Deel dit artikel

traditioneel beschouwen wetenschappers perceptie en actie als twee gescheiden processen. hun onderzoek spitst zich toe op de interne processen en representaties in ons hoofd. volgens alva noë zijn perceptie en actie niet gescheiden. waarnemen is een manier van handelen. die orginele benadering raakt aan de wezenskenmerken van waarneming, representatie en bewustzijn en vormt zelfs een aanzet tot een nieuwe vorm van neurowetenschappen, de enactive neuroscience.

Horen, zien, actie

Johan Wagemans

Een lang stuk post steekt uit je brievenbus. Doorheen de plastic wikkel zie je een kleurige kaft en je herkent het nieuwste nummer van Karakter. Je trekt de wikkel weg, vouwt het tijdschrift open, stapt naar je zetel. Je ogen overlopen snel de foto en de titels op de kaft. Je gaat zitten, leest en slaat de bladzijden om. Dit is een typische sequentie van waarnemingen en handelingen zoals we er dagelijks honderden doen, zonder daar veel bij na te denken, vrijwel automatisch en vaak onbewust. Hoe doen we dit allemaal? Dat dit niet zo vanzelfsprekend gaat, merken we bij kleine kinderen, waarbij alles nog niet op punt staat, of bij mensen met een hersenletsel. Zij herkennen soms niet meer wat ze zien of kunnen de gepaste actiepatronen niet meer automatisch uitvoeren. Het leven wordt plots veel ingewikkelder: elke waarneming en handeling vergt een zware cognitieve inspanning. Dat waarneming en handeling (of perceptie en actie) niet zo eenvoudig zijn, blijkt ook uit de grote moeite die computerwetenschappers nog steeds hebben met de nabootsing ervan met behulp van computers met de snelste processoren en de grootste geheugenopslag ooit.

Traditioneel beschouwen wetenschappers perceptie en actie als tamelijk gescheiden processen: ‘perceptie’ wordt opgevat als de verwerking van informatie over de buitenwereld en ‘actie’ als de sturing van handelingen in interactie met de buitenwereld. Opdat ons handelen aangepast zou zijn aan de omgeving, moeten we alles zo goed mogelijk waarnemen en interpreteren én moeten we de juiste beslissingen nemen en uitvoeren. Onderzoek naar perceptie en actie spitst zich dan toe op het proberen begrijpen van de interne processen en representaties in ons hoofd. De computermetafoor voor informatieverwerking is nooit ver weg: we komen van invoer (perceptie) tot uitvoer (actie) door tal van berekeningen op grote data- en geheugenbestanden in de centrale verwerkingseenheid. Die klassieke benadering neemt visuele waarneming als standaardmodel voor elke waarnemingsmodaliteit. De projectie van de buitenwereld op het netvliesbeeld is van zodanig slechte kwaliteit dat het visuele systeem daarop tal van bewerkingen moet uitvoeren en heel wat moet aanvullen vanuit kennis en geheugen. Visuele waarneming is daarom subjectief, een cognitieve constructie vol met ambiguïteiten en illusies (zoals door Salvador Dali en M.C. Escher in beeld gebracht). Typische voorbeelden van slechte ‘input’ zijn onder meer de projectie van een driedimensionale ruimte in een omgekeerd tweedimensionaal netvliesbeeld, de lage resolutie van de projectie in de periferie van het visuele veld, de ‘blinde vlek’ ter hoogte van de plaats waar de oogzenuw vertrekt die de informatie vanuit de receptoren naar de hersenen brengt, en de tijdelijke blindheid van het oog terwijl het een oogsprong (saccade) maakt om nieuwe informatie uit de periferie naar het centrale deel van het netvlies (fovea) te brengen, waar meer en betere receptoren aanwezig zijn. Een reconstructie van de voorwerpen, scènes en gebeurtenissen in de wereld vergt dus de tussenkomst van uitgebreide berekeningen (computaties) en interne voorstellingen (representaties) om de spatiotemporele continuïteit van de waarneming te garanderen.

In ons handelen komt onze waarneming tot stand

Alva Noë, een hoogleraar filosofie uit Berkeley (met doctorale en postdoctorale scholing in Oxford en Harvard), ziet dit anders: perceptie en actie zijn niet gescheiden. Perceptie gaat niet vooraf aan actie, maar berust in grote mate op actie. Waarnemen is een manier van handelen. Perceptie is niet het proces waarin de wereld zich aan ons toont in een moeizaam verworven reconstructie met alle details tegelijk aanwezig in ons bewustzijn (als een zelfgemaakt plaatje waarnaar ons ‘geestesoog’ kijkt). Nee, wat we waarnemen wordt bepaald door wat we doen, door wat we kunnen doen en door wat we (impliciet) weten over de gevolgen op de sensoriële stimulatie van wat we doen. In die zin voeren we onze perceptuele ervaring uit (‘we [enact] our perceptual experience’). In ons handelen komt onze waarneming tot stand. Door te handelen of door ons bepaalde handelingen voor te stellen en de gevolgen ervan te voorspellen, komen we tot perceptueel bewustzijn. Het boek [Action in Perception] probeert die originele benadering aannemelijk te maken en in al zijn consequenties door te denken. Het raakt daarbij aan alle fundamentele aspecten van de waarneming, inclusief de vraag naar de wezenskenmerken van waarneming, representatie en bewustzijn.

In de plaats van de fotografische kwaliteit van de visuele waarneming als model voor elke waarneming te stellen, vertrekt Noë van het voorbeeld van de tastende blinde. Door zijn omgeving af te tasten, met een tik van de stok of een opeenvolgende handbeweging, creëert hij zijn eigen perceptuele ervaring, fragmentair en geleidelijk, met niet alle details tegelijk beschikbaar ‘zoals in een foto’. Het probleem van de traditionele pictorale benadering van perceptie is de [homunculus fallacy]. Door te stellen dat de geschiktheid van onze waarneming berust op de gelijkenis tussen het gereconstrueerde beeld en de buitenwereld, vooronderstellen we dat ergens in onze hersenen die gelijkenis wordt vastgesteld door een onafhankelijke waarnemer of ‘homunculus’, een klein mannetje dat ook beeldjes maakt tot in het oneindige. Zo ook lijkt het ‘invullen’ van de blinde vlek of het garanderen van de stabiliteit van onze ervaring over saccades heen zich af te spelen in een soort cartesiaans theater van het bewustzijn. In de plaats daarvan stelt de [enactive approach] van de waarneming dat het bewustzijn van details slechts virtueel is. Er is helemaal geen nood aan de reconstructie van een gedetailleerde interne voorstelling van de wereld buiten ons, want die wereld buiten ons blijft permanent beschikbaar om, indien nodig, verder te worden afgetast.

Ons contact met de wereld is inderdaad veel fragieler dan traditioneel wordt aangenomen. Dit blijkt overduidelijk uit een aantal voorbeelden van zogenaamde ‘ervaringsblindheid’, de afwezigheid van bewuste ervaring van voorwerpen die nochtans perfect geregistreerd worden door onze zintuigen. Als onze waarneming kort wordt onderbroken door oogbewegingen of oogknipperingen, of als twee beelden telkens afwisselend worden getoond, dan blijken we blind voor sommige veranderingen tussen wat voorafging en wat volgt (change blindness). Als onze aandacht wordt afgeleid, dan blijven we soms blind voor een onverwachte gebeurtenis, ook al valt die erg op als je ze eenmaal hebt gezien (inattentional blindness). Die voorbeelden tonen aan dat de rijkdom van onze perceptuele ervaring een illusie is. De rijkdom is niet volledig en tegelijk aanwezig in ons perceptueel bewustzijn, maar berust op de perceptuele beschikbaarheid in de wereld zelf. De details van de wereld rondom ons zijn slechts perceptueel aanwezig in de zin van beschikbaar voor verdere perceptie. Als onze waarneming onvolledig is ten gevolge van onnauwkeurige netvliesbeelden, een blinde vlek of saccadische onderbrekingen, dan verplaatsen we onze ogen even en kijken we nog eens. De visuele waarneming is zoals de tast: we tasten onze omgeving verder af door bijkomende aandachtsverschuivingen, oog-, hoofd- en lichaamsbewegingen.

Aan de basis van die perceptuele toegankelijkheid (dus van ons perceptueel bewustzijn) liggen onze sensomotorische vaardigheden, de praktische (impliciete) kennis van de gevolgen van ons perceptueel handelen. Mijn perceptuele systeem ‘weet’ dat het nieuwe details van de omgeving kan verwerven door oog-, hoofd- en lichaamsbewegingen en het kan zich die details ‘voorstellen’. Zo is elke waarneming een mentale voorstelling die niet louter sensorieel is, zoals de illusoire driehoek in de Kanizsa-figuur. Het perceptuele systeem heeft door ervaring de gevolgen van het eigen handelen ook leren voorspellen. In die zin is actie ‘constitutief’ voor perceptie en is het dus volledig terecht om van een ‘uitvoerende’ (enactive) benadering van perceptie te spreken.


Kanizsa-figuur: je ziet een witte driehoek bovenop een zwartomrande driehoek en drie zwarte cirkeltjes, waar er fysisch eigenlijk geen witte driehoek is.

De rol van de sensomotorische ervaring blijkt bijvoorbeeld uit de manier waarop het visuele systeem zich aanpast aan het dragen van een omkeerbril (lenzen die boven en onder of links en rechts omkeren). Na verloop van tijd ‘weet’ het systeem dat boven en onder of links en rechts zoals ze worden ‘gezien’, verschillen van de ruimtelijke relaties die uit de handelingen blijken, en past het zich vanzelf aan die veranderde relaties aan, zodat het de wereld ook echt anders ziet. Daarom ook moeten blindgeboren personen na een oogoperatie waardoor ze kunnen ‘zien’, eerst leren om beelden te koppelen aan handelingen en bijbehorende tactiele gewaarwordingen voor ze echt kunnen zien. In een brief aan John Locke vroeg William Molyneux of zo iemand het onderscheid zou zien tussen een bol en een kubus zonder ze te betasten. Over die vraag hebben zich vele filosofen, psychologen, neurofysiologen en neurologen gebogen. De [enactive approach] geeft een nieuw en genuanceerd antwoord. De nodige sensomotorische kennis zal al aanwezig zijn vanuit de vele tastervaringen voor de operatie (ja dus) maar de operatie op zich zal niet volstaan om die praktische kennis meteen te activeren vanuit visuele indrukken (niet onmiddellijk dus).

De enactive approach geeft ook tal van andere originele antwoorden op klassieke, fundamentele vragen. Om te beginnen zegt ze iets fundamenteels over de aard van onze perceptuele ervaring. Die is transparant in de zin dat we door onze ervaring heen naar de wereld zien. We ervaren niet onze perceptuele indrukken, maar de wereld zelf. Daarom is het ook zo moeilijk om de perceptuele ervaring te beschrijven (en dus aan fenomenologie te doen). We beschrijven meestal de wereld die we zien, niet zoals we die zien. We hebben geen directe toegang tot de perceptuele indrukken zelf. Als we een gekanteld soepbord bekijken, zien we de ronde vorm van het bord in de ruimte in plaats van de ellips zoals die op ons netvliesbeeld is geprojecteerd. Om dezelfde reden is schilderen zo moeilijk: je moet proberen de perceptuele indrukken zelf op het doek over te brengen. Perceptuele inhouden van visuele ervaringen omvatten tegelijk twee aspecten: objectieve (hoe dingen werkelijk zijn) en subjectieve (hoe dingen eruitzien vanuit ons perspectief).

Als we een gekanteld soepbord bekijken, zien we de ronde vorm van het bord in plaats van een ellips

In het verlengde hiervan stelt de enactive approach ook sommige traditionele onderscheidingen in vraag. Zo worden sensomotorische vaardigheden opgevat als primitieve conceptuele vaardigheden en vervaagt het onderscheid tussen perceptie en cognitie. Een perceptuele ervaring hebben betekent juist zijn gedachten richten op wat men ervaart; het ervaren en het nadenken erover zijn dan één en dezelfde activiteit. Dit werpt een nieuw licht op Kants beroemde adagium dat concepten zonder intuïties leeg zijn, net zoals intuïties zonder concepten blind zijn. Dit brengt ook een hiaat aan het licht in de traditionele causale theorie van de waarneming. De subjectieve aspecten van de waarneming worden slechts ten dele bepaald door wat de dingen zijn. Elke theorie die geen aandacht schenkt aan de manier waarop de waarneming afhangt van ons eigen perspectief, is gedoemd om een onvolledige verklaring te geven voor wat perceptie echt is.

Hiermee samenhangend vervaagt ook het onderscheid tussen algoritme (software) en implementatie (hardware), of ruimer nog tussen mind en body. Als perceptie berust op sensomotorische vaardigheden, dan is het lichamelijke aspect niet onbelangrijk. Perceptuele ervaringen zouden dan, meer dan traditioneel wordt aangenomen, kunnen afhangen van onze lichaamsbouw. Het begrijpen van visuele waarneming berust niet alleen op het analyseren van wat plaatsvindt in het brein, maar van het hele systeem, lichaam en omgeving inbegrepen. Dit gaat radicaal in tegen het functionalisme in de vision sciences (en algemener cognitive sciences), namelijk dat je de algoritmes die het perceptuele (of cognitieve) systeem uitvoert, kan analyseren los van de implementatie in het brein. Die assumptie is een noodzakelijke voorwaarde voor de mogelijkheid van ‘artificiële intelligentie’: als natuurlijke intelligentie essentieel berust op het hebben van de juiste hersenen en zelfs het juiste lichaam, dan kan je computervisie en slimme robots wel vergeten.

Dit doordenkend vervaagt ook het onderscheid tussen het persoonlijke en het subpersoonlijke niveau. Het functionalisme had immers de pretentie dat het aannemelijk kon maken hoe het brein tot waarneming kon komen, of hoe betekenis kon ontstaan vanuit een geheel van computationele functies (hoe semantiek als het ware opborrelt uit een [syntactic engine]). De intuïtie, die overigens nooit overtuigend hard gemaakt werd, was dat we het systeem zouden kunnen opdelen in zijn kleinste onderdelen die semantisch onschuldige functies konden vervullen. Dat we dus tot perceptuele ervaringen of cognitieve overtuigingen op persoonlijk niveau (bijvoorbeeld ‘ik zie de kat op de mat’ of ‘ik ben overtuigd dat er een kat op de mat zit’) zouden kunnen komen door berekeningen op het subpersoonlijke niveau van een functionele module, hersengebied, neuron of wat dan ook. Volgens de [enactive approach] daarentegen speelt perceptie zich niet af in het brein, of men dit nu in informatieverwerkingstermen (software) vat of in neurofysiologische termen (hardware). Niet het brein ziet, wel de persoon. De persoon zelf, niet de hersenen, beschikt over de semantische kracht om tot persoonlijke ervaringen en overtuigingen te komen.

Betekent dit dat de hersenen niet belangrijk zijn in het realiseren van waarnemen en handelen? Natuurlijk zijn de hersenen essentieel. Noë gaat in het laatste hoofdstuk van zijn boek (‘brain in mind’) alleen in tegen de vanzelfsprekendheden van de heersende doctrine dat bewustzijnstoestanden of ervaringen louter intern zijn en in onze hersenen plaatsvinden zoals vertering in ons maag-darmstelsel. De details van perceptuele ervaringen worden niet intern voorgesteld, maar zijn toegankelijk voor verdere verkenning in de externe wereld. Ervaringen krijgen inhoud als mogelijke ‘uitvoering’. Perceptuele inhoud is dus virtueel en in die zin zit de inhoud van de ervaring niet in het hoofd. De grens van de perceptuele ervaring is niet onze schedel. Perceptie overkomt ons niet, het is iets wat we doen, het is een temporeel uitgebreid proces van vaardig aftasten. Wat we ervaren, is meer dan wat we in ons bewustzijn voorstellen. Dit houdt echter niet meteen in dat wat we ervaren meer is dan wat we in onze hersenen voorstellen. Of dit zo is, is een empirische vraag. Onze ervaring berust dus niet op de hersenen alleen (zoals de ‘superveniëntie’-theorie voorschrijft) maar op het globale systeem van hersenen, levend wezen en wereld. Het is een empirische vraag of het brein alle kennis bevat om de inhouden voor het bewustzijn aan te dragen. Noë levert hiermee de aanzet voor een nieuwe vorm van neurowetenschappen, de [enactive neuroscience]. Hij legt meer de nadruk op multimodale, dynamische integratie van informatie uit meerdere zintuigen (bijvoorbeeld visueel, tactiel, haptisch, proprioceptisch), op de wisselwerking tussen perceptie en actie en op plasticiteit.

Perceptie overkomt ons niet, het is iets wat we doen, het is een temporeel uitgebreid proces van vaardig aftasten

Biedt Action in perception hiermee een radicaal nieuwe benadering van waarnemen en handelen, die alle vorige werken op de helling zet? Nee. Aan de ene kant sluit het boek goed aan bij een aantal andere visies in de filosofie (Maurice Merleau-Ponty, Edmund Husserl) en de psychologie (de ecologische benadering van James Jerome Gibson). De enactive approach bouwt ook duidelijk voort op eerder werk over de relatie tussen perceptie en actie en op eerdere argumenten tegen de nood aan gedetailleerde interne representaties. Noë’s benadering sluit ook aan bij comparatief en evolutionair werk over perceptie en bij recent werk uit de neurowetenschappen over het onderscheid tussen de dorsale en ventrale stroom van verwerking als basis voor respectievelijk automatisch, visueel gestuurd handelen en bewuste herkenning. Aan de andere kant is die filosofische synthese van een aantal ideeën natuurlijk slechts het begin van een nieuwe theorie. Noë is een meester in het blootleggen van een aantal problematische veronderstellingen in de standaardbenaderingen en in het doordenken van een aantal alternatieven. Zijn analyse is haarscherp en verleidelijk. De grote uitdaging zal zijn om die ideeën om te zetten in toetsbare hypothesen. Dit vraagt de inzet van vele creatieve wetenschappers met de nodige vaardigheden tot operationalisering, met de nodige bagage in experimentele psychologie en psychofysica en met voldoende kennis van de empirische feiten, modellen en theorieën met betrekking tot de functionele mechanismen van perceptie en actie, en hun neurale basis van moleculair niveau tot systeemniveau. In tijden van empirische ‘ratrace’ en een onoverzienbare berg feitenkennis is een moment van reflectie en een aanzet tot theoretisch herdenken welkom. Ik ben al benieuwd om over een tiental jaren eens terug te blikken op de impact van deze benadering.

Alva Noë, Action in Perception. (Cambridge, MA: MIT Press, 2004).

Johan Wagemans is als experimenteel psycholoog verbonden aan de KU Leuven.

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen