Deel dit artikel

van een vertaling wordt doorgaans verwacht dat ze in een andere taal hetzelfde zegt als het origineel. politics of deconstruction. a new introduction to jacques derrida, de engelse vertaling van susanne lüdemanns werk over derrida, doet dat niet en suggereert daarmee dat deconstructie een handleiding vormt voor het politieke handelen. erger nog is dat het begrip ‘vertaling’ in deze inleiding nagenoeg afwezig is. nochtans neemt vertaling als thema een heel prominente plaats in het werk van derrida in.

Vertaling en verschil

De ‘plaats’ van vertaling in het werk van Jacques Derrida

Henri Bloemen en Wininbert Segers

Om het belang van een filosofische stroming te onderstrepen wordt graag verwezen naar de mogelijke relevantie ervan voor het politieke handelen. Omdat politiek uit is op de verandering van de realiteit volgens bepaalde inzichten en overtuigingen, geldt ze als het domein bij uitstek waarin beslissingen en de daaruit voortvloeiende handelingen zichtbaar, zelfs voelbaar zijn. Die ‘ingrepen’ worden maar beter goed beredeneerd en gefundeerd. En is (of was) de filosofie niet de geschikte discipline om die argumenten en fundamenten te leveren? Die aanname is niet evident. De geschiedenis van de bemoeienis van filosofen met de politiek is een aaneenrijging van fiasco’s: Plato’s ideale staat was geen lang leven beschoren, Seneca’s adviseurschap van keizer Nero bleek geen succes, Thomas Mores Utopia bleef een (belangwekkende) droom, en de poging om in het communisme met de door Marx gediagnosticeerde ‘ellende van de filosofie’ – haar klaarblijkelijke nutteloosheid voor de praktijk – komaf te maken bevestigde die schande veeleer. Uiteraard hoeft die treurige geschiedenis niets af te doen aan de waardevolle analyses van grote politieke denkers, zoals Hannah Arendt.

Toch is het verrassend om een werk te zien verschijnen onder de titel Politics of Deconstruction. A New Introduction to Jacques Derrida van Susanne Lüdemann, en wel niet alleen om die historische redenen, maar vooral ook omdat ‘de deconstructie’ (voor zover die in een door het lidwoord gesuggereerde bepaaldheid bestaat) geen filosofische stroming of methode is, maar vooral een manier van lezen, een omgang met teksten, geen handleiding voor een deconstructieve politieke praktijk. Jacques Derrida heeft de reductie van deconstructie tot methode altijd afgewezen. Tegelijk heeft hij steeds de politieke dimensie van deconstructief denken onderstreept bij de behandeling van eminent politieke thema’s als rechtvaardigheid, verantwoordelijkheid, belofte, geweld, democratie, gastvrijheid, vriendschap, het eigene en het andere. Maar die behandeling bestond dus in een aandachtige lectuur van teksten uit de filosofische, literaire en wetenschappelijke traditie, waarvan Derrida zich als erfgenaam beschouwde en die hij daarom apprecieerde, als erfenis ‘aannam’ en die hij tegelijk analyseerde door de constructie bloot te leggen die hen hun geldigheid verschafte – die hij met andere woorden deconstrueerde. Enkele daarvan – rechtvaardigheid, belofte, gave – beschouwde hij zelf als ‘undeconstructible’ (Lüdemanns term) omdat ze de moeilijk te beschrijven structuren vormen waaruit alle andere ‘deconstructibles’ voortkomen.

Ondanks die aandacht voor het politieke kan en wil de deconstructie geen handleiding voor het politieke handelen vormen, zoals de titel van Lüdemanns boek lijkt te suggereren. Het boek met de Engelse titel is echter niet het origineel, maar een vertaling uit het Duits. Jacques Derrida zur Einführung is de oorspronkelijke Duitse titel (Junius Verlag, 2011). Het is de opvolger van het eerdere door Heinz Kimmerle geschreven Derrida zur Einführung (1988). Tussen de Duitse en de Engelse titel zijn er opvallende verschillen: de hoofdtitel vestigt de aandacht op het politieke en noemt de ‘stroming’ waar Derrida voor staat; de ondertitel gebruikt het adjectief ‘new’ en wijst daarmee wellicht op het nieuwe aspect waar de hoofdtitel naar verwijst. Die ingrepen zijn enigszins verrassend. Traditioneel verwachten we van een vertaling dat ze de inhoud en – als het kan – de vorm van het origineel weergeeft. Een vertaling moet op het origineel gelijken. We verwachten in eerste instantie, terecht of niet, dat een vertaling in een andere taal hetzelfde zegt als het origineel.

De bovenstaande vaststelling is slechts schijnbaar banaal, want ze rukt Lüdemanns werk in een heel ander daglicht. De titel plaatst het eerder bescheiden klinkende Duitse origineel met enige branie in een heel andere context – de politiek – en breekt daarbij in zekere zin de oorspronkelijke belofte van elke vertaling. De titel doet het werk als iets compleet anders en nieuws verschijnen, het lijkt zijn aard – vertaling – te willen verloochenen, ook al kan het boek als geheel zijn vertaling-zijn niet verbergen: op de titelpagina wordt de vertaler vermeld en de Engelse tekst worstelt op vele plaatsen met moeilijk of niet te vertalen termen uit het origineel, die dan tussen haakjes en cursief vernoemd worden.

Deze opmerkingen zouden gemakkelijk kunnen worden weggezet als een kritiek die alleen de vertaling van Lüdemanns werk betreft, ware het niet dat de behandeling van het begrip ‘vertaling’ in haar werk zelf problematisch is door de nagenoeg complete afwezigheid ervan, en dat terwijl vertaling als thema doorheen het hele werk van Derrida een prominente plaats inneemt. Daardoor demonstreren zowel het werk ‘zelf’ als de vertaling ervan het precaire statuut van het fenomeen vertaling in het algemeen. Vele van Derrida’s teksten, zowel vroege als late, houden zich expliciet met vertaling bezig (‘S’il y a lieu de traduire I’ (1984) en II (1990), ‘L’oreille de l’autre: table ronde sur la traduction’ (1982), ‘Des tours de Babel’ (1989), ‘Théologie de la traduction’ (1990), ‘Qu’est-ce qu’une traduction “relevante” ?’ (1998). Derrida zelf heeft ‘de deconstructie’ vaker met vertaling in verband gebracht, bijvoorbeeld in de bekende uitspraak ‘Si j’avais à risquer, Dieu m’en garde, une seule définition de la déconstruction, brève, elliptique, économique comme un mot d’ordre, je dirais sans phrase: plus d’une langue. (Mémoires. Pour Paul de Man, 1988, cursief van de auteur). Ook de filosofische traditie, die Derrida zo au sérieux neemt, is volgens hem nauw verbonden met een bepaald concept van vertaling. In ‘L’oreille de l’autre’ lezen we: ‘[…] l’opération philosophique, si elle a originalité et spécificité, se définit comme projet de traduction, comme fixation d’un certain concept de traduction et projet de traduction.’ Of nog pregnanter: ‘L’origine de la philosophie, c’est la traduction, la thèse de la traductibilité, et partout où la traduction dans ce sens-là est en échec, ce n’est rien de moins que la philosophie qui se trouve mise en échec.’ In ‘Qu’est-ce qu’une traduction “relevante” ?’ spreekt Derrida van een ‘amour jaloux et admiratif’ voor vertalingen, en over vertalers en vertaalsters (!) bekent hij een ‘passion pour ce qui, s’endettant infiniment auprès d’elle, appelle, aime, provoque et défie la traduction, admiration pour ceux et celles que je tiens pour les seuls à savoir lire et écrire: les traductrices et les traducteurs’. Ook in Derrida’s werkwijze – de aandachtige lectuur van teksten, veelal Griekse (Plato), Duitse (Heidegger, Freud, Nietzsche, Hegel, Marx, Schelling) en Engelse – is vertaling voortdurend op een spanningsvolle manier aanwezig die het problematische van een eentalige behandeling aantoont.

Lüdemanns werk negeert die centrale rol van vertaling in de thema’s en de werkwijze van de deconstructie nagenoeg volkomen. De term ‘translations’ komt weliswaar voor in de titel van de eerste van de vier ‘approaches’ die het boek onderneemt, maar nergens komt het begrip tot zijn recht. De enige uitspraak van belang vinden we op pagina 12: ‘As we have noted, “deconstruction” translates not only Heidegger’s “destruction”, but also Freud’s concept of “dissociation” (Dissoziation, from the Latin verb meaning ‘to seperate/split’).’ (cursief van de auteur (1) en van de vertaler(2)). Maar wat dat begrip in beide gevallen precies inhoudt, komen we niet te weten.

Zowel Lüdemanns originele tekst als de vertaling ervan behandelen – elk op hun manier – het fenomeen vertaling dus op een problematische wijze: het origineel door het te negeren, de vertaling door het werk als iets totaal nieuws voor te stellen en zo zichzelf als vertaling te verloochenen. Maar misschien is de meest snijdende kritiek op Lüdemanns werk en de vertaling ervan wel dat ze ‘de deconstructie’ in verband brengen met het politieke handelen, terwijl een handeling als ‘het vertalen’ wellicht veel meer in de buurt komt van wat de deconstructie onder een ‘handeling’ (of een ‘event’) verstaat. Het kader van dit artikel is veel te nauw om dat verband te verduidelijken, maar toch willen we een poging ondernemen om die vertaling, zoals Derrida haar ziet, wat beter te doen uitkomen.

Derrida stelt de weergave-, gelijkenis- en identiteitsrelatie tussen origineel en vertaling ter discussie en legt de nadruk op de spanning tussen origineel en vertaling

Derrida stelt de weergave-, gelijkenis- en identiteitsrelatie tussen origineel en vertaling ter discussie en legt de nadruk op het verschil of beter op de spanning tussen origineel en vertaling. Traditioneel wordt het origineel hoger ingeschat dan zijn vertaling. Het origineel is de eerste tekst, het komt vóór de vertaling. Het origineel is uniek, enig; een vertaling niet. Er kunnen verschillende vertalingen van hetzelfde origineel zijn – in één taal, in verschillende talen. Een vertaling is een herhaling, een kopie, een afkooksel, een weergave – die altijd minder is dan de oorspronkelijke gave. Voor Derrida is deze hiërarchische verhouding, die de status van het origineel verhoogt en die van vertaling verlaagt, een typisch voorbeeld van metafysisch en dualistisch denken, dat hij in twijfel trekt.

Derrida’s denken is een denken van het verschil, de differentie, een verschil dat door geen enkele theoretische constructie of door geen enkele verzoening of opheffing gerecupereerd of tot een ‘hogere’ eenheid teruggebracht kan worden. Het verschil blijft spelen. In Positions (1972) geeft Derrida een eerste, schijnbaar duidelijke definitie van vertaling en daar al legt hij de nadruk op een verschil: ‘Dans les limites où elle est possible, où du moins elle paraît possible, la traduction pratique la différence entre signifié et signifiant.’ En hij vervolgt betekenisvol: ‘Mais, si cette différence n’est jamais pure, la traduction ne l’est pas davantage et, à la notion de traduction, il faudra substituer une notion de transformation: transformation réglée d’une langue par une autre, d’un texte par un autre.’ (pagina 31, cursief van de auteur). Wegens die onzuiverheid en spanning is vertaling voor Derrida een interessant gegeven.

Een vertaling demonstreert het verschil tussen betekende en betekenaar. De betekenaar van de ene taal kan nooit het betekende van een betekenaar uit de andere taal vervangen. De weergave is principieel onzuiver: er schort iets aan, of er is iets te veel aan. Een vertaling sticht geen identiteit. Een vertaling is ook nooit alleen maar de representatie in een andere taal van een bepaalde betekenis. Het gaat steeds zowel om betekenaars als betekenden. Vertalen is de ander, het andere ontmoeten. Vertalen is omgaan met een andere taal, met een andere cultuur, met een andere manier van schrijven en uitdrukken. Vertaling kan een ‘event’ zijn omdat ze de aankomst van het andere in het eigene kan markeren. Een vertaling is dus nooit een eindpunt. Aan vertalen komt geen einde. Er is geen laatste, definitieve vertaling. Er kan altijd een andere vertaling worden gemaakt. Elke vertaling houdt een belofte in, een verwachting. Een vertaling is een spel, een speling tussen eigenheid en vreemdheid. Derrida zal vaak benadrukken dat de grenzen tussen eigenheid en vreemdheid vaag zijn. In eigenheid zit altijd vreemdheid; in vreemdheid zit altijd eigenheid. Vertalen ten slotte is beslissen, beslissen over wat onbeslisbaar is. Vertalen is voortdurend het onzekere ervaren.

Het zijn deze eigenschappen die het vertalen tot paradigma van een deconstructief handelen maken. Vertalen is immers niet het toepassen van een kant-en-klare strategie of methode, maar een constante confrontatie met een tekort of een teveel of met een onmogelijkheid: ook het thema van de onvertaalbaarheid spookt door Derrida’s teksten. Die onvertaalbaarheid mag niet worden opgevat als iets negatiefs, als een pure onmogelijkheid. Integendeel, pas door hun onvertaalbaarheid worden teksten interessant, hun onvertaalbaarheid provoceert het verlangen naar vertalen. Daarmee zitten we dicht bij wat men een deconstructieve ethiek zou kunnen noemen. Ook die gaat niet uit van een methodische vaststelling van wat in een bepaalde situatie de juiste beslissing en handeling is, maar net van de onmogelijkheid daarvan: ethisch handelen is alleen mogelijk als je niet meer weet wat te doen.

Vertalen is niet het toepassen van een kant-en-klare strategie of methode, maar een constante confrontatie met een tekort of een teveel of met een onmogelijkheid

Derrida’s bovengenoemde teksten over vertaling kunnen we als steunpunt gebruiken voor een vertaalfilosofie. Vertalen is meer dan woorden uit de ene taal omzetten in een andere. Vertalen is ook denken over vertalen. In ‘Des tours de Babel’ schrijft hij: ‘Rien n’est plus grave qu’une traduction. Je voulais plutôt marquer que tout traducteur est en position de parler de la traduction, à une place qui n’est rien moins que seconde ou secondaire.’ (pagina 218, cursief van de auteur) ‘Heeft vertaling een eigenheid? Wat is het wezen van vertaling?’ zijn vragen die een vertaalfilosoof zou kunnen stellen.

Wie op die vragen al te snel met de courante idées reçues over vertalen probeert te antwoorden, zal snel merken dat het zo eenvoudig niet is. Als we, bij wijze van contrast met de manier waarop de titel van Lüdemanns boek in het Engels werd vertaald, de titel van de net aangehaalde tekst van Derrida zouden willen vertalen, worden we meteen geconfronteerd met een zekere onmogelijkheid, een noodzaak tot beslissen die de originele titel onrechtvaardig zal behandelen. ‘Des tours de Babel’ zou in het Nederlands onder andere ‘Torens van Babel’, ‘Toeren van Babel’ kunnen worden, of ook nog, als je de titel alleen maar hoort, ‘Omwegen van Babel’. Derrida speelt met de meerzinnigheid van woorden in het bewustzijn dat datgene wat wij betekenis noemen een effect van het spel van de betekenaars is. Als die betekenaars veranderen – een vertaling doet dat – verandert ook hun effect. Dat maakt het voor vertalers principieel moeilijk.

Dat opent weer een heel ander perspectief op vertaling. Welke is de rol van de vertaler bij de totstandkoming van een vertaling? Is een vertaling het resultaat van de beslissingen van een vertalerssubject? De manier waarop Lüdemanns werk in de Engelse markt gezet wordt, lijkt daarop te wijzen. Laten we, om daar even nader op in te gaan, nog een passage lezen uit ‘Des tours de Babel’: ‘De même que la tangente ne touche le cercle que de façon fugitive et en un seul point et que c’est ce contact, non le point, qui lui assigne la loi selon laquelle elle poursuit à l’infini sa marche en ligne droite, ainsi la traduction touche à l’original de façon fugitive et seulement en un point infiniment petit du sens, pour suivre ensuite sa marche la plus propre, selon la loi de fidélité dans la liberté du mouvement langagier.‘ (Derrida 1987: 222) Deze passage is een citaat. Derrida citeert uit de Franse vertaling die Maurice de Gandillac maakte van Walter Benjamins tekst ‘Die Aufgabe des Übersetzers’ (Denoël, 1971), die Derrida in ‘Des tours de Babel’ op de voor hem typische wijze leest. Enkele punten stippen we aan, waarbij we meteen opmerken dat de discursieve situatie – Derrida die een Franse vertaling citeert en becommentarieert van de Duitse tekst van Benjamin, die zelf een voorwoord is bij diens vertaling van Baudelaires Tableaux Parisiens – het ons verbiedt deze uitspraken als ‘inzichten’ van Derrida naar voren te schuiven. We geven ze ter overweging.

De vertaling is de tangens; het origineel is de cirkel. Tangens en cirkel zijn verschillend. Een tangens gelijkt niet op een cirkel. Vertaling en origineel zijn verschillend. Het contactpunt tussen vertaling en origineel is een oneindig klein betekenispunt. In traditionele vertaalopvattingen is betekenisoverdracht het kernelement van de vertaling: een vertaling moet de betekenis, de inhoud van het origineel overdragen, overbrengen, weergeven. Een vertaling volgt een heel eigen lijn, een oneindige lijn. Het origineel daarentegen blijft binnen de cirkel. Trouw en vrijheid – de twee centrale begrippen in elke discussie over vertaling – krijgen een heel andere invulling. Traditioneel worden de termen ‘trouw’, ‘vrijheid’ gedefinieerd op basis van de verhouding met het origineel, de brontekst. De traditionele vertaalopvattingen zijn retrospectief, achteruitkijkend: het origineel is altijd het ijkpunt. De vertaalopvattingen van Benjamin en Derrida zijn prospectief, vooruitkijkend: alle talen bewegen (volgens Benjamin) naar een ruimte die tegelijkertijd beloofd is en ontzegd. Vertaling geeft de afstand aan tussen de taal van de vertaling, de doeltaal, en die beloofde, ontzegde ruimte.

De veranderingen in de taal zijn niet het resultaat van menselijke ingrepen in de taal, maar van die interne beweging in de taal zelf

Deze elementen geven aan dat een vertaling (volgens Derrida, die Benjamin leest) niet onderworpen is aan de willekeur van een vertalerssubject. Een vertaling volgt haar eigenste lijn. De richting van die lijn wordt haar voorgeschreven door de ‘mouvement langagier’, Benjamins ‘Sprachbewegung’. Die ‘taalbeweging’ is de motor van de geschiedenis; ze is autonoom, we hebben er niets aan te zeggen. De veranderingen in de taal zijn niet het resultaat van menselijke ingrepen in de taal, maar van die interne beweging in de taal zelf. Volgens Benjamin is het de grote opgave van de vertaling getuigenis af te leggen van die taalbeweging. Elke ‘nieuwe’ vertaling van een origineel registreert in feite hoe het staat met de taal in haar beweging naar die tegelijk beloofde en ontzegde ruimte.

Dat messiaanse element in Benjamins vertaalbegrip wordt door Derrida uitgebreid tot elk soort spreken. Lüdemann en haar Amerikaanse vertaler citeren Derrida met de volgende woorden: ‘There is no language without the performative of the promise; the minute I open my mouth I am in the promise.’ Ze becommentarieert (en de vertaler toont zich als vertaler door met een verwijzing tussen haakjes naar het origineel op het problematische van zijn vertaling te wijzen): ‘Derrida calls this event of promising, which occurs in the very act of speaking and exists independent of any determinate content, a “messianic a priori”, the promise (of an answer to come). It inhabits speaking as such – outside the intentions of parties who speak. Whether I like it or not, speaking entails responsibility (Ver-antwortung). It involves commitment (Überantwortung) to the address and claim (An-spruch) of the Other and the messianic structure of language, which situates both of us in positions of responsibility.’

‘Goede’ vertalingen geven zich over (überantworten sich, zegt het Duits) aan de belofte afkomstig uit die messiaanse taalstructuur. Tegelijk herkennen ze zich als eindige constructies, die naargelang de taalbeweging voortschrijdt, noodzakelijk door andere vervangen zullen worden. Daarin bestaat hun grootsheid en hun waardigheid.

Susanne Lüdemann, Politics of Deconstruction. A New Introduction to Jacques Derrida. (Stanford: Stanford University Press, 2014).
Susanne Lüdemann, Jacques Derrida zur Einführung. (Hamburg: Junius Verlag, 2011).

Henri Bloemen en Winibert Segers zijn als vertaalwetenschappers verbonden aan de KU Leuven.

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen