waar de ‘speciale militaire operatie’ van rusland op oekraïens grondgebied oorspronkelijk gelegitimeerd werd als een vorm van denazificatie en een poging om de rechten van etnische russen en russischtaligen te verdedigen, klinkt inmiddels een andere motivering: het westen probeert oekraïne te infiltreren en te onderwerpen, is zelf de agressor, en moet bestreden worden. de europese reactie zet volop in op het aanzwengelen van de eigen wapenindustrie en lijkt zich in te schrijven in de doctrine van de rechtvaardige oorlog. er zouden andere wegen moeten zijn.
De vrije hand. Over de vermaledijde doctrine van de Rechtvaardige Oorlog: het kan anders, ook in Oekraïne
‘Si vis pacem, para bellum’ (‘Als gij de vrede wilt, bereid u dan voor op de oorlog’): hoe vaak niet klonk dit adagium nog recent, na de brutale Russische invasie in Oekraïne op 24 februari 2022? Het feit dat oorlog onder juridisch welomschreven omstandigheden kan doorgaan als een legitieme wijze om internationale conflicten te beslechten en uiteindelijk tot vrede te komen, is een overtuiging die tot op vandaag overeind blijft. En dat is niet alleen het geval in militaire kringen (het leger en de wapenindustrie), die hun bestaan en hun florissante toekomst aan deze theorie te danken hebben. Ook politici, intellectuelen, de media en gewone burgers zijn meestal overtuigd van deze eeuwenoude doctrine over oorlog en vrede. De Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (navo) is erop gebaseerd en de Europese Unie, ooit Nobelprijswinnaar voor de Vrede (2012), heeft zich bij het uitbreken van de oorlog in Oekraïne tot deze gangbare doctrine bekeerd, waardoor het aanzwengelen van de Europese wapenindustrie en zelfs het opstarten van een Europese oorlogseconomie (zoals de voorzitter van de Europese Raad, Charles Michel, onlangs aankondigde) als het ware de logische implicaties leken. Maar is dit voor Europa de enige weg vooruit?
Dat er een heel andere manier bestaat om vanuit een oorlogssituatie tot vrede te komen, en om actief aan vrede te werken, lijkt uit ons collectieve geheugen te zijn gebannen. Nochtans hebben de Helsinki-slotakkoorden in 1975, in volle Koude Oorlog dus, het begrip van collectieve en coöperatieve veiligheid met succes in beeld gebracht: bescherming van mensenrechten, technologische samenwerking en militaire ontwapening werden er als communicerende vaten met elkaar verbonden. De Sovjetunie stond toen samen met de Verenigde Staten, Canada en tal van Europese landen aan de wieg van dit wijze en vredestichtende concept van Europese veiligheid. Het uitgangspunt was dat je zelfs met je ergste vijand moet praten, en dat je moet luisteren naar zijn ‘bezorgdheden’. De ‘Harmeldoctrine’, die door de Belgische minister van Buitenlandse Zaken, Pierre Harmel, in 1967 in een rapport aan de navo werd voorgelegd, streefde naar een Europese regeling van détente tijdens de Koude Oorlog, en lag mee aan de basis van een (Europese) poging tot het overstijgen en overbruggen van de onnatuurlijke opdeling van Europa in een West- en een Oostblok. En niet te vergeten: ook de Europese Gemeenschappen (later de Europese Unie) ontstonden in de jaren vijftig als een veiligheidsproject, waar Frankrijk en Duitsland, als recente oorlogsvijanden na de Tweede Wereldoorlog, door economische samenwerking aan duurzame vrede gingen werken.
Ook de Europese Gemeenschappen ontstonden in de jaren ’50 als een veiligheidsproject
Het ‘Charter van Parijs voor een Nieuw Europa’, dat vlak na de val van de Berlijnse Muur tot stand kwam als resultaat van een topontmoeting van de Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (cvse), bewijst dat dit concept van collectieve en coöperatieve veiligheid het einde van de Koude Oorlog had overleefd. Aan de universiteiten kregen vredesstudies en opleidingen voor geweldloze conflicthantering in die hoopvolle periode vaak de voorkeur boven de wegdeemsterende polemologie. Toen was er hoop op een betere toekomst voor de mensheid: wapens zouden worden omgesmeed tot ploegscharen (of zelfs kinderwagens, zoals de Russische media berichtten). Dit ‘vredesdividend’ zou nuttig worden besteed aan sociale noden. Oorlog was niet langer het geëigende middel om onrecht te herstellen. Prudent pacifisme en actieve vredesdiplomatie werden aangeprezen als de enige weg om van rechtvaardige oorlog naar rechtvaardige vrede te komen (zie ‘Van rechtvaardige oorlog naar rechtvaardige vrede’, geredigeerd door Roger Burggraeve, Johan De Tavernier en Luc Vandeweyer). Vanaf 1 januari 1995 werd de cvse omgevormd tot een volwaardige organisatie (ovse). Rusland zou, als verliezer van de Koude Oorlog, maar ook als rechtsopvolger van de Sovjetunie en dus medeoprichter van de cvse/ovse, volop kunnen meewerken aan het Grote Europese Huis, waar Michail Gorbatsjov van droomde. Zeker het pacifistische Duitsland zag heil in deze benadering van veiligheid door economische samenwerking en wederzijdse dialoog. Tijdens de Koude Oorlog was dat de basis van de Ostpolitik van Willy Brandt, een benadering die na de val van de Muur zelfs nog meer op de voorgrond zou treden.
Twee fundamenteel verschillende concepten van veiligheid kwamen dus na de val van de Berlijnse Muur en het neerhalen van het IJzeren Gordijn tegenover elkaar te staan, elk in een eigen institutionele gedaante: militaire en collectieve veiligheid en defensie in de navo en coöperatieve en collectieve veiligheid in de ovse. De navo won het pleit in die strijd om het dragerschap van een Europees veiligheidsconcept. Als westerse en trans-Atlantische organisatie bleef de navo, ook toen het ‘Oostblok’ was verdwenen, een collectieve defensieorganisatie, die zich als alliantie snel ging uitbreiden (vanaf 1999) naar de vroegere Oostbloklanden van Midden-Europa. Dat gebeurde trouwens inderdaad op vraag van die landen. Zij beseften vanuit historisch perspectief hoe gevaarlijk Rusland kon zijn. Daarom wilden zij zich aansluiten bij een expliciete defensiealliantie.
Er werd opnieuw een IJzeren Gordijn opgetrokken, dit keer nog dichter bij de Russische grens
Maar dit betekende wél dat er opnieuw een IJzeren Gordijn werd opgetrokken, dit keer nog dichter bij de Russische grens. Rusland heeft onmiddellijk te kennen gegeven dat het zich bedreigd voelde door de opstelling van navo-wapens en troepen aan zijn grens. Tijdens zijn beroemde Münchentoespraak in 2007 gaf Vladimir Poetin voor het eerst onverholen kritiek op de unipolaire wereld die na de Koude Oorlog door de VS werd gedomineerd. De navo kon volgens hem, als door de VS gestuurde collectieve defensie-alliantie, de veiligheid niet meer garanderen in een Europa dat na het verdwijnen van het Oostblok opnieuw tot aan de Oeral reikte. Dmitri Medvedev, die in 2008 de fakkel van Poetin had overgenomen als president, legde kort na zijn aantreden een ontwerp voor een nieuw Europees veiligheidsverdrag voor. Dat ontwerp ging ervan uit dat de bestaande veiligheidsarchitectuur in Europa, met veiligheidsstructuren als de navo, de EU en de ovse, nog al te zeer het gedachtegoed van de Koude Oorlog bevatte. Een nieuw juridisch bindend regionaal pact zou uitvoering kunnen geven aan het principe van de ‘ondeelbare veiligheid in een Europa van Vancouver tot Vladivostok’. De Europese staten zouden als landen afzonderlijk toetreden tot die veiligheidsstructuur, en niet als leden van een blok of van een internationale organisatie. Zo’n voorstel getuigde al te zeer van een Russische poging tot ondermijning van het atlanticisme en van een voor het Westen onaanvaardbare Russische verdeel-en-heerspolitiek. Alleen de Franse president Sarkozy deed een poging om zo’n voorstel voor een nieuwe Europese veiligheidsarchitectuur bespreekbaar te maken. Het maakte geen schijn van kans in de Euro-Atlantische ruimte.
Zowel de navo als de EU dachten er niet aan om zich te gaan hervormen in het kader van een ‘groter Europa’, en breidden uit naar de ex-communistische staten van Centraal- en Oost-Europa, aan wie zij in het kader van de EU-toetredingscriteria hun liberaal-democratische normativiteit oplegden. Europa uitbreiden of verdiepen was niet langer een dilemma. De voortschrijdende integratie en uitbreiding van Europa was toen nog een succesverhaal. De naoorlogse constructie van een Europa dat binnen zijn West-Europese grenzen economisch floreerde op basis van de vier vrijheden (vrij verkeer van personen, goederen, diensten en kapitaal) werd gestut door stevig werkende instellingen: de ovse en de Raad van Europa wat democratie en mensenrechtenbescherming betreft, en de navo als Europese ‘defensieparaplu’. Niemand merkte dat het Kremlin inmiddels naar datzelfde Europa toe een ware ondermijningsstrategie uitzette. Dat gebeurde meestal onder de radar, maar soms liet het Kremlin bewust zijn ware drijfveer zien: door banden aan te knopen met extreemrechtse partijen in Europa, door als lid van de Raad van Europa (sinds 1996) onze democratie en mensenrechtenbescherming – via de rechtspraak van het Russisch Grondwettelijk Hof – in vraag te stellen, door ons politieoptreden bij betogingen negatief in beeld te brengen. Rusland heeft in de jaren ’90 een strategische schaduwcampagne opgezet om de ovse als geloofwaardige instelling voor het bewaken van de veiligheid in een eengemaakt Europa te fnuiken. Dat gebeurde niet alleen bij het voor schut zetten van de ovse-veiligheidstroepen in de ex-Sovjetstaten. Het verhaal is te lang om volledig te vertellen, maar het is duidelijk dat Rusland onder meer in Georgië en in de Armeense enclave Nagorno-Karabach in Azerbeidzjan bijzonder duidelijk heeft gemaakt dat het vindt dat niet ‘Europa’ maar Rusland als enige de veiligheid in de regio kan bewaken. Maar Rusland heeft de ovse vooral ondergraven door één van zijn meest succesvolle instellingen, het odihr (Office for Democratic Institutions and Human Rights), dat wereldwijd een autoriteit in verkiezingsmonitoring was geworden, in zijn conclusies en rapporten onderuit te halen. Dat deed het Kremlin door tegenexpertises te laten uitvoeren via verkiezingsmonitoring vanuit het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (gos), een losse intergouvernementele organisatie die onmiddellijk na de implosie van de Sovjetunie op het territorium van de vroegere Sovjetunie werd opgericht.
De idee van een Verenigd Europa verdween al snel naar de achtergrond
Zo verdween de idee van een Verenigd Europa met een concept van collectieve en coöperatieve veiligheid al snel naar de achtergrond. De nieuwe opdeling van Europa die daarop volgde, was een cocreatie van het Westen en van Rusland. Maar terwijl in het Westen en vooral in Europa de meest elementaire strategie ten opzichte van Rusland ontbrak (de zogenaamde ‘Gemeenschappelijke Europese strategie ten aanzien van Rusland’ (1999) werd een complete mislukking), bereidde Rusland, dat zich gefrustreerd kon opstellen als compleet genegeerde verliezer van de Koude Oorlog, in het halfduister een langetermijnstrategie voor. En die ging zeker niet in de richting van een aansluiting bij het liberale en democratische Westen of bij het Europa van vrijheid, democratie en mensenrechten. Integendeel, Rusland rechtte zijn rug als miskende grootmacht en annexeerde de Krim in 2014. Dat was een wake-up call voor het nietsvermoedende ‘Europa’. Rusland, dat zich na de implosie van de Sovjetunie bereid had verklaard om mee te bouwen aan een verenigd Europa, speelde niet langer mee in het Europese verhaal. Vanaf 24 februari 2022, met de Russische invasie in Oekraïne, kwam de idee van een vredesproject voor Europa, zoals die zo succesvol was gegroeid na de Tweede Wereldoorlog, helemaal onder druk te staan. Getriggerd door een oorlogszuchtig Rusland besloot het Westen om Oekraïne te steunen tegen Ruslands inbreuk op de Oekraïense soevereiniteit en territoriale integriteit. Oekraïne had trouwens al lang (sinds de Oranjerevolutie in 2004, en zeker tijdens de Maidanopstand in 2014) de keuze gemaakt om tot ons vrije en democratische Europa te behoren. Poetin was begonnen, dat stond vast, en Oekraïne zou zichzelf gewapenderhand mogen en moeten verdedigen, daarbij (in toenemende mate, maar nog steeds voorzichtig) geholpen door het Westen. Gedaan met het geloof in coöperatieve veiligheid en diplomatieke oplossingen voor een Verenigd Europa. Poetin heeft dat geloof tot een hopeloos naïeve utopie gemaakt. De Duitse Bondskanselier Olaf Scholz kondigde een Zeitenwende af.
Het Westen werd, en dat is te begrijpen, meer dan ooit begeesterd door de Rechtvaardige-Oorlogsdoctrine. Zelfs doorwinterde topdiplomaten als Frans Vandaele en Johan Verbeke (De Standaard, 5 april 2024) vinden dat wij ons niet moeten laten doen door Rusland, en dat sneller en meer bewapenen vanuit het Westen aan de orde is. Net zoals Poetin moet Europa volgens hen de taal van hard power hanteren. Wie nog langer pleitte voor het openhouden van diplomatieke kanalen met Rusland, zelfs wanneer dat parallel gebeurde met bewapening, werd als naïeveling of als ‘Putin-Versteher’ weggezet. Dat werd ook het droeve lot van de vredesbewegingen.
Wie nog pleitte voor het openhouden van diplomatieke kanalen werd als naïeveling weggezet
Merkwaardig toch: het Vaticaan en de Katholieke Kerk bleven vasthouden aan een vroeger gemaakte keuze voor ‘rechtvaardige’ of ‘positieve’ vrede. Het was reeds in 1963 dat Johannes XXIII met zijn encycliek ‘Pacem in Terris’ de oorlog niet langer zag als een adequate en moreel acceptabele remedie om conflicten op te lossen en onrecht te herstellen (dat het ooit anders is geweest maken de Kruistochten en de Heilige Oorlogen maar al te duidelijk). De opkomst van kernwapens in de wederzijdse afschrikking tijdens de Koude Oorlog én de ervaring met kernbommen op Hiroshima en Nagasaki (augustus 1945) alsook de Cubacrisis in 1962 hadden daar alles mee te maken. De huidige Paus Franciscus herhaalde die benadering in zijn encycliek ‘Fratelli Tutti’(daar had hij m.i. wel sorores aan moeten toevoegen). Dit was de reden waarom Franciscus, afstand nemend van de doctrine van de Rechtvaardige Oorlog en ze zelfs verwerpend, aan de Oekraïners vroeg om de witte vlag te hijsen en naar de onderhandelingstafel te gaan in plaats van zoveel mensenlevens te verliezen in een oorlog die volgens hem toch niet kon worden gewonnen door Oekraïne, en die eigenlijk een oorlog tussen grootmachten blijkt te zijn. Die ongelukkig geformuleerde uitspraak veroorzaakte grote consternatie in Oekraïne, en ook in Polen. Maar de paus had wel een punt: de vermaledijde doctrine van de rechtvaardige oorlog moet op de schop. De wereld wordt immers steeds gevaarlijker omwille van het risico van nucleaire escalatie. De kernbom kan de hele mensheid slopen.
Rechtvaardige vrede, als alternatief voor rechtvaardige oorlog, begint met luisterbereidheid, ook naar je ergste vijand toe. Heeft het Westen in dat kader wel voldoende aandacht besteed aan de vraag hoe het Kremlin de oorlog in Oekraïne legitimeert?
De drijfveren van het Kremlin voor zijn ‘speciale militaire operatie’ in Oekraïne bleven aanvankelijk vaag en onderbelicht. Poetin sprak over de demilitarisering en denazificatie van Oekraïne. Volgens dit Kremlinnarratief was Oekraïne in de ban van extreemnationalistische politici, die de cultuur- en taalrechten van de etnische Russen en de Russischsprekende Oekraïners ontkenden in het oosten van Oekraïne, en hen zelfs bedreigden met geweld en met misdadig gedrag. De film ‘Donbass’ van Sergei Loznitsa (2018) illustreert indrukwekkend hoe Rusland dit narratief met propaganda en desinformatie aan de wereld duidelijk wist te maken. Het verhaal ging dat Rusland moest tussenkomen om zijn volksgenoten of compatriotten te helpen in dat deel van Oekraïne. Deze enscenering, die ook gepaard ging met het uitdelen van Russische paspoorten, is een herkenbare Russische strategie in het kader van zijn hybride oorlogsvoering. Een dergelijke setting staat ook klaar in andere bevroren conflicten, zoals in Transnistrië (Moldavië) of in de Baltische staten.
Stilaan klonk een andere motivering voor het gewelddadige optreden van Rusland in Oekraïne
Stilaan echter, naarmate de oorlog in Oekraïne zich voortsleepte, klonk een andere motivering als ‘juiste oorzaak’ voor het gewelddadige optreden van Rusland op het territorium van de Nieuwe Onafhankelijke Staat Oekraïne, zoals die eind 1991 was voortgekomen uit de implosie van de Sovjetunie. Aangevoerd door patriarch Kirill ‘van Moskou en alle Ruslanden’, en bijgetreden door tal van Kremlinspreekbuizen, begon het Kremlin te beweren dat niet Rusland, maar het Westen de agressor was. Het Westen bedreigt Oekraïne, aldus het Kremlin, en tracht het land te infiltreren en het zelfs te onderwerpen met zijn ‘onchristelijke waarden’ en zijn ‘neokoloniale attitude’. Het proces van ‘verwestersing’ van Oekraïne wordt door de Russische patriarch gezien als een zondige bezoedeling van de traditionele waarden op de territoria die de kern vormen van de ‘Russische beschaving’: Rusland, Wit-Rusland en Oekraïne. Wat dan precies wordt bedoeld met die ‘traditionele waarden’ is niet altijd zo duidelijk, maar het gaat in elk geval om de tegenhanger van de westerse liberale mensenrechtentheorie. Dat ideeëngoed, waarbij schrijvers als een Dostojevski op zoek gingen naar een Russische identiteit (de onnavolgbare Russische ziel) als basis voor een specifiek Russisch nationalisme, wordt opnieuw bovengehaald om Ruslands geopolitieke strategie kracht bij te zetten. Desnoods moet deze strategie met geweld bevochten worden, aldus de patriarch. Die houding, die militair geweld niet schuwt (wel integendeel), is in lijn met de sociale doctrine van de Russische orthodoxe kerk, uitgevaardigd in 2000, waar de leer van de Rechtvaardige Oorlog wordt onderschreven, en zelfs de idee van de Heilige Oorlog, ondanks het feit dat de theorie van de Rechtvaardige Oorlog in de traditie van het Oosters Christendom tot dan toe zo goed als onbekend was. Bijzonder relevant is dat de orthodoxe kerk naast de Rechtvaardige Oorlog ook de ideologie van de ‘Russische beschaving’ (Roesski mir) propageert, een ideologie die het Kremlin gradueel tot zijn politieke legitimering voor een groter Eurazië instrumentaliseert.
De orthodoxe kerk propageert naast de Rechtvaardige Oorlog ook de ideologie van de ‘Russische beschaving’
Roesski mir heeft als cultureel concept aanzienlijke politieke implicaties. Het is een containerbegrip van wat die transnationale Russische beschaving zoal inhoudt, waarin culturele, etnische, politieke, linguïstische en, last but not least, religieus-messianistische elementen door elkaar zijn geweven en gemobiliseerd voor geopolitiek-strategische oriëntaties, die reiken tot het Midden-Oosten, Latijns-Amerika en Noord-Afrika, maar waarvan de kern wordt gevormd door de drie Slavische republieken van de vroegere Sovjetunie: Rusland, Wit-Rusland en Oekraïne. Wanneer Roesski mir ook een neo-imperiaal project insluit naar een groter Eurazië, dan gebeurt dit door de lens van een ingebeelde Euraziatische gemeenschap. De metafoor van een ingebeelde gemeenschap geeft ons, volgens de analyse van Benedict Anderson, dan weer een verklaring voor de oorsprong en de verspreiding van nationalisme. In het geval van de ‘Russische beschaving’ worden wij geconfronteerd met een Russisch nationalisme sui generis, dat verder reikt dan de Russische staat of de Russische natie, en dat het veel bredere begrip omvat van een ‘Russische Wereld’.
Dit verklaart waarom Vladimir Poetin in een zogenaamd wetenschappelijke tekst, gepubliceerd in juni 2020 op de officiële website van het Kremlin, refereert aan de ‘historische eenheid van het Russische en het Oekraïense volk’. En waarom een agressieve Poetin net voor de invasie in Oekraïne schreeuwde dat hij Oekraïne als staat en als natie zou vernietigen om het thuis te brengen waar het thuishoorde: in de Slavische kern van de Russische beschaving.
Deze Russische beschaving wordt, in de Russische perceptie, ernstig bedreigd door de navo-uitbreiding, zeker na de beslissing van de navo-top in 2008, die het lidmaatschapspad opende voor Oekraïne en Georgië. De oorlog in Georgië in 2008 was een concrete tegenreactie van Rusland. Sindsdien werd steeds duidelijker dat de hele beweging van navo- én EU-uitbreiding door Rusland wordt beschouwd als bedreigend voor de ‘Russische beschaving’. De toetreding van Zweden en Finland tot de navo en de erkenning van Oekraïne en Moldavië als kandidaat-leden van de Europese Unie zijn in de Russische perceptie regelrechte provocaties.
Oekraïne moet volgens Poetin koste wat het kost teruggebracht worden naar waar het thuishoort
In die zin krijgt de Russische interpretatie van Rechtvaardige Oorlog een compleet andere connotatie. Omwille van de bedreigde Russische beschaving is de militaire operatie in Oekraïne in Russische ogen defensief en gerechtvaardigd. Oekraïne is, of het nu wil of niet, deel van de ruimte van Roesski mir (als zijn Slavische kern samen met Rusland en Belarus). Oekraïne moet teruggebracht worden naar waar het thuishoort, koste wat het kost. De ‘juiste oorzaak’ (‘just cause’) wordt zelfverdediging vanuit Russisch perspectief: de bescherming en bevrijding van de Russische wereld en beschaving, waarvan Oekraïne volgens Rusland integraal deel uitmaakt, met Kiev als de wieg van de Russische politieke identiteit. Ruslands drijfveer is dus bescherming van Oekraïne tegen kolonisering en onderwerping door een agressief westers liberalisme en secularisme.
Dit inzicht in Ruslands narratief over Rechtvaardige Oorlog als culturele oorlog, en niet een oorlog tegen Oekraïne maar tegen het ‘collectieve Westen’, beïnvloedt op decisieve wijze de scenario’s voor het proces om vanuit een oorlogssituatie tot vrede te komen. Het is misleidend om te stellen dat er slechts twee scenario’s mogelijk zijn: Rusland wint of Oekraïne wint. Het is ook geen optie om Rusland en Oekraïne alleen als partijen naar de onderhandelingstafel te brengen. Volgens Rusland is er immers niets te onderhandelen met Oekraïne. ‘Ons’ Europa zou de wijsheid en de kracht moeten opbrengen om te bouwen aan een duurzaam concept van Europese veiligheid. De enige manier om met dat perspectief aan conflictoplossing te doen, is teruggaan naar de Minskakkoorden. Die zijn weliswaar mislukt, maar wat belet ons om erop terug te komen? Vooral Minsk II (2015), in de Normandiëformule, met naast Oekraïne en Rusland ook Frankrijk en Duitsland als voortrekkers, in een ovse-context, gemandateerd door de VN, blijft het meest geschikte kader om tot wapenstilstand te komen. Niet om te onderhandelen over grondgebied, maar om het statuut van Oekraïne opnieuw te bekijken in het kader van de Europese veiligheid.
Een positief vredesproces kan beginnen met een multilateraal akkoord over de neutraliteit van Oekraïne. Dat Oekraïne in de westerse invloedssfeer terecht zou komen door navo- of EU-lidmaatschap is voor Rusland een onaanvaardbare provocatie. Het zelfbeschikkingsrecht van een land als Oekraïne moet daarbij afgewogen worden tegen de verreikende geopolitieke implicaties van ’s lands vrije keuze. Maar Oekraïne moet ook beveiligd worden tegen het Russische imperialisme. Men kan gaan voor een confederale oplossing (zoals voorgesteld in de Minskakkoorden), waarbij de oostelijke territoria van Oekraïne en zelfs de Krim deel blijven van de Oekraïense staat, maar met een hoge graad van autonomie voor de Russische en Russischtalige bevolking.
Europa zou de wijsheid en de kracht moeten opbrengen om te bouwen aan duurzame veiligheid
Men kan deze poging tot geweldloze conflicthantering hopeloos te laat (‘dit is niet meer aan de orde’, zo hoort men constant in de media. O nee? Het alternatief is wel een armageddon) of naïef noemen. Maar vanuit een denken over het eindresultaat of zelfs apocalyptisch denken omwille van het gevaar van nucleaire wapens is verdere escalatie en meer bewapening géén optie. Nu steeds meer stemmen opgaan om de westerse wapens ook op of boven het Russische grondgebied in te zetten, kan Rusland reageren met (tactische) kernwapens. De Russische defensiedoctrine zegt immers dat kernwapens kunnen worden ingezet wanneer een aanval, zelfs met conventionele wapens, ‘het bestaan van de Russische staat in gevaar brengt’. Zo sukkelen we blindelings een Derde Wereldoorlog in, met een enorm risico van inzet van kernwapens. Het alternatief, wapenstilstand en multilateraal overleg, betekent niet dat de problemen zullen zijn opgelost. Oekraïne blijft immers, al was het alleen maar geografisch, een grensstaat tussen Europa en Rusland. Bij een staakt-het-vuren blijft Oekraïne een bevroren conflict, zoals er tal van andere door Rusland zijn geschapen. Die bevroren situaties spelen zeker in de kaart van Rusland en zijn langetermijnstrategie, maar het doden van zoveel mensen en het vernietigen van steden, dorpen en cruciale infrastructuur zou tenminste stoppen.
Tegenwicht vormen tegen een oprukkend Rusland is een loodzware opdracht, en toch zal de naoorlogse constructie van (West-)Europa daarvoor moeten gaan. Het is dat Europa dat zijn Oekraïnestrategie moet herdenken. Terug naar collectieve en coöperatieve veiligheid is het enige duurzame alternatief voor Europa, in plaats van een blinde en hopeloze militarisering. Met wapens zullen wij Rusland niet tegenhouden, maar wel met een stevige Oekraïne- én Ruslandstrategie. Dat betekent Oekraïne beveiligen, en beveiligen betekent iets anders dan bewapenen. Beveiligen heeft alles te maken met de reeds vernoemde geweldloze conflicthantering: luisteren naar je ergste vijand, zoeken naar een kader waarin constructief kan worden gepraat, grenzen stellen aan het zelfbeschikkingsrecht der volkeren vanuit de zorg voor bescherming van minderheden en geopolitieke evenwichten, zoeken naar een plaats voor Rusland in (een herzien concept van) Europa.
De Europese Unie moet de idee van Europa zelf herdenken, omdat de naoorlogse formule geen toekomst heeft en Rusland een plaats moet krijgen in een herzien Europees veiligheidsconcept. Zoals er na de Franse Revolutie en de Napoleontische oorlogen tijdens het Congres van Wenen in 1815 een nieuw evenwicht nodig was tussen de toen vigerende grootmachten, zo moet er nu gezocht worden naar nieuwe machtsevenwichten in Europa (én in de wereld). Rusland maakte toen telkens deel uit van die nieuwe allianties, zowel van het Concert van Europa als van de Heilige Alliantie. Zo radicaal als toen moet Europa zichzelf ook opnieuw herdenken, in zijn relatie tot Rusland, maar ook tot China, de VS en de brics, onder het tina-principe: there is no alternative…
Themanummer ‘Het conflict in Oekraïne en de ethiek van oorlog en vrede’, Collationes. Tijdschrift voor Theologie en Pastoraal, 58 (2023) 2.
Hiski Haukkala, ‘From Cooperative to Contested Europe? The Conflict in Ukraine as a Culmination of a Long-Term Crisis in EU-Russia Relations’, Journal of Contemporary European Studies, (2015) 23, 25-40.
Katlijn Malfliet is emerita gewoon hoogleraar Russische politiek aan KU Leuven. Haar onderzoeksinteresses situeren zich op het domein van de Russische binnen- en buitenlandse politiek en de Europa-Ruslandverhoudingen.
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License