokaliseerd in al zijn kracht kan uithalen. Om de omvang van de potentiële schade te kunnen inschatten ontwikkelden Herbert Saffir en Bob Simpson in 1969 een vijfdelige schaal – de Saffir-Simpsonschaal – gaande van categorie-1-orkanen met gemiddelde windsnelheden van 119 tot 153 km/u (gemeten over een periode van tien minuten) en een stormvloed van 1,2 tot 1,5 meter, tot categorie-5-orkanen met gemiddelde snelheden van meer dan 250 km/u en stormvloeden van meer dan 5,5 meter.

In het rijtje van natuurfenomenen die kunnen uitgroeien tot natuurrampen, nemen orkanen een bijzondere plaats in, vergeleken met bijvoorbeeld aardbevingen en vulkaanuitbarstingen. Net als andere natuurfenomenen zijn orkanen tezelfdertijd voorspelbaar en onvoorspelbaar. De voorspelbaarheid vinden we vooreerst in het jaarlijkse orkaanseizoen. In het Caribische gebied weet je gewoon dat de kans op een orkaan uiterst groot is tussen juni en november. Eenmaal een orkaan zich ontwikkeld heeft boven de oceaan, is het verloop dag na dag te volgen en het traject enigszins te voorspellen. Je kunt dus enkele dagen voordien voorbereidingen treffen om de orkaan zonder al te veel schade door te komen. De inheemse indianen wisten dat een orkaan op til was door allerlei voortekenen in de natuur te interpreteren. In 1677 verscheen de eerste barometer op Barbados; extreem lage luchtdrukken bleken te wijzen op de mogelijke komst van een tropische storm. De introductie van de telegraaf in 1858 in het Caribische gebied liet een snelle communicatie tussen de eilanden toe om zo de komst van een orkaan te melden. In 1960 werd de eerste weersatelliet gelanceerd en sindsdien worden orkanen opgevolgd vanuit de ruimte. En toch blijkt uit vijfhonderd jaar orkaangeschiedenis dat telkens weer overheden, maar ook burgers, er niet in slagen om orkaanrampen te vermijden. Totaal onvoorspelbaar is hoe het orkaanseizoen gaat verlopen. Hoeveel tropische stormen ontwikkelen zich boven de Atlantische oceaan? Hoeveel groeien uit tot orkanen? Hoe evolueert de sterkte van de orkaan? Hoe is het verloop ervan door het Caribische gebied? Vooral die laatste vraag blijkt ook vandaag nog een hersenbreker voor de weervoorspellers en stormjagers. Een orkaan kan plots van zijn voorspelde traject afwijken. In het Caribische gebied betekent dit dat plots andere eilanden getroffen worden, iets wat de orkaangeschiedenis sterk gekleurd heeft.

In tegenstelling tot aardbevingen en vulkaanuitbarstingen, waarvan het Caribische gebied ook zijn deel krijgt, is de frequentie van orkanen zo hoog dat je als inwoner van het gebied ongeveer zeker bent dat je ooit tenminste één orkaan meemaakt. De kans dat je ooit een zware aardbeving meemaakt, is daarentegen ontzettend klein, zelfs in de zeer aardbevingsgevoelige gebieden. Daarom verdwijnen aardbevingen uit de overlevering van generatie op generatie, met alle catastrofale gevolgen van dien, zoals de aardbeving illustreert die in 2011 Port-au-Prince met de grond gelijkmaakte en meer dan 230 000 slachtoffers achterliet. Dit geldt niet voor orkanen. En toch lijkt het alsof zich doorheen de eeuwen een endemische onvoorbereidheid genesteld heeft in de gemeenschappen in het Caribische gebied. Orkanen zijn er deel van het leven geworden en krijgen een eigen ‘bovennatuurlijke’ invulling in het lokale geloof. Ze worden niet gezien als een ‘straf van God’, zoals een allesvernietigende aardbeving of vulkaanuitbarsting. Het valt dan ook op dat orkanen, in tegenstelling tot aardbevingen, in de geschiedenis niet echt aangewend werden door geestelijke of wereldlijke leiders in een politiek van angst en onderdrukking. Dat ze toch worden toegeschreven aan een ‘goddelijke voorzienigheid’ reflecteert zich in religieuze tradities waarbij men bidt voor een mild orkaanseizoen en nadien dank uitspreekt omdat men weer eens een orkaanseizoen heeft overleefd. Daartegenover staat dan weer dat in het vooruitgangsgeloof van de twintigste eeuw de overtuiging groeide dat orkanen konden worden overwonnen. Dit geloof culmineerde na de Tweede Wereldoorlog in de Verenigde Staten in prille vormen van geo-engineering. Zo probeerde men in Project Cirrus (1947-1952) door het ‘bezaaien’ van een tropische storm met droog ijs te vermijden dat die zou uitgroeien tot een orkaan. Tevergeefs.

Een natuurfenomeen groeit alleen uit tot een natuurramp als er nog twee extra ingrediënten aanwezig zijn, namelijk blootstelling en kwetsbaarheid. Enerzijds moet een populatie worden blootgesteld aan het natuurfenomeen, anderzijds moet ze kwetsbaar zijn voor de gevolgen ervan. In het Caribische gebied blijkt nu dat die fatale mix eigenlijk permanent als een zwaard van Damocles boven het gebied hangt. Om te beginnen is er de bijzondere geografische context. Het gebied bestaat uit vele eilanden, gaande van de relatief kleine, vooral vulkanische eilanden van de Kleine Antillen in het zuiden, tot de grotere eilanden van de Grote Antillen in het noorden, met name Cuba, Jamaica, Hispaniola (gedeeld door Haïti en de Dominicaanse Republiek) en Puerto Rico. Dit maakt dat orkanen, die in afmetingen vele malen groter zijn dan het merendeel van de eilanden, een impact hebben op het hele eiland, van de laaggelegen kustgebieden tot diep in de bergen. Eilandbewoners zitten dan ook als ratten in de val want evacuatie naar veilige oorden is niet aan de orde. Daarbovenop komt nog de uitermate complexe politieke context. Het Caribische gebied is een historisch gegroeid lappendeken van kleine staten en kolonies. Zeker in de koloniale periode waren deze eilanden in de grip van de Europese moederlanden (Frankrijk, Nederland, Denemarken, Spanje, Engeland) en stonden ze onderling op vijandige voet. Vele eilanden waren volledig geïsoleerd en totaal afhankelijk van het moederland voor noodhulp. Daartegenover staat dan weer dat orkanen – opnieuw in tegenstelling tot aardbevingen of vulkaanuitbarstingen – geen grenzen kennen en veelal een regionale, dus transnationale impact hebben. Dit alles kwam de kwetsbaarheid van de Caribische bevolking zeker niet ten goede. Nooit heeft er zich een regionale risicoperceptie ontwikkeld in het Groot-Caribische gebied.

Orkanen hebben niet alleen een directe impact op de gebouwde infrastructuur, maar ook op de landbouwgewassen en het landschap

De kwetsbaarheid voor orkanen is vrij complex vergeleken met aardbevingen. Orkanen hebben niet alleen een directe impact op de gebouwde infrastructuur, maar ook op de landbouwgewassen en het landschap. De stormvloed veroorzaakt overstromingen in de laaggelegen kustgebieden. De zware neerslag kan dan weer zorgen voor grondverschuivingen en overstromingen in het bergachtige binnenland. Overstroomde gebieden in de tropen veranderen snel in broeihaarden van ziektes met gevaar voor epidemieën. De koloniale machten hebben de eilanden bovendien zodanig getransformeerd dat de kwetsbaarheid alleen maar is toegenomen. Alles moest wijken voor grootschalige plantages. De eilanden werden massaal ontbost, waardoor hellingen uitermate gevoelig werden voor erosie en grondverschuivingen. De eilandbewoners concentreerden zich in de ‘nutteloze’ gebieden, meestal in de overstromingsgevoelige kustgebieden en langs de rivieren – net die gebieden die de precolumbiaanse indianen vermeden. De koloniale agro-industrie zette volledig in op exportgewassen zoals rietsuiker en tabak voor het moederland. Dergelijke monoculturen zijn economisch uitermate kwetsbaar. Eén orkaan kan een volledige oogst verwoesten. Suikerriet evolueerde tot de dominante teelt in het Caribische gebied net omwille van de orkanen; het blijkt er vrij resistent voor te zijn. De koloniale focus op exportgewassen heeft bovendien de inheemse voedselproductie verdrukt, wat opnieuw de kwetsbaarheid van de lokale gemeenschappen doet toenemen. In noodsituaties, na de doorkomst van een orkaan, was hongersnood dan ook legio omdat het voedsel moest worden ingevoerd. En door het isolement in het politiek-militaire Caribische lappendeken kon men daarbij alleen rekenen op het koloniale moederland.

Een laatste, maar cruciale aspect van de Caribische kwetsbaarheid is de blijvende sociale kloof, geworteld in de koloniale slavernij. Bij elke orkaan was er de vrees van sociale oproer en muiterij. Dat het vijfhonderd jaar lang nauwelijks tot opstanden kwam, wordt verklaard doordat de armsten, waaronder de slaven en hun Afro-Caribische afstammelingen, gewoon probeerden niet om te komen van de honger. De blanke machthebbers maakten dan weer van de nood een deugd om zo hun politiek-economische agenda door te drukken, waardoor de sociale kloof steeds uitdiepte. Deze sociale kloof werd ook opnieuw in 2005 blootgelegd door orkaan Katrina.

Als een onzichtbare hand hebben orkanen de politieke, economische en maatschappelijke evolutie binnenin de diverse Caribische samenlevingen vormgegeven

Opmerkelijk is dat de orkaangeschiedenis in het Caribische gebied toont hoe orkanen als een onzichtbare hand de politieke, economische en maatschappelijke evolutie binnenin de diverse Caribische samenlevingen vormgegeven hebben. Niettegenstaande het isolement en het ontbreken van een regionale risicoperceptie blijkt uiteindelijk een gemeenschappelijke Caribische ‘risicocultuur’ te zijn gegroeid. Orkanen hebben eeuwenlang de tekortkomingen van overheden en de zwakten van de maatschappij onverbiddelijk blootgelegd. De manier waarop overheden omgaan met de kwetsbaarheid blijkt uiteindelijk een weerspiegeling van heel tegenstrijdige wereldbeelden. De centrale vraag gaat erover in hoeverre de overheden verantwoordelijk zijn voor het beschermen van de bevolking tegen orkanen. Doorheen de Caribische geschiedenis blijkt minimale overheidsinmenging eerder de regel dan de uitzondering te zijn. Hierbij investeren de – al of niet koloniale – overheden niet of nauwelijks in infrastructuur en maatregelen die de kwetsbaarheid verminderen. Daartegenover staat een meer collectieve benadering van een welvaartsstaat, waarbij risicomanagement voor, tijdens en na de doortocht van een orkaan, centraal staat. In het Caribische gebied bleek dat alleen het Cuba van Castro deze weg had gekozen, met de uitbouw van nationale noodplannen, educatie van de bevolking en jaarlijkse evacuatieoefeningen. Cuba kon ook rekenen op de wetenschappelijke expertise die teruggaat tot 1857 toen de jezuïeten in Havana het eerste weerobservatorium in het Caribische gebied, het Colegio de Belén, stichtten. De Cubaanse aanpak van de verwoestende orkaan Flora, die het eiland trof in 1963, werd internationaal alom geprezen als good practice. Een schril contrast met het Amerika van Katrina.

Door de klimaatopwarming zal in de toekomst de kwetsbaarheid voor orkanen steeds prangender worden, enerzijds door een stijgende zeespiegel en een verschuiving naar steeds krachtiger orkanen, anderzijds door een steeds groeiende wereldbevolking in megasteden. We kunnen alleen hopen dat we lessen trekken uit vijfhonderd jaar Caribische orkaangeschiedenis, en met alle wetenschappelijke en technologische know how samen kunnen werken aan weerbare gemeenschappen, zodat het geen kwestie meer is van overleven, maar ook en vooral van voorzien.

Stuart B. Schwartz, Sea of Storms. A History of Hurricanes in the Greater Caribbean from Columbus to Katrina. (Princeton & Oxford: Princeton University Press, 2012).

Manuel Sintubin is als geoloog verbonden aan de KU Leuven.

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen