Deel dit artikel

het amerikaanse rechtssysteem roemt zichzelf als zou het de rechten van onschuldigen respecteren. niets is minder waar, argumenteert marc morje howard. het is onaanvaardbaar bestraffend, wraaknemend, meedogenloos en gebaseerd op rassendiscriminatie. maar niet alleen in de verenigde staten worden de mensenrechten van geïnterneerden geschonden.
critici van de ‘harde aanpak’ pleiten voor een rehabilitatie van de rehabilitatie.

De wreedheid voorbij: naar een menselijke rehabilitatie voor gevangenen

Katrien Hertog

Met Unusually Cruel: Prisons, Punishment, and the Real American Exceptionalism schreef Marc Morje Howard vorig jaar een baanbrekend boek dat het ongewoon wrede karakter van het Amerikaanse strafrechtelijke systeem blootlegt. Daarmee onderbouwt hij niet alleen een algemeen bekende stelling, maar wil hij ook een perspectief voor verandering in de toekomst bieden. De drijfveer voor Howard om dit boek te schrijven was het persoonlijke contact met een jeugdvriend die – gearresteerd voor de moord op zijn ouders – gevangen zat in een onmenselijk systeem. Hoewel Howard geloofde dat zijn vriend onschuldig was, werd die het slachtoffer van ‘een corrupte detective, overijverige aanklagers en onbarmhartige media’ en veroordeeld tot vijftig jaar gevangenisstraf. Howard zette zich samen met vele anderen in voor deze zaak, tot zijn vriend uiteindelijk – na zeventien jaar onterechte opsluiting – vrijgelaten werd. Vanuit die persoonlijke ervaring ging Howard zich vervolgens interesseren voor honderden andere gevallen van onjuiste veroordelingen, waarvan hij het totale aantal in de tienduizenden schat. Zo kreeg hij steeds meer inzicht in een aantal systemische gebreken en kwam hij tot het besluit dat het Amerikaanse strafrechtelijke systeem ‘onaanvaardbaar bestraffend, wraaknemend en meedogenloos’ is, en bovendien ‘gebaseerd op rassendiscriminatie’. Dit is in felle tegenspraak met de algemeen verkondigde retoriek dat het Amerikaanse rechtssysteem ‘de rechten van de onschuldige beschermt’, ‘het beste in de wereld is’ en mensen ‘kleurenblind’ behandelt.

Ook mijn interesse in het gevangeniswezen is gestaag toegenomen door het meeleven met de lotsbestemming van een van de deelnemers van een Prison SMART-training, een wereldwijd geïmplementeerde ‘Stress Management en Rehabilitatie Training’, die ik gaf in de gevangenis van Leuven-Centraal in 2007. Veroordeeld tot levenslang voor moord, en later in de gevangenis bovendien geïnterneerd als gevaar voor de samenleving, kwam deze man terecht in een doodlopende straat, zonder enig uitzicht op vrijlating. Tien jaar ben ik getuige geweest van de frustratie, woede en onmacht die het gevangenisklimaat en de regelgeving kunnen oproepen – van hopeloosheid en zelfmoordneigingen, van zowel onbekwame als goedmenende therapeuten en gevangenispersoneel, van de negatieve impact van een bestraffende aanpak tegenover een aanpak die het positieve in mensen ondersteunt (zoals Prison SMART), van het ‘prisoners dilemma’ waarbij impliciet gevraagd wordt jezelf te verliezen om goedgekeurd te worden door het systeem, en van hoe wisselende rapporten van wisselende gerechtspsychiaters iemands leven aan een touwtje laten bengelen. Ik heb een mens met een heel levendige gevoelswereld, iemand die vol leven en energie, vol creativiteit en inspiratie zat, zien vechten tegen de rondsluipende en alles verzwelgende depressie, ik heb die zien wegvluchten in een virtuele en fantasiewereld en uiteindelijk zien afstompen in een geestelijk en sociaal gereduceerd bestaan. Het is niet voor niets dat België reeds ettelijke keren veroordeeld is door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens voor het schenden van mensenrechten van geïnterneerden. Het zijn dergelijke menselijke ontmoetingen en ervaringen die het onmenselijke in onze gevangenissystemen doen oplichten. Terwijl veiligheidsmaatregelen, gevangenisbeleid, risico-inschatting en -behandeling geperfectioneerd worden, blijft het menselijke aspect veelal achterwege. Zelfs in settings waar een humane vorm van rehabilitatie geïmplementeerd wordt, is het vaak zoeken naar echt menselijk contact en verbinding.

Terwijl veiligheidsmaatregelen, gevangenisbeleid, risico-inschatting en -behandeling geperfectioneerd worden, blijft het menselijke aspect veelal achterwege

Dit geldt dus zeker voor de Verenigde Staten van Amerika, zoals duidelijk blijkt uit het boek van Howard. Het is algemeen bekend dat de VS een uitzonderlijk gevangenisbeleid heeft. De cijfers spreken wat dat betreft voor zich: hoewel de VS slechts 5 procent van de wereldbevolking telt, zit 25 procent van de wereldwijde gevangenisbevolking vast in dat land. Of anders gezegd, de VS heeft een detentiegraad die zeven tot tien keer hoger ligt dan het gemiddelde in Europe of Canada. Interessanter dan dit welbekende feit is de vraag waarom dit zo is. Tot in de jaren 1970 was er op dat vlak immers niet zoveel verschil tussen de VS en Europa. Pas in de laatste vier decennia zijn de VS uitzonderlijk bestraffend geworden. De hogere detentiecijfers kunnen bovendien niet rechtstreeks in verband worden gebracht met een stijging in de criminaliteit, aangezien ze bleven stijgen in de jaren 1990 terwijl de criminaliteitscijfers daalden. Howard beantwoordt die kwestie door een gedetailleerde analyse te maken van het Amerikaanse strafbeleid in alle fasen van het rechtssysteem in vergelijkend perspectief met andere vergelijkbare democratieën –  Engeland, Duitsland en Frankrijk. Hij komt tot het besluit dat criminelen en gevangenen in de VS op een consistente manier voor, tijdens en na hun detentie buitengewoon wreed behandeld worden op elke indicator van justitie: gevangenisstraffen zijn langer, gevangenisomstandigheden zijn veel gewelddadiger en ongezonder, rehabilitatie is zo goed als verdwenen als een functie of doelstelling van gevangenissen, de kansen op voorwaardelijke vrijlating zijn verminderd en de obstakels die gepaard gaan met de terugkeer in de samenleving zijn enorm.

Zijn daders ‘mensen zoals wij’ die gerehabiliteerd kunnen worden, of zijn het ‘moreel vervreemden’ die gestraft moeten worden?

Over de jaren heen hebben politici, opiniemakers, wetenschappers en het brede publiek erg uiteenlopende visies en meningen gehad over het doel van bestraffing. Kort door de bocht gaat dit over de vraag of daders ‘mensen zoals wij’ zijn die gerehabiliteerd kunnen worden, of ‘moreel vervreemden’, die gestraft moeten worden. Vaak vindt men deze twee tegenovergestelde posities ook gelijktijdig terug in de publieke opinie.

In de VS stond rehabilitatie centraal tot het midden van de jaren 1970. Toen werd het beruchte Martinson-rapport gepubliceerd: ‘Op enkele geïsoleerde uitzonderingen na hebben de rehabilitatie-inspanningen die tot nu toe gerapporteerd zijn geen noemenswaardig effect op recidivisme.’ En: ‘We hebben weinig redenen om te hopen dat we feitelijk een betrouwbare manier gevonden hebben om recidivisme te verminderen door rehabilitatie.’ Hoewel het rapport zelf meer genuanceerd was, werden enkele stellingen al snel uit hun context gelicht en door de antirehabilitatiebeweging gebruikt als wetenschappelijk bewijsmateriaal voor hun stelling. Het rapport belandde in een klimaat van aanhoudende gevangenisrellen en groeiende angst voor criminaliteit, zodat de boodschap gretig onthaald werd door zowel beleidsmakers als het brede publiek. De academische wereld nuanceerde de bevindingen en stelde de wetenschappelijke en politieke conclusies in vraag, maar het rapport was een eigen leven gaan leiden en had de publieke en politieke opinie al mee gevormd.

Het komt wel vaker voor dat onderzoek aantoont dat specifieke interventies effectief recidivisme verminderen, maar dat de politieke wil ontbreekt om die te implementeren vanuit een geloof dat de meerderheid van de bevolking strenge bestraffing van daders verkiest. Sommige onderzoekers pleiten daarom voor meer onderzoek naar de werkelijke mening van de bevolking rond bestraffing, die vaak meer genuanceerd is dan gedacht, zodat er meer ideologische ruimte kan ontstaan voor een rehabilitatiebeleid. Dit is bijvoorbeeld het geval in de Scandinavische landen, die in Europa als voorbeeld gelden voor een succesvol rehabilitatiebeleid, waar de gevangenispopulatie omlaag gaat, recidivismecijfers bijna de helft lager zijn dan in andere Europese landen, en gevangenissen zelfs gesloten worden. De bevolking kan diepe ontevredenheid voelen ten aanzien van criminaliteit en daders, maar de meerderheid begrijpt ook dat daders op een dag terug in de samenleving geïntegreerd zullen worden. Ook is het gevangenisbeleid er georiënteerd op effectiviteit op langere termijn en minder onderhevig aan de publieke opinie en politieke inmenging. In het algemeen heeft in Europa het rehabilitatie-ideaal grotendeels standgehouden, vanuit utilitaire overwegingen om criminaliteit te verminderen, maar ook vanuit de morele verplichting om mensen een kans te geven zich te beteren. Als veroordeelde een straf uitzitten is op zich de straf; daarnaast worden rehabilitatieprogramma’s aangeboden om vaardigheden en kennis te ontwikkelen om daders te laten terugkeren en integreren in de samenleving.

In de VS werd het ideaal van rehabilitatie vervangen door de harde aanpak. De idee om gevangenissen plaatsen van transformatie en rehabilitatie te laten zijn, was voorbij. Rehabilitatieprogramma’s zoals onderwijs, beroepsopleidingen, drugsbehandeling en voorzieningen voor geestelijke gezondheidszorg werden afgeschaft, de controle werd verscherpt, straffen werden langer, bootcampen voor jonge delinquenten werden verplicht. Als gevolg daarvan worden de omstandigheden in de gevangenissen sindsdien gekenmerkt door overbevolking, een gewelddadig klimaat en allerlei ziekten, maar ook de openbare veiligheid is verminderd en recidivismecijfers en -kosten zijn torenhoog gestegen. De jaarlijkse kost voor de gevangenissector bedraagt rond de 80 miljard US dollar. Vele critici en onderzoekers zien de harde aanpak dan ook als ‘een volledige mislukking’ en pleiten voor ‘de rehabilitatie van rehabilitatie in de VS’.

Ondertussen werd het wetenschappelijke onderzoek rond rehabilitatie verdergezet. In de plaats van het ‘nothing works’-argument ontstond er nu een ‘what works’-literatuur die zich bezighield met de vraag: wat werkt er voor welke daders en onder welke omstandigheden? Deze studies toonden aan dat rehabilitatie wel degelijk kan werken, als ze zorgvuldig wordt toegepast, voor welbepaalde en geschikte doelgroepen, door competent en gemotiveerd personeel, en in de juiste omstandigheden. De ‘what works’-literatuur versterkte ook de bewijsvoering dat positieve en ‘empowering’-programma’s werken en dat negatieve en bestraffende aanpakken niet werken of een negatief effect hebben, en recidivisme in feite vergroten. Een duidelijk voorbeeld hiervan is het Good Lives Model, dat ervan uitgaat dat alle mensen een aantal ‘goede dingen’ nastreven die hen welzijn verschaffen. Criminaliteit onstaat als deze goede dingen niet bereikt kunnen worden op een legale manier, dus preventie van criminaliteit en rehabilitatie van daders bestaan erin hen te ondersteunen deze goede dingen te verwezenlijken. Het is een voorbeeld van een aanpak die focust op het versterken van het positieve in mensen in plaats van het corrigeren van het negatieve.

Dit is eveneens de onderliggende idee van Prison SMART, een innovatief en holistisch rehabilitatieprogramma dat effectief de mindsets, attitudes en het gedrag van daders transformeert om zo de vicieuze cirkel van geweld in de samenleving te doorbreken. Sinds het opgestart is in 1992, is Prison SMART uitgegroeid tot een internationaal erkend programma dat meer dan 500 000 gevangenen en personeel bereikt heeft in meer dan zestig landen. Gedetineerden appreciëren de ‘self-empowering’-technieken en inzichten die hen meer controle geven over hun woede en agressie, hun fysiek en mentaal welzijn bevorderen, hun relaties verbeteren, hen overlevingsstrategieën aanleren en hoop geven, en die hun afhankelijkheid van verdovende middelen verminderen. Krachtige ademhalingstechnieken in combinatie met fysieke oefeningen, cognitieve en vaardigheidstraining laten daders toe geaccumuleerde stress, trauma’s en negatieve emoties los te laten en zich versterkt te voelen door een beter inzicht te verwerven in zichzelf en een sterker vertrouwen in hun gevoel van eigenaarschap en persoonlijke daadkracht.

Rehabilitatie is echter veel meer dan het implementeren van effectieve rehabilitatieprogramma’s. Het is ook een sociale, legale, morele en politieke onderneming, zoals McNeill uiteenzet in zijn nieuwe rehabilitatiemodel (2012). De persoonlijke dimensie van rehabilitatie die focust op individuele transformatie, zelfontwikkeling, vaardigheden, motivatie, identiteit, waarden en ethiek, is welbekend. Daarnaast is het echter ook belangrijk dat er aandacht besteed wordt aan sociale rehabilitatie, met name het herstellen of creëren van een sociale identiteit voor ex-daders, het ondersteunen van sociale erkenning, nodige middelen, connecties en sociaal kapitaal. Ex-daders worden nu vaak op allerlei manieren gestigmatiseerd en uitgesloten. Effectieve rehabilitatie vereist dan ook een bevorderlijk sociaal klimaat. Evenzeer blijven rehabilitatie en reïntegratie onvolledig zolang de staat niet formeel de herstelde rechten en status van ex-daders erkent. Ten slotte is rehabilitatie ook een maatschappelijk project, waarin daders, slachtoffers en samenleving samen al dan niet vorm geven aan herstel, heling en hernieuwde relaties. Dit vereist een dieper, meer affectief collectief engagement om kwesties van criminaliteit en geweld te verkennen en te bevragen en hierover met elkaar in dialoog te gaan, meningen uit te wisselen en erover te reflecteren.

Het uitzitten van de opgelegde straf zou voor een veroordeelde in principe moeten betekenen dat hij zijn schuld heeft afgelost en een nieuw leven kan beginnen

Het uitzitten van de opgelegde straf zou voor een veroordeelde in principe moeten betekenen dat hij zijn schuld heeft afgelost en een nieuw leven kan beginnen. In de praktijk rijzen er echter allerlei obstakels rond huisvesting, rechten en tewerkstelling. De sociale terugkeer is de fase in het rechtssysteem waarin de VS nog het meest verschillen van de Europese landen. Een status als ex-gevangene of een criminele veroordeling hebben er namelijk een zeer destructief effect op iemands levenskansen en mogelijkheden na vrijlating. De meeste veroordeelden hebben niet het recht om te stemmen of om zich verkiesbaar te stellen tijdens of na hun strafuitzitting, wat tot resultaat heeft dat 7 procent van de Afro-Amerikaanse gemeenschap momenteel hun stemrecht ontzegd is en dat 6 miljoen veroordeelden niet konden stemmen in de  presidentiële verkiezingen in 2016. Hoewel werkloosheid en recidivisme nauw verwant zijn, stoten veroordeelden in de VS op aanzienlijke juridische en sociale obstakels om werk te vinden of om toegang te hebben tot goedkopere en gesubsidieerde huisvesting. Daardoor wordt een nieuw leven voor ex-gevangenen al snel ondermijnd voor het echt kan beginnen en keren velen terug naar een leven van criminaliteit om te overleven, wat het hoge recidivismecijfer helpt verklaren. Europese landen hebben niet alleen minder obstakels, maar bieden ook meer actieve ondersteuning voor ex-gevangenen om werk en huisvesting te vinden en zich te kunnen reïntegreren als actieve burgers met herstelde rechten.

Rehabilitatie moet dus worden gezien in een breder perspectief. Een enge visie op individuele rehabilitatie, laat staan een focus op bestraffing, herstelt geen relaties of sociaal weefsel. De bekende onderzoeker naar vredesopbouw, John Paul Lederach, benadrukt dat waarlijke verzoening steunt op vier pijlers die alle aanwezig moeten zijn: waarheid, gerechtigheid, barmhartigheid en vrede. Duurzame vrede kan niet worden gebouwd op toegedekte waarheden of onwaarheden. Samen met de waarheid moet echter ook gerechtigheid geschieden. Het implementeren van gerechtigheid vereist ook barmhartigheid zodat relaties hersteld kunnen worden. Vrede, of het geweldloos oplossen van conflicten, is de laatste pijler voor waarlijk herstel en verzoening. Net zoals vredesopbouw niet effectief is als het beperkt wordt tot conflictoplossing, is rehabilitatie niet effectief als het beperkt wordt tot programma’s voor persoonlijke transformatie.

Ook Howard wijdt in zijn boek een hoofdstuk aan de context om de uitzonderlijke wreedheid en de teleurgang van het rehabilitatie-ideaal in het Amerikaanse gerechtelijke systeem te verklaren. Hij identificeert daarbij vier factoren die specifiek zijn voor de VS en die bovendien sterk veranderd zijn sinds de jaren 1970, de periode van de sterke opgang van de harde aanpak en de detentiecijfers. De eerste factor is ras. Door de historische discriminatie van de zwarte bevolking en door het feit dat zwarten disproportioneel vaak aangehouden en veroordeeld worden, zijn zij momenteel oververtegenwoordigd in de Amerikaanse gevangenissen. Religie is een tweede factor, meer bepaald het feit dat het christelijke fundamentalisme een ‘oog-om-oog’-interpretatie van religie promoot om strenge bestraffing te rechtvaardigen, eerder dan vergeving en rehabilitatie. Vanaf de jaren 1970 werd dat fundamentalisme steeds meer een georganiseerde politieke kracht. Ten derde is er de politiek zelf. Daarbij is van belang dat de meeste rechters en aanklagers in de VS worden verkozen en hun verkiezingscampagnes opzetten en gelden inzamelen in een populistisch klimaat waarin een zachte aanpak van criminaliteit gelijkstaat aan politieke zelfdoding. Tot slot is er ook nog de macht van de business, aangezien de gevangenisindustrie in de voorbije decennia massale economische belangen heeft gecreëerd door de continue expansie van de gevangenisstructuur.

Daders zijn en blijven mensen, geen dossiers

Naast het belang van de context zijn er ook steeds meer stemmen die het belang van meer ‘menselijkheid’ in het gevangenissysteem benadrukken. In een algemeen klimaat van verharding en repressie waar de nadruk ligt op risicobeperking en openbare veiligheid, wordt in het beste geval een vorm van rehabilitatie gehanteerd die utilitaristisch en corrigerend is en de dader niet centraal stelt. ‘De dader was steeds minder een actieve deelnemer en steeds meer een object om geëvalueerd te worden door technische middelen aangewend door specialisten en verplicht onderworpen aan gestructureerde programma’s … als vereisten van opgelegde rechtsuitspraken, onafhankelijk van akkoord / inspraak’, aldus McNeil. Vooral vanuit de nieuwere ‘desistance’-literatuur, die een ruimer perspectief hanteert dan alleen te kijken naar oorzaken van criminaliteit en onderzoekt hoe de individuele neiging tot criminaliteit doorbroken kan worden, wordt meer aandacht besteed aan meer universeel menselijke aspecten van criminaliteit en rehabilitatie. Zo stelt men niet alleen motivatie maar ook de ervaring van hoop centraal als drijfveer voor positieve verandering. Menselijke relaties en verbinding worden beschouwd als cruciale factoren voor ‘desistance’. ‘Desistance’-programma’s werken met daders, niet over hen heen, doordat de nadruk op het herstel en versterken van eigenaarschap en persoonlijke daadkracht ligt. Ook onze ervaring met Prison SMART toont telkens weer dat een groot deel van de impact van de programma’s reeds gerealiseerd wordt wanneer gedetineerden een authentiek, menselijk contact ervaren van de trainers, die hen uitnodigen tot deelname zonder verplichting. Er is nood aan meer menselijk contact, warmte en verbinding in het systeem zelf, en niet enkel door de vele vrijwilligers die zich inzetten voor medemensen in de gevangenis. Daders zijn en blijven mensen, geen dossiers. ‘Hoe zouden we onze vrienden, familieleden of onszelf gestraft willen zien als we een vreselijke fout begaan hebben?’, eindigt Howard zijn boek. Net zoals Howard en ikzelf zijn ook enkele conservatieven in de VS persoonlijk geraakt door het menselijke aspect, toen sommigen van hen zelf een gevangenisstraf moesten uitzitten, waarna ook zij zich zijn gaan inzetten, samen met de democraten, als geloofwaardige voorvechters van een hervorming van het gevangenissysteem. McNeill besluit dan ook dat er eerder nood is aan een sociale ommekeer dan aan de ontwikkeling van meer praktische modellen.

Leam A. Craig, Theresa A. Gannon, Louise Dixon (ed), What Works in Offender Rehabilitation: An Evidence-Based Approach to Assessment and Treatment. (Wiley-Blackwell, 2013).

Marc Howard, Unusually Cruel: Prisons, Punishment, and the Real American Exceptionalism. (Oxford: Oxford University Press, 2017).

Fergus McNeill, ‘Four forms of ‘offender’ rehabilitation: towards an interdisciplinary perspective’, in: Legal and Criminological Psychology, 2012, 17 (1). 18-36. ISSN 1355-3259.

Katrien Hertog is peacebuilding researcher en trainer. Ze is directeur van het internationaal bekende programma voor rehabilitatie van gevangenen, Prison SMART voor Europa, en coördinator en trainer voor Prison SMART UK. Ze is ook directeur van Peacebuilding Programs for the International Association for Human Values. Ze heeft een MA in Peace Studies van de Universiteit van Bradford en behaalde een doctoraat in het Centrum voor Vredesonderzoek van de KU Leuven. 

Deel dit artikel

Gerelateerde artikelen