Deel dit artikel

een zonnige zomerdag. in een vijvertje kwaakt uitbundig een kikkerkoor. in het riet zingt uit volle borst een karekiet, terwijl in een stukje eikenbos in de verte de onmiskenbare roep van de koekoek weerklinkt. een reebok steekt voorzichtig zijn snuit door het gebladerte van het struikgewas, speurend naar onraad. een droge tik weerklinkt, en door de lucht vliegt suizend een golfbal.

De vrije hand: Natuur 2.0

Jonas Lembrechts

Het groen dat wij tegenwoordig als ‘natuur’ bestempelen, is niet meer zo natuurlijk als het ooit geweest is. Zeker niet in België, waar het harmonieuze samenleven tussen mens en natuur al sinds jaar en dag een lastige evenwichtsoefening vormt. Wat betreft de ongerepte of oorspronkelijke natuur – de echte wildernis – moeten we zelfs toegeven dat er in België, en bij uitbreiding zo goed als in heel West-Europa, helemaal niets meer over is. Zelfs de laatste restjes Belgisch oerbos (waartoe onder andere het Zoniënwoud en het Meerdaelwoud ten zuiden van Brussel en Leuven gerekend worden) zijn niet gespaard gebleven van menselijke invloeden en kennen al sinds de Romeinse tijd hakhoutbeheer.

Het romantische beeld van de maagdelijke, ongerepte natuur is overal ter wereld aan een bliksemsnelle neergang bezig. Er is haast geen onherbergzame bergtop of afgelegen eiland meer, of er heeft ooit wel eens een mens een voet gezet. En die mens bracht onvermijdelijk een rugzak vol grote en kleine verstoringen met zich mee, gaande van stedenbouw, landbouw, vervuiling of ontbossing tot het invoeren van nieuwe dier- en plantensoorten. Soms blijft het spoor van de menselijke passage beperkt tot een enkele voetafdruk in het zand, maar sinds de mens miljoenen jaren geleden aan zijn globale expansie begon, is zijn onverbiddelijke invloed op het leven op aarde niet meer te stoppen.

Sinds de mens miljoenen jaren geleden aan zijn globale expansie begon, is zijn onverbiddelijke invloed op het leven op aarde niet meer te stoppen

De effecten op de biodiversiteit zijn ontelbaar. Tienduizenden jaren geleden begon het al met een extinctiegolf van ’s werelds megafauna – een extinctiegolf die intussen ontegensprekelijk in verband kon worden gebracht met de gelijktijdige massale uitbreiding van het verspreidingsgebied van onze voorouderlijke Homo sapiens. In het begin van het Holoceen (< 11 700 jaar geleden), kwam daar dan nog eens de landbouwrevolutie bovenop. Dit was een goede zaak voor een selectie soorten (zoals voor rijst of het huishoen, maar evengoed voor de bacterie die tuberculose veroorzaakt), minder goed voor vele andere. Tegelijkertijd kwam ook de menselijke kolonisatie van eilanden op gang, met opnieuw een wissel van de wacht: de mens bracht zijn beschermelingen mee (ratten, katten en bananen, om er maar enkele te noemen), de onvoorbereide eilandsoorten dolven het onderspit. De laatste eeuwen zijn al die veranderingen alleen maar meer in een stroomversnelling terechtgekomen door meer globalisatie en meer transport van soorten. Er is meer plaats voor mensen, minder voor de pure natuur.

Uiteraard is er nog wel leven op deze aarde dat nog door geen enkel paar menselijke ogen werd aanschouwd: onontdekte dier- en plantensoorten, onontgonnen gebieden in de diepste diepten van de oceaan of indrukwekkend diverse microbiële gemeenschappen in een bevroren Siberische bodem. De menselijke invloed reikt echter verder dan alleen dat paar ogen. Een veranderend klimaat, veranderende samenstelling van atmosfeer, oceaan en bodem of een ontsnapte rat op een tropisch eiland – de aarde is eenvoudigweg te klein om voor altijd aan de mens te ontkomen.
Dit verhaal lijkt naar een eerder pessimistische conclusie te leiden: de originele, pure, onverstoorde wildernis is onherroepelijk naar de geschiedenisboeken verwezen, of staat toch minstens op het punt daar voor altijd in te verdwijnen. Niets is nog zoals vroeger. Die pessimistische kijk brengt ons uiteraard geen stap verder, en werkt zelfs averechts zolang er nog opportuniteiten zijn. Die zoektocht naar opportuniteiten brengt me terug bij mijn golfbal uit de eerste alinea: het is niet omdat de golfballen je rond de oren vliegen, dat er geen plaats is voor natuur. Nieuwe natuur. Natuur 2.0. Een harmonisch samenleven tussen mens en aarde. We kunnen hier iets mee, met deze Natuur 2.0, het vraagt alleen wat creativiteit en vooral een grote dosis goede wil. Maar daarover later meer.

Als alles te snel begint te veranderen, ontstaat bij de mens vaak de natuurlijke wens om die veranderingen af te remmen. Onderzoek heeft die overdosis nostalgie, de ‘vroeger was het beter’-mentaliteit, inderdaad aangetoond. We leggen een gouden gloed over ons verleden en daar klampen we ons krampachtig aan vast. De wetenschappelijke kijk op Natuur 2.0 durft ook wel eens te lijden aan dat fundamentele conservatisme. Een mooi voorbeeld hiervan vinden we in de communicatie rond de introductie van eerder genoemde uitheemse soorten. Zulke indringers krijgen dikwijls en kort door de bocht de stempel ‘invasief’, en worden zo automatisch het label ‘slecht’ opgeplakt. Inheemse soorten daarentegen zijn ‘goed’, en ze worden door deze ‘aliens’ in de verdrukking gebracht. Zeker wanneer de communicatie flitsend en eenvoudig moet zijn, is dit jammer genoeg al te vaak de manier waarop de wetenschap over zulke uitheemse soorten communiceert. Deze classificatie in indringers en slachtoffers brengt echter weinig zoden aan de dijk. Toegegeven, er zijn talloze voorbeelden van invasieve soorten die grote schade berokkenen, zowel economisch, ecologisch als op gezondheidsvlak, en geen enkele ecoloog zal dat ontkennen. Maar aan de andere kant zijn er ook gevallen van uitheemse soorten die geen vlieg kwaad doen of sterker nog vooral positieve effecten hebben. En er zijn evengoed een hele reeks inheemse soorten met gelijkaardige negatieve effecten. De nieuwelingen kunnen ook soorten zijn die door het opwarmende klimaat hun leefgebied uitbreiden en dus eerder zelf het slachtoffer zijn van andere problemen. Het is dus extreem belangrijk in de communicatie rond dergelijke invasies om ruimte te laten voor nuance: de aanwezigheid van een uitheemse soort is niet per definitie verkeerd, tenzij een negatieve impact vastgesteld of vermoed kan worden (wat, om ook dat even duidelijk te stellen, in talloze situaties toch ook effectief het geval is).

Het is niet omdat een ecosysteem of habitat geen historisch equivalent heeft dat de ecologische waarde ervan ontbreekt

Dezelfde nuance kunnen we ook op grotere schaal zoeken: het is niet omdat een ecosysteem of habitat geen historisch equivalent heeft dat de ecologische waarde ervan ontbreekt. Denk maar aan wegbermen, streepjes groen die toch niet echt als natuurpareltjes geboekstaafd staan. Ze zijn vaak genoeg verwaarloosd, maar hebben verrassende mogelijkheden voor diversiteit, als ze ten minste in hun waarde worden gelaten. Voor sommige planten biedt zo’n wegberm zelfs voordelen, omdat ze voertuigen en wandelaars kunnen gebruiken om hun zaden te verplaatsen. Aan de andere kant zien we door die verhoogde mobiliteit voor sommige planten op grote schaal wel telkens dezelfde soorten in wegbermen, wat dan weer een reductie van de diversiteit betekent. Hoewel wegbermen het schoolvoorbeeld vormen van menselijke verstoring, moeten we ook hier de voor- en nadelen voor de natuur in alle eerlijkheid en zonder vooroordelen naast elkaar kunnen afwegen. Ik voer met andere woorden een pleidooi voor nuance. Nuance die in de communicatie met het niet-wetenschappelijk publiek des te belangrijk is, omdat ze ook de waarde van de negatieve punten en waarschuwingen versterkt wanneer die echt relevant zijn.

De mens creëert nieuwe ecosystemen. Hij heeft dat voor duizenden, of zelfs miljoenen jaren gedaan en zal dat blijven doen zolang er mensen op deze aarde rondlopen. Deze nieuwe ecosystemen zorgen voor nieuwe interacties, nieuwe soortsamenstellingen, nieuwe voedselketens, nieuwe winnaars en verliezers. Gelukkig is de aarde nooit echt gehecht geweest aan stabiliteit. De natuur is een dynamisch fenomeen, en ‘nieuw’ is al eeuwig aan de orde van de dag.

Onze Natuur 2.0, dat gezochte evenwicht tussen natuur en cultuur, zal een dynamisch evenwicht moeten zijn. Een concept waarbij het niet nodig is om mensen buiten te sluiten uit natuurgebieden, noch te proberen deze gebieden met man en macht terug te brengen naar de staat waarin ze vroeger verkeerden. Integendeel, het moet een natuurbeheer zijn waarin het mogelijk is voor de mens om optimaal van deze natuur te genieten, maar tegelijkertijd de natuur ook de ruimte krijgt te groeien naar haar eigen dynamische evenwicht. Vergeet het verleden, kijk welke bouwblokken we beschikbaar hebben en maak daar iets moois mee. Een dergelijke aanpak kan een latent probleem oplossen, een prangende wrijving tussen natuurbeheerders en bezoekers, waarbij de wensen van de één die van de ander in de weg staan. Door niet te kijken naar hoe het vroeger was, maar wel naar hoe het nu is, en vooral, hoe het in de toekomst kan en zal zijn, kunnen opportuniteiten worden gecreëerd, zowel voor de natuur, als voor hen die ervan willen genieten.

Nu, al dat geijver voor nieuwe natuur impliceert uiteraard niet dat we in volle vaart de rest van onze regenwouden in plantages moeten omtoveren. Dit is geen pleidooi voor de vernietiging van de natuur die ons nog rest. Wat er nog is, is al onze inzet waard om te beschermen, en wat nog ongerept is, blijft dat idealiter zo lang mogelijk. Het is wel een pleidooi om vooruit te kijken. Om te werken met de aarde die we cadeau gekregen hebben van de generaties voor ons en er het beste van te maken, zonder er te lang bij stil te staan dat dit cadeau er toch niet exact zo uit ziet als we wel hadden gewild. Middelen voor natuurbescherming zijn beperkt en het is een huzarenstuk om te beslissen waar ze het best worden toegepast. Het kan daarbij een hulp zijn om te beseffen dat niet elke exoot met man en macht moet worden buitengewerkt, en dat een stuk secundair regenwoud of zelfs een park in het midden van de stad nog altijd beter is dan helemaal niets, zelfs al kunnen ze niet tippen aan het originele groen dat ooit op die plek heeft gestaan. We hoeven niet minimalistisch te doen over een armzalig stukje bos langs de snelweg of een groendak in de stad. Nieuwe natuur is ook natuur, en alle kleine beetjes helpen.

‘Rewilding’ combineert het behoud van de natuur die we nog hebben met een doordachte kijk op de nieuwe natuur, waarin mens en natuur zoeken naar een evenwicht

Recent kreeg de term ‘rewilding’ opnieuw een heleboel aandacht in het wereldwijde natuurbeheer. Die beweging staat voor een terugkeer naar de wildernis, maar op een vrije, niet krampachtige manier. Die aanpak kan een ideaal wetenschappelijk model bieden voor onze Natuur 2.0. Door de natuurlijke processen, zoals overstromingen, erosie, stormen en bosbranden hun gang te laten gaan, kan de natuur zelf op zoek naar dat nieuwe evenwicht. Wat dat evenwicht gaat zijn, is daarmee niet altijd goed te voorspellen, maar het is meer dan interessant genoeg om het haar in elk geval zelf te laten uitzoeken. Uniek aan deze aanpak is dat ‘wild’ niet persé gelijk staat aan onbewoond of vrij van elke menselijke invloed. Er is plaats voor de mens in deze moderne wildernis, en zowel de economie als het toerisme kunnen hier wel bij varen. Zo combineert ‘rewilding’ het behoud van de natuur die we nog hebben met een doordachte kijk op de nieuwe natuur, waarin mens en natuur zoeken naar een evenwicht. Ook op kleinere schaal kan dergelijke rewilding werken, als het tenminste niet gezien wordt als een reden om de natuur aan zijn lot over te laten. Beken vrij laten stromen en overstromingsgebieden creëeren, maar evengoed knuppelpaadjes om als bezoeker van bovenaf de flora te kunnen bewonderen.

Onthoud dus dit: nieuwe ecosystemen zijn evengoed ecosystemen. Het is niet omdat de mens zich ermee heeft gemoeid, dat de natuur geen natuur meer is. Integendeel, vaak worden juist nieuwe mogelijkheden gecreëerd. We dienen alleen de natuur de kans te geven en de ruimte te laten om er iets mee te doen. Veranderingen zullen er altijd zijn, en het zal ons wat kunst- en vliegwerk kosten om al die veranderingen het hoofd te bieden, maar er is nog niets verloren. Er zijn vele doemscenario’s over de toekomst van de planeet en alles wat erop leeft, en sommige daarvan worden op dit moment misschien zelfs al bewaarheid. Dat verhoogt echter alleen de noodzaak om vooruit te kijken en het beste te halen uit elke flinter groen die we nog hebben. Ik nodig u dus graag uit om de toekomst met een open geest tegemoet te zien. Ze zal er anders uit zien, dat kan ik u verzekeren. Maar het kan werken. Als we vechten om te beschermen wat we hebben en het beste proberen te maken van wat we krijgen.

Jonas Lembrechts is als ecoloog verbonden aan de Universiteit Antwerpen.

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen