toen de engelsen in de negentiende eeuw op grote schaal opium in china importeerden viel het land ten prooi aan een opiumplaag, die een politieke en sociale chaos met zich meebracht. zo luidt het klassieke verhaal. twee recente studies weerleggen de vastgeroeste clichés over opium in china en relativeren het drugsprobleem. zo zouden de opiumoorlogen niet echt om opium hebben gedraaid.
Opium verruimt de geest
Ongeveer tien jaar geleden werd in China een film, waarin opium centraal stond, met veel propaganda aan het publiek voorgesteld. ‘De opiumoorlog’ kwam niet voor niets uit in 1997: het jaar van de terugkeer van Hong Kong naar het Chinese vasteland. In 1842 bij de ondertekening van het Verdrag van Nanjing na de eerste opiumoorlog werd het eiland aan Engeland afgestaan. De film speelt zich af in het negentiende-eeuwse China en toont hoe de dappere Lin Zexu, van wie een beeld staat in Chinatown-Manhattan, China probeert te behoeden tegen de handelspraktijken van al te agressieve Engelse kooplui en twintigduizend kisten opium in rook doet opgaan, een evenement dat sterk tot de verbeelding spreekt. Opiumwalmen slingerend boven de Kantonese Parelrivier, de daaropvolgende opiumoorlogen, vergeelde foto’s van opiumhuizen en prachtig versierde zilveren pijpjes, nu te koop bij antiquairs: al die clichés hebben ertoe bijgedragen dat opium in onze beeldvorming meteen aan China wordt gekoppeld. De Chinese communistische regering steunde de film omdat hij als propagandamateriaal dienst deed bij de hereniging van Hong Kong. ‘Kijk om welke laaghartige redenen wij Hong Kong hebben moeten afstaan aan die agressieve imperialisten! Gelukkig kan Hong Kong onder de leiding van de Chinese Communistische Partij opnieuw worden verenigd met het moederland!’
Twee recente studies werpen nu echter een nieuw licht op dit verhaal. Frank Dikötter, Lars Laamann en Zhou Xun beweren in Narcotic Culture: a History of Drugs in China, dat vele historici in de val van de tegenstanders van de drugs zijn getrapt, voornamelijk geïncarneerd door de Chinese (keizerlijke en republikeinse) regeringen en de westerse missionarissen. Opium, zo argumenteren deze auteurs, had meestal geen slechte invloed op de gezondheid noch op de levensduur van zijn gebruikers. Integendeel, een gematigd opiumgebruik was in die tijd de beste remedie tegen de meeste ziekten waarvoor nog geen probate medicatie bestond. Bovendien is opium geen typisch Chinees fenomeen. Tot aan het begin van de twintigste eeuw was het vrij te koop in de meeste westerse landen en werd het niet gesignaleerd als een probleem in de streken waaruit het afkomstig was. Oorspronkelijk gewonnen in Egypte werd opium in de antieke wereld verspreid naar Klein-Azië en Griekenland, vandaar naar Perzië en later naar India en China. Het voornaamste verschil met het gebruik in die landen is dat in China opium werd gerookt, terwijl het elders voornamelijk werd gegeten. Het ‘schuiven’ van opium ontwikkelde zich tot een vorm van vermaak, voornamelijk een tijdverdrijf voor de welgestelde klassen. Hoewel de Chinezen ook lokaal opium teelden – tegen het einde van de negentiende eeuw zou de lokale oogstopbrengst veruit de hoeveelheid geïmporteerde opium overtreffen – hadden ze een voorkeur voor de dure, door Engelsen ingevoerde en fijner geachte Indische Patna-opium. Het gebruik van opium ging vergezeld van een aantal ‘rituelen’, te vergelijken met theerituelen, waarbij veel aandacht werd geschonken aan de voorwerpen die dienden voor het klaarmaken van de pijp, de plaats en het gezelschap waarin de opium geschoven werd. Net zoals de theeserviezen werden ook pijpen en bijbehorende voorwerpen gemaakt en versierd in alle mogelijke vormen en materialen, van dure houtsoorten tot jade, ivoor, zilver en porselein.
In China werd opium gerookt, terwijl het elders voornamelijk werd gegeten
Frank Dikötter, hoogleraar aan de prestigieuze School of Oriental and African Studies in Londen, en zijn medewerkers willen ons bewijzen dat ‘opium slechts een door de Chinese cultuur verkozen bedwelmend middel was dat veelal in kleine hoeveelheden en voor het vermaak of voor medische redenen werd gebruikt zonder enig verlies van controle door de gebruiker’. De opiumoorlog op zijn beurt was ‘geen poging van de Chinese keizer om China te vrijwaren van een gevaarlijke drug, maar gewoon het resultaat van een reactie van Chinese ambtenaren tegen de Britten, veroorzaakt door de economische problemen die omwille van de vrije handel de kop opstaken’. Als er echter geen sprake was van een drugsprobleem in China, waarom heeft opium, volgens Dikötter, dan die kwalijke reputatie gekregen? De oorlog tegen de drugs gaf de politieke leiders en de sociale elite de mogelijkheid een fictieve vijand te creëren. Opium vertegenwoordigde zowel de binnenlandse vijand – de moreel vervallen en fysiek verzwakte verslaafde – als de buitenlandse vijand – samenzwerende buitenlandse machten die probeerden het land te verknechten. Het imago van China dat ten prooi was gevallen aan de opiumplaag verspreidde zich vanaf het einde van de negentiende eeuw in een brede waaier van verschillende accenten. Nationalisten beweerden dat opium leidde tot hongersnood, onder andere omdat vruchtbare rijstakkers werden omgebouwd tot bloeiende papavervelden, en ze veroordeelden het westerse imperialisme dat de opiumplaag had gecreëerd. Moraliserende zendelingen demoniseerden de drug en schilderden China af als het slachtoffer van de westerse agressieve politiek. Ook in Europa verspreidde de antiopiumcampagne zich snel. Opium was de drugs van ‘het gele ras’ (een notie die in die periode opgang maakte), een ras dat tot zelfvernietiging neigde zoals de indianen in Amerika ten onder gingen aan alcohol, of dat andere rassen, zoals het westerse, zou kunnen meetrekken in zijn ondergang. Opiumhuizen in het Westen, waarin jonge blanke meisjes werden misbruikt, werden voorgesteld als China’s wraak tegen het westerse imperialisme. Ditzelfde thema zou weer opduiken tijdens de Koude Oorlog in de jaren vijftig van de vorige eeuw, wanneer Amerikaanse kranten China ervan beschuldigden hun soldaten met opzet aan de heroïne te verslaven om de troepen te ontmoedigen.
Het verbod op opium creëerde een probleem dat veel groter was dan het gebruik ervan
Dit imago van verslaving resulteerde in strenge antiopiumwetten en -campagnes, voornamelijk vanaf het begin van de twintigste eeuw. In Narcotic Culture beweren de auteurs dat het verbod op opium een probleem creëerde dat veel groter was dan het gebruik ervan. Verbruikers wendden zich tot andere, gevaarlijkere producten, zoals morfine en heroïne, die aanvankelijk ook benut werden voor ontwenningskuren. Door repressie ontstonden vaak enorme gezondheidsproblemen, soms met de dood tot gevolg. Sociaal resulteerde de vervolging van het opiumgebruik in overvolle gevangenissen, corruptie en afpersing. Het verbieden van opium bracht een lucratieve, illegale handel op gang, die enorme rijkdommen genereerde. De controle daarover was de (economische) sleutel voor allen die voortaan in China de macht naar zich toe wilden trekken: de nationalisten, de krijgsheren, de Japanners, en ten slotte de communisten.
In The Social Life of Opium in China schetst Zheng Yangwen een prachtige chronologie van de opgang en ondergang van opium in China. In het laatste hoofdstuk weidt ze uit over hoe en waarom de Chinese communisten opium nodig hadden tijdens hun guerrillaoorlog in het Chinese binnenland. Ze vertelt hoe de troepen van het Rode Leger tijdens de Lange Mars de opiumrijkdom in het zuidwesten van China aantroffen en verruilden tegen voedsel en wapens. Eenmaal aan de macht, na 1949, trokken de communisten ten strijde tegen opium, prostitutie en gokspelen. Volgens Zheng Yangwen zou opium recent, weliswaar in de vorm van zijn moderne derivaten, terug de kop opsteken. In het huidige Sjanghai, dat opnieuw begint te gelijken op de kosmopolitische havenstad die het vroeger was, groeit de onderwereld. ‘Wat de revolutie in China vernietigd heeft, is teruggekomen met de hervormingen’, zo luidt een hedendaags gezegde. In Narcotic Culture stellen de auteurs echter dat opiumgebruik heeft afgedaan omdat moderne gebruikers zich richten naar synthetisch vervaardigde en meer stimulerende drugs die beter zijn afgestemd op het huidige sociale leven.
Opium werd aanvankelijk gebruikt als genots- en luxeproduct voor de elite en de gegoede burgerij
Ondanks de verschillende conclusie en tal van andere accenten heeft The Social Life of Opium in China dezelfde ondertoon als Narcotic Culture, omdat ook Zheng Yangwen angstvallig vermijdt om opium als een probleem voor te stellen. Net zoals Dikötter, maar zonder de haar voorgegane westerse of Chinese historici aan te vallen, weerlegt ze de vastgeroeste clichés over opium. In haar lange verhaal over de gestadige opgang van opium in China, over wie in China opium rookte en waarom, legt ze uit dat opium oorspronkelijk niet Chinees was en pas tijdens de Mingdynastie in China een bredere bekendheid kreeg, dat opium in China veelal in lichte dosissen werd gebruikt, voornamelijk voor vermaak en medische redenen. Het aantal verslaafden zou veel minder groot zijn dan veelal werd beweerd. Ze bevestigt, zoals Dikötter, dat de opiumoorlog niet echt om opium draaide en evengoed de Brits-Chinese oorlog had kunnen worden genoemd. Sinds de Tangdynastie (618-907) werd opium gebruikt als medicijn, voornamelijk tegen diarree. Vanaf het einde van de vijftiende eeuw veroverde opium een plaats in de liefdesapotheek en werd bekend als een hulpmiddel voor de ‘kunsten van de slaapkamer’. In de Mingperiode was er veel vraag naar erotische literatuur en kende China een nooit geziene productie van pornografie. In diezelfde periode werd ook tabak populair. Geïntroduceerd in China vanaf 1550 duurde het maar een eeuw voor tabak volkomen was ingeburgerd, in alle lagen van de maatschappij en zowel bij mannen als bij vrouwen. Die buitenlandse ‘mode’ was dus snel overgewaaid, onder andere omdat ze inspeelde op een andere zeer sociale activiteit van de Chinezen, namelijk het gebruik van thee, in familie- of vriendenkring of in een daarvoor bestemd theehuis. Tabaksgebruik kon ook worden verbonden met een andere Chinese voorliefde, namelijk die voor nauwkeurig uitgekozen, vernuftig en elegant versierde parafernalia zoals pijpen en snuifflesjes. Dat opium in gerookte vorm in die context snel opgang vond hoeft dus niet te verbazen. Het werd een deel van de mode voor buitenlandse goederen die aan het einde van de negentiende eeuw heerste. Zheng Yangwen beschrijft duidelijk hoe opium, aanvankelijk gebruikt als genots- en luxeproduct voor de elite en de gegoede burgerij, wordt gedegradeerd tot een sociaal probleem vanaf het moment dat ook de armere klassen het op grote schaal begonnen te gebruiken. Ze noemt dit de fase van ‘mcdonaldisering’ van de opium. Daardoor ontstond het politieke antiopiumdiscours dat tot op vandaag in voege is gebleven.
Deze twee studies zijn vernieuwend omdat ze opium niet bestuderen vanuit de gebruikelijke politiek-economische invalshoek, waarover al veel onderzoek werd gedaan, maar omdat ze het product opium in zijn sociale en culturele context plaatsen. Terwijl Dikötter van leer trekt tegen de gangbare clichés en ze systematisch probeert onderuit te halen, vertelt Zheng Yangwen hoe opium aansluiting vond bij de maatschappelijke veranderingen in het laatkeizerlijke en republikeinse China. Dit onderzoek knoopt aan bij een nieuwe trend van rehabilitatie van de Chinese geschiedenis en vooral van de laatste eeuw van het keizerlijke China, in communistische bronnen voorgesteld als ‘de zwarte periode van het feodale China’. Het kadert ook in de hedendaagse trend van de studie over alcohol- en druggebruik om verbod en repressie op zijn minst in vraag te stellen. De relativering van het door opium verzwakte laatfeodale Chinabeeld en het doorprikken van de grootste clichés over opium in China betekenen op zich in elk geval een geestverruimende ervaring.
Frank Dikötter, Lars Laamann en Zhou Xun, Narcotic Culture: a History of Drugs in China (Chicago: The University of Chicago Press 2004).
Zheng Yangwen, The Social Life of Opium in China (Cambridge: Cambridge University Press 2005).
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License