Deel dit artikel

in factfulness richt hans rosling de aandacht op het feit dat we heel vaak een vertekende kijk op de werkelijkheid hebben. maar hoe kunnen we verstandige beslissingen nemen als het wereldbeeld dat we voor ogen hebben niet strookt met de realiteit? roslings boek wil een hulp zijn om een evenwichtiger visie op de wereld te ontwikkelen. als we beschikken over het juiste feitenmateriaal, dan ziet de wereld er anders en vaak ook beter uit dan gedacht.

Waarom we een vertekend beeld hebben van de wereld en waarom het beter gaat dan we denken

Jeroen Dewulf

Al enkele jaren gebruik ik in mijn lessen epidemiologie voor de studenten diergeneeskunde een TED-talk van Hans Rosling met als titel ‘The Best Stats You’ve Ever Seen’. In deze geanimeerde presentatie gaat Rosling in op de toestand van de wereld op basis van objectieve data en toont hij aan dat die data vaak sterk verschillen van wat de meerderheid denkt. In mijn lessen gebruik ik deze presentatie om studenten de waarde van data te tonen en het gevaar van vertekening (bias) te illustreren. In het boek Factfulness focust Rosling op het gegeven dat we heel vaak een vertekend wereldbeeld hebben en tracht hij ook te verklaren hoe dit komt en wat we kunnen doen om ons hiertegen te wapenen. Net als in zijn TED-talk begint Rosling ook in zijn boek met een reeks vragen waarin hij peilt naar de feitenkennis van de burger over de algemene staat van de wereld.

Als voorbeeld heb ik vier vragen overgenomen. De juiste antwoorden kun je onderaan dit artikel terugvinden.

1) Wat is volgens jou de gemiddelde levensverwachting van de totale wereldpopulatie, anno 2017?

  • 50 jaar
  • 60 jaar
  • 70 jaar

 

2) Hoe is de proportie van de wereldbevolking die in extreme armoede leeft (< 1 dollar per dag) in de laatste 20 jaar geëvolueerd?

  • verdubbeld
  • gelijk gebleven
  • gehalveerd

 

3) Als je weet dat er vandaag 2 miljard kinderen zijn op de wereld (tussen 0-15 jaar) hoeveel zullen er dan in 2100 zijn?

  • 2 miljard
  • 3 miljard
  • 4 miljard

 

4) Als je weet dat wereldwijd dertigjarige mannen gemiddeld tien jaar op school hebben gezeten, hoeveel jaar onderwijs hebben dertigjarige vrouwen dan genoten?

  • 9 jaar
  • 6 jaar
  • 3 jaar

 

Wat blijkt? Het grootste deel van de bevolking, onafhankelijk van locatie, achtergrond of opleidingsniveau beantwoordt de meeste vragen fout. Ook bij mijn studenten, Vlaamse en Nederlandse achttienjarigen die hun middelbare school hebben afgewerkt, merk ik iedere keer dat de overgrote meerderheid fout antwoordt. Gemiddeld kiest slechts een povere tien procent het juiste antwoord en dit komt verrassend goed overeen met de cijfers die Rosling in zijn boek weergeeft. Dit is slechter dan pure onwetendheid, waarbij je zou verwachten dat men door te gokken op 33 procent juiste antwoorden zou belanden. In het boek vergelijkt Rosling de bekomen antwoorden met de antwoorden van chimpansees, als beeld voor de totale ongeïnformeerdheid. Keer op keer steken de apen het mensenpubliek de loef af. Het probleem is dus niet alleen dat we de zaken verkeerd inschatten, minstens even erg is dat we de realiteit systematisch negatiever evalueren dan ze is. Deze wereldvisie, die Rosling bestempelt als een ‘over-dramatische’, leidt niet alleen tot een gevoel van angst, maar ook tot fundamenteel foute inzichten en beslissingen en tot het onbenut laten van tal van opportuniteiten. Hoe kun je immers juiste beslissingen nemen als het wereldbeeld dat je voor ogen hebt niet strookt met de werkelijkheid?

Het probleem is niet alleen dat we de zaken verkeerd inschatten, maar dat we de werkelijkheid systematisch negatiever evalueren dan ze is

Om verstandige beslissingen te kunnen nemen is het van belang over de juiste feiten te beschikken. Zoals de Amerikaanse senator Daniel Patrick Moynihan zei: ‘Iedereen heeft recht op zijn eigen mening, maar niet op zijn eigen feiten’ – een stelling die in de huidige politieke context helaas bijzonder actueel is, bij uitstek in de Verenigde Staten. Roslings boek Factfulness wil een hulp zijn bij het ontwikkelen van een evenwichtige kijk op de realiteit. Het leert ons dat als we naar de reële data kijken, gebaseerd op gegevens verzameld door organisaties zoals de Verenigde Naties en de Wereldbank, de wereld er heel vaak anders en ook beter uitziet dan het beeld dat we in ons hoofd hebben of dat ons dagelijks wordt voorgeschoteld. De vraag is dan ook hoe dit kan. Om dit te verklaren beschrijft Rosling in zijn boek tien zogenaamde ‘dramatische instincten’ waar wij allemaal, in min of meerdere mate, gevoelig voor zijn.

Het eerste, en een van de belangrijkste volgens Rosling, is het ‘kloofinstinct’. De mens heeft de neiging om de realiteit te vereenvoudigen tot een binaire situatie; wij versus zij, het Westen versus de rest, de ontwikkelde wereld versus de ontwikkelingslanden. Rosling argumenteert dat we als mens op een natuurlijke manier aangetrokken worden tot extremen. Hierdoor focussen we voornamelijk op de uitersten en negeren we de meerderheid die zich ergens tussen die twee polen bevindt. In het hoofd van velen kun je de wereld nog steeds opdelen in rijk en arm. Wij, en bij uitbreiding de westerse wereld, behoren tot de rijken en de rest is arm. Dit is evenwel het wereldbeeld van 1965. Intussen zijn we ontzettend geëvolueerd en vandaag woont de grote meerderheid van de bevolking in landen met een gemiddeld inkomen. En zelfs al is dit gemiddelde inkomen nog ruim onder het inkomen van de meeste van Roslings lezers, het is voldoende om niet in armoede te leven. Hij deelt de wereld op in vier in plaats van in twee groepen. De armste groep heeft 1 dollar per persoon per dag en leeft dus in extreme armoede. Vandaag leeft een klein miljard mensen in deze situatie (minder dan de helft van twintig jaar geleden). De tweede groep heeft 4 dollar per persoon per dag, heeft al beter voedsel, basisonderwijs en een fiets. Personen uit deze groep, vandaag ruwweg 3 miljard mensen, leven nog steeds in grote onzekerheid. In de derde groep, goed voor ongeveer twee miljard mensen, beschikt iedereen over 16 dollar per dag, kunnen de kinderen verder studeren en is er een vorm van sociale zekerheid. Groep 4 kennen we want dat zijn wij (+/- 1 miljard). We hebben meer dan 32 dollar per persoon per dag ter beschikking en vanuit ons perspectief is een verschil van 3 dollar per dag niet belangrijk, terwijl diezelfde 3 dollar voor de eerste groep een wereld van verschil maakt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat vanuit ons perspectief iedereen die niet in groep 4 zit, arm lijkt. Dit is deels ook een gevolg van ons veralgemeningsinstinct, aldus Rosling. Het interessante van het opdelen van de wereld in vier categorieën is dat je ook kunt vaststellen dat Europa in 1950 voornamelijk in groep 2 en 3 zat en zich sindsdien bijna volledig heeft ontwikkeld tot groep 4. Dit is een langzame maar gestadige evolutie die niet meteen opvalt in het dagelijkse leven van de mensen die dit hebben meegemaakt, maar die over de loop van enkele generaties wel ontzettende veranderingen heeft teweeggebracht. Dit fenomeen, waarbij we langzame maar belangrijke evoluties vaak negeren omdat we op een te korte termijn kijken, verklaart Rosling vanuit ons ‘immobiliteitsinstinct’.

Een volgend instinct dat bijdraagt tot de vertekening van ons wereldbeeld is het ‘negativiteitsinstinct’. Heel veel mensen gaan er bijna als vanzelf vanuit dat de wereld erop achteruitgaat. De armoede zou stijgen, geweld zou toenemen, steeds meer bedreigde diersoorten zouden uitsterven, enzovoort, … Dat is in grote mate het gevolg van het feit dat negatief nieuws veel meer aandacht krijgt dan positief nieuws. Zo geeft Rosling het voorbeeld van de luchtvaart: wie heeft ooit in de krant gelezen dat vandaag vlucht SN3733 van Madrid naar Brussel veilig is geland? Waarschijnlijk niemand, want dit heeft geen nieuwswaarde. Als er echter iets mis gaat, krijgt dit plots heel veel aandacht. In 2016 waren er 40 miljoen vluchten die probleemloos zijn verlopen en tien waarbij een ongeval is opgetreden. Dit komt neer op 0,000025 procent. Desalniettemin krijgen die tien vluchten alle aandacht en de 40 miljoen andere worden niet vermeld. Dat geldt natuurlijk voor heel veel zaken: wat goed loopt is normaal en wat fout gaat is nieuws. Ook dit zorgt ervoor dat we een vertekend beeld krijgen en dat we denken dat heel veel zaken continu fout gaat. De realiteit is echter anders: verrassend veel zaken, gaande van armoede en kindersterfte over onderwijs tot beschermde diersoorten en zo veel meer (Rosling bespreekt meer dan 32 belangrijke evoluties in zijn boek) gaan erop vooruit. Dit is een inzicht dat mensen vaak ongemakkelijk maakt omdat het zo fundamenteel in tegenspraak is met hun eigen wereldbeeld.

De stelling van Factfulness is dat er heel veel zaken in de wereld beter gaan dan voorheen, wat helemaal niet wil zeggen dat alles nu opgelost of goed is

Om dit goed te kunnen kaderen is het belangrijk een onderscheid te maken tussen ‘beter’ en ‘goed’. De stelling van Factfulness is dat er heel veel zaken in de wereld beter gaan dan voorheen, wat evenwel helemaal niet wil zeggen dat alles nu opgelost of goed is. Als sprekend voorbeeld kun je naar de mondiale cijfers voor kindersterfte kijken. In 2016 stierven er ongeveer 4,2 miljoen kinderen jonger dan een jaar. Het zou crimineel zijn om te zeggen dat dit ‘goed’ is, maar de facto is het wel een vooruitgang. Als je de resultaten van 2016 uitzet tegenover 1950, wanneer er nog meer dan 14 miljoen kinderen onder de een jaar stierven, wordt duidelijk dat het al heel veel ‘beter’ gaat maar het nog steeds niet ‘goed’ is. Als we ons blijven blindstaren op het slechte resultaat van 4,2 miljoen en niet willen zien dat er eigenlijk een positieve evolutie aan de gang is, riskeren we ook de onderliggende mechanismen die er toe hebben bijgedragen dat de zaken verbeteren te missen. Het is dus cruciaal om te begrijpen dat zaken tegelijk beter en niet goed kunnen zijn. Dit is ook de reden waarom Rosling zichzelf een possibilist noemt en geen optimist. Een optimist klinkt volgens Rosling te naïef en te passief. Een possibilist is daarentegen iemand die naar de data kijkt, daarin trends ontwaart en die vervolgens gebruikt om te begrijpen hoe zaken kunnen worden verbeterd. Verandering komt niet vanzelf maar is ook niet onmogelijk. Het is dus ook niet door te zeggen dat zaken verbeteren dat je hiermee impliciet zegt dat alles goed is en er geen inspanningen meer noodzakelijk zijn. Dit is een vaak voorkomende tweestrijd waarin wetenschappers of ngo’s, die ijveren voor verbeteringen in een bepaald dossier, terechtkomen. Vaak boeken zij belangrijke en hoopvolle resultaten maar tegelijk vrezen ze dat als deze te veel worden benadrukt, de aandacht voor het onderwerp zal verslappen. Hierdoor blijven de positieve evoluties soms onderbelicht.

Een possibilist is iemand die naar de data kijkt, daarin trends ontwaart en die vervolgens gebruikt om te begrijpen hoe zaken kunnen worden verbeterd

Een ander instinct dat Rosling beschrijft is het ‘rechtelijninstinct’. Hiermee verwijst hij naar de neiging om te veronderstellen dat zaken lineair verlopen. Een typisch voorbeeld is de evolutie van de wereldbevolking. Die is de voorbije honderd jaar sterk toegenomen en bijgevolg gaan velen ervan uit dat dit zich lineair verder zal zetten, met alle gevolgen van dien. Maar ook hier laat het instinct ons in de steek, want bijzonder veel evoluties zijn helemaal niet lineair. Er is in de natuur geen enkele wet die zegt dat ontwikkelingen lineair zouden moeten verlopen. Heel veel processen verlopen bijvoorbeeld sigmoïdaal of S-vormig. Zo ook de groei van de wereldbevolking, waarvan op basis van heel goede modellen wordt aangenomen dat ze zal aftoppen rond 2100 op ongeveer 11 miljard. Dit is een gevolg van de waarneming dat het aantal kinderen in de wereld niet langer toeneemt en de toename van de wereldbevolking alleen nog wordt veroorzaakt door een toenemende levensverwachting. (Zie ook de derde vraag). Dan is er ook nog het ‘angstinstinct’, een overblijfsel uit een ver verleden, waardoor we vaak disproportioneel veel angst hebben voor gevaren die in onze huidige levensomstandigheden nog nauwelijks relevant zijn. Zo hebben vele mensen angst voor slangen, terwijl die dieren in ons huidige leven nauwelijks een bedreiging vormen. Wanneer er echter toch ergens een ongeval met een slang gebeurt, zal dit onevenredig veel aandacht krijgen omdat het een dieper collectief gevoel aanspreekt.

Zo gaat het verder in het boek. Een voor een worden de verschillende instincten op een heldere, soms confronterende en vaak ook grappige manier verklaard en geïllustreerd. Het ‘grotecijferinstinct’ gaat over de overweldigende indruk die grote cijfers op ons maken waardoor we de proportionaliteit uit het oog verliezen. Het ‘veralgemeningsinstinct’ zorgt ervoor dat we heel vaak gaan veralgemenen en gaan categoriseren, de wereld en haar bewoners indelen in groepen en ervan uitgaan dat binnen zo’n groep iedereen gelijk is. Niet zo lang geleden had ik het voorrecht naar Nigeria te mogen reizen voor mijn werk. Als je daar vertelt dat je van België komt, spreekt men je spontaan aan op onze goede voetballers, na hun succes op het afgelopen WK. Velen in Nigeria blijken er nu vanuit te gaan dat iedereen in België goed kan voetballen, wat helaas niet het geval is en al zeker niet voor wat mezelf betreft. Een veel nefastere illustratie van het veralgemeningsinstinct is bijvoorbeeld hoe sommigen, naar aanleiding van de terroristische aanslagen, de volledige moslimgemeenschap stereotyperen. Het enkelvoudige perspectief is het instinct waarbij men een complex probleem tracht te verklaren vanuit een eenvoudig of eenzijdig perspectief, vaak het perspectief dat het dichtst bij ons staat of waar we het meest mee vertrouwd zijn, een val waar ook experten wel eens durven in te trappen. Ten slotte is er het ‘dringendheidsinstinct’, waarbij we de neiging hebben om te denken dat het ‘nu of nooit’ is. Als een probleem nu niet opgelost wordt, is het voor eeuwig te laat. Maar ook dit is heel vaak niet het geval en bovendien kan het ertoe leiden dat onder de gepercipieerde tijdsdruk impulsieve beslissingen worden genomen, die vaak niet de verstandigste zijn.

Als je al die effecten een voor een leest en geïllustreerd krijgt, wordt het welhaast vanzelfsprekend dat je wereldbeeld vertekend wordt en je dus een actieve inspanning moet leveren om jezelf daartegen te beschermen. Daartoe rijkt Rosling ook vuistregels aan, in de vorm van een reeks van tien eenvoudige vragen die je kunnen helpen om informatie te toetsen en je niet door de tien besproken instincten te laten misleiden. Zo kun je jezelf bijvoorbeeld wapenen tegen het negativiteitsinstinct door je telkens af te vragen of het goede nieuws ook de nodige aandacht krijgt. Het instinct waarbij we ons laten verbijsteren door grote cijfers kun je aanpakken door er een gewoonte van te maken om cijfers steeds in een context te plaatsen. Of zoals ik mijn studenten epidemiologie leer, een teller zonder noemer is waardeloos. Het kloofinstinct kun je tegengaan door op zoek te gaan naar de meerderheid in het midden in plaats van te focussen op de extremen. Enzovoort.

Factfulness is zeker geen boek dat alleen bestaat uit saaie feiten en cijfers. Het is vlot geschreven en doorspekt met anekdotes uit het boeiende levensverhaal van de auteur, waarmee hij eer aandoet aan een van zijn basisideeën: ‘De wereld kan niet worden begrepen zonder cijfers, hij kan echter ook niet worden begrepen op basis van cijfers alleen.’ Hans Rosling is in 2017, nog voor het volledig afwerken van zijn boek, overleden. Factfulness is hierdoor ook zijn intellectueel testament geworden. Zijn levenswerk wordt nu voortgezet door zijn zoon Ola en schoondochter Anna, die via de gapminder foundation (www.gapminder.org) inspanningen blijven leveren om een wereldbeeld te promoten dat  gebaseerd is op feiten die voor iedereen toegankelijk en begrijpelijk zijn. Een bezoek aan de ‘gapminder foundation website’ is dan ook meer dan de moeite waard.

Factfulness heeft een grote indruk op mij gemaakt. Als epidemioloog bestaat mijn job uit het verzamelen en analyseren van data om hieruit vervolgens zinvolle inzichten te distilleren. De manier waarop Rosling in dit boek de cijfers met schijnbaar gemak tot leven brengt en hieruit belangrijke inzichten distilleert is bewonderenswaardig. Blijkbaar ben ik niet de enige die hier zo over denkt. Bill Gates heeft afgelopen zomer maar liefst 4 miljoen exemplaren van het boek weggeschonken, één voor elke afgestudeerde ‘high school’-student in de Verenigde Staten.

En de juiste antwoorden op de vragen zijn: 1) 70 jaar; 2) gehalveerd; 3) 2 miljard; 4) 9 jaar.

 

Hans Rosling, Factfulness. Ten Reasons We’re Wrong About The World – And Why Things Are Better Than You Think.  (Londen: Sceptre, 2018).

 

Jeroen Dewulf is hoogleraar Veterinaire Epidemiologie aan de Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Gent.

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen