slavoj žižek is een van de meest controversiële filosofen van deze tijd. voor de enen is hij een gevaarlijke charlatan, voor de anderen een ‘stand-upfilosoof’, voor nog anderen een shakespeariaanse nar die harde waarheden verkondigt. als geen ander weet hij de gerespecteerde media te bespelen om zijn beladen en omstreden visie op politiek en economie te verkondigen. zijn premisse luidt dat het huidige kapitalistische systeem in zijn eindfase is aanbeland.
Leven in de eindtijd (#41)
Het absurde en vaak hysterische karakter van dit soort discussies rond Žižek is uiteraard een gevolg van het feit dat hij er als geen ander in geslaagd is om een opmerkelijke publieke intellectueel te worden, met regelmatige opiniestukken in gerenommeerde kranten als The Guardian en The New York Times. Doordat hij dit publieke forum bewust gebruikt om de verdediging op te nemen van Occupy Wall Street of WikiLeaks, of discussies op gang te trekken over een communistisch alternatief voor het huidige kapitalistische systeem, lokt hij uiteraard heftige reacties uit. Dat hij erin slaagt om een pleidooi te houden voor beladen en controversiële thema’s in gerespecteerde media is tegelijk zijn sterkte en de reden van alle gechargeerde debatten rond zijn persoon.
Maar wat zijn nu eigenlijk de opvattingen van Žižek, die sommigen zo gevaarlijk vinden? In Living in the End Times geeft Žižek zijn uitgebreide analyse van de economische crisis en de huidige politieke toestand. Terwijl hij het boek aan het schrijven was, barstten er op verschillende plaatsen in de wereld politieke onlusten uit en ontstonden er nieuwe contestatiebewegingen. Hierdoor voelde hij de noodzaak om een lang nawoord aan het boek toe te voegen. Dit nawoord is geschreven in een meer militante en directe stijl dan het eigenlijke boek, waar de politieke discussies vervat zitten in zijn theoretische uitweidingen en daardoor hun directheid wat verliezen. De premisse van het boek is dat het huidige globale kapitalistische systeem in zijn eindfase is aanbeland. Het nadert een soort apocalyptische instorting en volgens Žižeks beeldspraak zijn de ‘vier ruiters van de Apocalyps’ in dit geval de ecologische crisis, de gevolgen van biotechnologische ontwikkelingen (die een verrijking kunnen zijn maar ook grote risico’s met zich meebrengen), impasses in het systeem zelf (zoals schaarste van bepaalde grondstoffen) en de explosieve toename van ongelijkheid en uitsluiting. Wat dit laatste betreft maakt Žižek duidelijk dat de vaak gemaakte associatie tussen de vrije markt en democratie een totale illusie is. Zo wijst hij op de onbeperkte steun die een land als Saoedi-Arabië geniet, een regime dat op geen enkele manier democratisch probeert te zijn of zelfs maar te lijken. Het kapitalisme is op zijn limieten gestuit en we hebben geen andere keuze dan alternatieven te bedenken.
Het kapitalisme is op zijn limieten gestuit en we hebben geen andere keuze dan alternatieven te bedenken
Volgens Žižek is de algemene reactie op de instorting van het kapitalisme vergelijkbaar met een rouwproces. De Zwitsers-Amerikaanse psychologe Elisabeth Kübler-Ross beschreef de verschillende stadia in de reactie van mensen die een groot verlies lijden of te horen krijgen dat ze terminaal ziek zijn als volgt: eerst is er ontkenning (‘Dit kan niet waar zijn!’), gevolgd door woede (‘Waarom gebeurt mij dit?’), onderhandelen (‘Ik hoop nog lang genoeg te leven om …’), depressie (‘Ik ga sterven, dus waarom zou ik nog om iets geven?’) en ten slotte aanvaarding. Žižek vindt dezelfde reactiepatronen terug in diverse maatschappelijke fenomenen van de voorbije jaren. Zijn boek is dan ook gestructureerd aan de hand van de stadia van Kübler-Ross. Zo wijst hij ten eerste op de verschillende vormen van ideologische ontkenning en pogingen om de fundamentele impasse waarin het kapitalisme is beland te maskeren. Ten tweede zijn er de verschillende vormen van gewelduitbarstingen of fundamentalistische bewegingen als reactie tegen de gevolgen van een globaal kapitalisme. Ten derde wijst Žižek alle pogingen om dingen te veranderen binnen het kapitalisme af als illusoire vormen van onderhandeling. Vervolgens zijn er de verschillende vormen van psychisch lijden waar meer en meer mensen last van hebben, van depressie tot eenzaamheid. Žižek spreekt, Freud parafraserend, van een ‘Unbehagen’ over het kapitalistische systeem. Ten slotte is er de aanvaarding dat het kapitalisme zijn eindpunt heeft bereikt, wat tot uiting komt in de verschillende bewegingen die willen werken aan een nieuw egalitair-emancipatorisch project.
Volgens Žižek heeft de voorbije jaren een verschuiving plaatsgevonden in het partijlandschap van de westerse democratieën. Terwijl vroeger vaak een grote centrumlinkse en een grote centrumrechtse partij met elkaar streden, naast een paar kleinere ecologische, liberale of regionale partijen, is er de voorbije jaren eerder een scheiding tussen de verschillende traditionele partijen enerzijds, die allen de vrije markt aanvaarden en eerder technocratische maatregelen bepleiten, en de groeiende rechts-populistische partijen anderzijds die hard inbeuken tegen het gevoerde beleid. Een groot deel van het succes van deze partijen of bewegingen is dat ze het gevoel van onbehagen over de crisis en de technocratische aanpak weten te kanaliseren. Men wijst vaak op het paradoxale of onrealistische van de slogans van deze partijen, maar volgens Žižek is hun kracht dat ze terug passie in de politiek weten te brengen en dit plaatsen tegenover de kurkdroge en onbegeesterende ‘politiek als management’. Men kan zich de vraag stellen of politiek eigenlijk wel gediend is met dat soort passie. Volgens Žižek is er wel degelijk nood aan nieuwe politieke bewegingen die men met passie uitdraagt. Dit type passie wordt vaak voorgesteld als gevaarlijk door hen die geloven in een meer technocratische aanpak, als een soort ideologisch fanatisme dat alleen kan leiden tot catastrofes en waarvan men grotendeels was verlost na de val van de Berlijnse muur.
Een groot deel van het succes van rechts-populistische partijen is dat ze het gevoel van onbehagen over de crisis en de technocratische aanpak weten te kanaliseren
In een interessante passage wijst Žižek op de manier waarop het ‘mogelijke’ en het ‘onmogelijke’ verdeeld worden in het publieke debat over de maatschappij. Enerzijds lijkt het alsof tegenwoordig de meest spectaculaire dingen mogelijk zijn door de snelle ontwikkelingen in de technologie en informatica. Hier is ‘the sky the limit’, als men maar voldoende zijn of haar creativiteit laat spelen. Innovatie, initiatief en creativiteit zijn termen die te pas en te onpas worden gebruikt. Maar anderzijds hoort men steeds een lange reeks ‘onmogelijkheden’ wanneer het economisch-politieke kwesties betreft. Het is onmogelijk om niet de wetten van de markt te volgen of een andere vorm van economie of politiek te ontwikkelen. Alles lijkt tegenwoordig mogelijk behalve het op poten zetten van een ander economisch-politiek systeem. Dat zou dan weer hopeloos, en zelfs gevaarlijk of utopisch zijn. Žižek keert deze redenering radicaal om: wat echt utopisch is, is het geloof dat het kapitalisme kan blijven bestaan en dat men ecologische rampen en sociale ongelijkheid kan aanpakken binnen het kapitalistische systeem. Meer nog, we kunnen niet anders dan alternatieven bedenken. Žižek stelt dat het een cruciale taak is voor politieke tegenbewegingen om de coördinaten van het mogelijke en het onmogelijke steeds te bevragen en te veranderen. Hij verwijst naar de beroemde slogan van mei 1968: ‘Soyons réalistes, demandons l’impossible!’ Hierdoor is hij ook volledig gekant tegen de huidige trend om universiteiten steeds meer af te stellen op de vereisten van de bedrijfswereld. Bedrijven laten bepalen wat nuttig is voor de academische wereld zou alle kritische reflectie fnuiken. Hij ziet het juist als de kern van kritisch denken om de vragen die worden gesteld in de maatschappelijke debatten, en vooral de manier waarop deze geformuleerd zijn, niet te aanvaarden en vragen te durven formuleren die niet worden gesteld.
Dat Žižek ofwel als gevaarlijk of lachwekkend wordt bestempeld, of een paradoxale combinatie van beide, is niet zo verbazend, aangezien dit expliciet deel uitmaakt van de strategieën die hij voorstelt in zijn werk. Zo is hij van mening dat de impact van WikiLeaks niet te wijten is aan het feit dat ze als een soort onderzoeksjournalistiek feiten zouden bovenhalen die het publiek nog niet wist. De politieke machinaties in de documenten gepubliceerd door WikiLeaks zullen niemand verbazen. Volgens Žižek is de kracht van WikiLeaks eerder dat het de schaamtelijke, cynische of belachelijke aard van dit soort machinaties laat zien, waardoor we ons des te meer schamen dat we dit soort dingen tolereren. Men hoeft geen karikatuur te maken van bepaalde vormen van beleid, maar het belachelijke en perverse ervan gewoon steeds opnieuw te tonen. Daarnaast is hij van mening dat gevaren niet vermeden kunnen worden bij het uitwerken van politieke en economische alternatieven, waartoe we verplicht zijn of we het nu willen of niet. Alternatieven uitwerken is het betreden van onbekend en experimenteel terrein, wat onvermijdelijk risico’s en gevaren met zich meebrengt. ‘Gevaarlijk denken’ en het belachelijke en schaamtevolle van politieke machinaties steeds zonder terughoudendheid laten zien zijn twee bewuste strategieën.
‘Gevaarlijk denken’ en het belachelijke en schaamtevolle van politieke machinaties zonder terughoudendheid tonen zijn twee bewuste strategieën
Žižek haalt overigens niet alleen uit naar het rechtse discours. Hij keert zich ook tegen een aantal gevoeligheden waar politieke tegenbewegingen mee blijven worstelen. Dit is het meest opvallend als hij het heeft over multiculturalisme. Žižek vindt het multiculturalisme dat stelt dat mensen van verschillende culturen naast elkaar hun ding moeten kunnen doen, een abstracte en valse vorm van multiculturalisme, net als de liberale notie van ‘tolerantie’. Die ‘tolerantie’ is volgens hem een soort negeren van de andere. De discussie in hoeverre men tolerant moet zijn voor bepaalde culturele praktijken vindt hij dan ook een heilloze vraag. Het is volgens hem terecht als een politicus beweert dat dit soort multiculturalisme gefaald heeft. Hij wil weg van de focus op culturele verschillen en het zwaartepunt verleggen naar het politiek-economische. Het echte antagonisme is niet zozeer één van de ene cultuur tegen een andere, een manier van voorstellen die erg in zwang is sinds 9/11, maar loopt dwars doorheen verschillende culturen. De breuklijn loopt tussen verschillende opvattingen over hoe mensen met elkaar zouden moeten samenleven, niet tussen culturen op zich. Zo pleit hij voor een radicaal emancipatorisch project dat gedeeld en uitgedragen wordt door een groep mensen dwars door verschillende culturen heen. Even gevoelig is dat Žižek het debat over Leitkultur wil recupereren. Het begrip Leitkultur werd eind jaren 1990 in Duitsland gebruikt door hen die vinden dat elke burger dezelfde maatschappelijke waarden moet aanvaarden, dus ook mensen van andere culturen. Žižek vindt dat mensen wel degelijk een vorm van Leitkultur nodig hebben, een soort gedeeld maatschappelijk project, maar dan wel een ander soort dan rechtse politici in gedachten hebben. Met dit soort opvattingen wijst Žižek drastisch de neiging af om overgevoelig te zijn voor culturele verschillen in academische en politieke kringen.
De passages die het meest met een vergrootglas gelezen zullen worden door al wie Žižek als gevaarlijk wil zien, zijn die waarin hij zijn suggesties voor een alternatief geeft, een alternatief dat hij systematisch ‘communistisch’ noemt. Net zoals bij zijn goede vriend Alain Badiou blijft de beschrijving van dit communistische alternatief verbazend vaag en abstract. Ondanks zijn provocatieve gebruik van citaten van Mao of discussies uit de Sovjet-Unie, is Žižek er heel duidelijk over dat het communisme waar hij voor pleit niets te maken heeft met de manieren waarop men in het verleden communisme heeft proberen vorm te geven. Hij heeft geen enkele nostalgie naar het verleden, en al zeker niet naar het communistische regime in Joegoslavië waarin hij opgroeide en waarmee hij herhaaldelijk in de clinch lag. In de laatste zinnen van zijn boek schrijft hij dat communisme voor hem geen concreet uitgewerkt systeem is, maar eerder een vraag: ‘Communism today is not the name of a solution but the name of a problem: the problem of the commons in all its dimensions – the commons of nature as the substance of our life, the problem of our biogenetic commons, the problem of our cultural commons (“intellectual property”), and, last but not least, the problem of the commons as that universal space of humanity from which no one should be excluded.’ (481) Deze definiëring van communisme is zo breed en vaag dat het de meest uiteenlopende opvattingen en maatschappijbeelden kan omvatten. In het hele boek geeft Žižek één voorbeeld van hoe een communistische samenleving eruit zou kunnen zien: de gemeenschap van muizen in Kafka’s kortverhaal ‘Josefine de zangeres, of het muizenvolk’, waarin een muizengemeenschap in vervoering wordt samengebracht door het gezang van Josefine en waarbij men Josefine de privileges weigert die ze opeist voor haar zingen. Bij een voorbeeld als dit, wat Žižek overneemt van Frederic Jameson, zal menig lezer eerder in de lach schieten dan gewapend met vlag en megafoon de straat optrekken.
Dat Žižek, en andere ‘controversiële’ intellectuelen zoals Badiou of Peter Sloterdijk, voor grote uitverkochte zalen spreken, komt vooral door het feit dat zij de grote, controversiële onderwerpen niet schuwen. Het maakt hun betoog spannend en er spreekt een gevoel van urgentie uit, waarbij dramatiek en theorie worden afgewisseld met humor en onverwachte voorbeelden. Doordat Žižek zijn argumenten vaak op een heel directe, bijna botte, manier brengt, slaagt hij er ook in om vastgeroeste debatten terug open te stellen voor discussie. Eén van zijn meest gebruikte formules is: ‘Het is niet zo, maar exact het omgekeerde.’ Hierdoor slaagt hij er wonderwel in om een publiek aan te spreken dat veel breder is dan een academisch publiek. Zijn argumenten zijn soms kort door de bocht en sommige grappen doen de lezer met de ogen rollen, maar Žižek beantwoordt met zijn werk de nood aan een alomvattende diagnose van de huidige politieke-economische toestand. En ‘diagnose’ kan hier letterlijk worden opgevat. Door aan te geven wat de weerslag is van bepaalde economische problemen op de belevingswereld van de mensen, iets wat bij ons ook gedaan wordt door de psycholoog Paul Verhaeghe, weet Žižek de lezer meer persoonlijk aan te spreken, al blijven de suggesties voor een mogelijke uitweg uit de politieke en economische crisis een beetje vaag en abstract.
Slavoj Žižek, Living in the End Times. (Verso Books, 2010).
Stijn de Cauwer is als literatuurwetenschapper verbonden aan de KU Leuven.
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License