Deel dit artikel

een te enge definitie van geweld – zoals de heersende doctrine van het antiterrorisme al te graag hanteert – is nefast. dat tonen recente gebeurtenissen zoals het protest tegen de spotprenten van mohammed, de toename in zelfmoordaanslagen en het harde Israëlische beleid tegen de palestijnen. geweldpreventie en duurzame vredesopbouw zijn slechts mogelijk als men luistert naar alle betrokken partijen, naar slachtoffers én naar daders.

De waandacht voor zelfmoordterrorisme

Luc Reychler

Toen ik voor het eerst de Mohammedspotprenten zag, viel mijn oog op de profeet. Hij vertelde een groepje zelfmoordterroristen op weg naar de hemel dat de maagden uitgeput waren. Het beeld deed me onbehaaglijk veel denken aan holocaustcartoons waarin mensen in een onvrije wereld hun dood tegemoet lopen. Dit onbehagen botste echter met mijn overtuiging dat persvrijheid heilig is en dat het recht op belediging van machtsusurpatoren moet worden beschermd. De media worden steeds meer aan banden gelegd door politiek-economische belangen. Goed verpakt geweld is een bron van groot politiek, economisch, psychologisch en moreel profijt. Daar zorgt een leger voor van lobbyisten, informatiediensten, omkaderde journalisten, stemmingmakers of spindoctors en de bewakers van het politiek correcte denken. De laatste tien jaar zijn hier antwoorden op geformuleerd, onder andere in de vorm van een wetenschappelijke studie over geweldpreventie en duurzame vredesopbouw. Die wil het politieke geweld op een efficiëntere, effectievere en meer bevredigende manier helpen voorkomen.

De studie over geweldpreventie of duurzame vredesopbouw contrasteert echter sterk met de heersende antiterrorismedoctrine. Eerst en vooral hanteren ze een verschillende definitie van geweld. De antiterrorismedoctrine gebruikt een erg enge omschrijving: alleen gewapend geweld wordt als geweld bestempeld. Vrede is de afwezigheid ervan. Niettegenstaande ‘terrorisme’ een disproportioneel kleine doder is, krijgt het de meeste aandacht. Het aantal slachtoffers van het gewapende geweld bedraagt één op honderd, van het grote geweld is dat één op tweehonderdduizend. Aan de minder zichtbare vormen van geweldpleging wordt geen aandacht besteed. Dit moderne negationisme maskeert het merendeel van het geweld. Geweld of ‘de verkorting van de gemiddelde levensverwachtingen van groepen mensen’ wordt echter eveneens veroorzaakt door antiterrorisme, conventioneel geweld, nationale en internationale structurele discriminatie, psychologisch en cultureel geweld, wanbestuur, verwaarlozing van het milieu, extralegale transnationale handel in mensen, grondstoffen, drugs en hebzucht. Machthebbers die hun positie willen conserveren, geven de voorkeur aan de enge definitie van geweld. Frantz Fanons ’verdrukten der aarde’ wensen echter het volledige geweldcomplex aan de kaak te stellen. Vredesonderzoekers bestuderen de verwevenheid van alle vormen van geweld en waarschuwen voor de verrassende gevolgen van een beperkte analyse.

Machthebbers die hun positie willen conserveren, geven de voorkeur aan de enge definitie van geweld

Er is ook een verschil in aandacht voor de slachtoffers. De media onderscheiden drie klassen. Camera’s zoomen in op het leed van de ‘eersteklasslachtoffers’. Er bestaan nauwkeurige statistieken van gesneuvelden en gekwetsten. In Irak werden op 16 maart 2006 2 318 gesneuvelde en 16 653 gewonde Amerikanen geteld. De laatste zes jaar kwamen 427 Israëli’s om door 58 zelfmoordaanslagen. De ‘tweedeklasslachtoffers’, bijvoorbeeld de Palestijnen, worden in groep en minder precies in het nieuws vermeld. De derde klasse krijgt nauwelijks aandacht. In het medische tijdschrift The Lancet werden schattingen gemaakt van aantallen doden en gekwetsten. In Irak werd het aantal dode Iraki’s geschat op honderdduizend; in Kongo op drie à vier miljoen. In Tsjetsjenië variëren de cijfers rond de honderdduizend – de ‘onbekende massagraven’. De tweede- en derdeklasslachtoffers hebben geen gelaat, ze zijn nauwelijks een blik waard.

Ten derde is er de verwachting van onversneden en exclusieve loyaliteit. Pogingen om politiek terrorisme te begrijpen worden gelijkgesteld aan de goedkeuring ervan. De vraag stellen waarom Hamas weigert de staat Israël en de vroegere gesloten vredesakkoorden te erkennen en af te zien van geweld, wordt afgedaan als vijandig en onvaderlandslievend, als een vorm van collaboratie en soms als antisemitisme. Een analist van geweld moet echter luisteren naar alle betrokken partijen. Van sympathisanten van Hamas krijg je wat anders te horen: ‘Waarom zouden we dit doen? Israël bezet met Amerikaanse steun ons land en erkent ons niet. De vredesakkoorden waren nadelig en werden ons onder het mom van onderhandelingen opgedrongen. Waarom eisen jullie niet dat de Israëlische regering een einde maakt aan de onderdrukking en de vernieling?’

Een ander verschil is de politieke verpakking van het geweld. Het terrorisme is het belangrijkste veiligheidsthema geworden van de 21ste eeuw. De toespraken van Bush zijn donderpreken tegen de ‘as van het kwaad’. Het etiket ‘terrorisme’ verwijst naar een gespecialiseerde vorm van geweld van individuen en groepen tegen ongewapende burgers van bevriende landen. Aan gelijksoortig geweld, op veel grotere schaal gepleegd door autoritaire staten (staatsterreur, repressief terrorisme) of door democratische staten, worden andere namen gegeven: zelfverdediging, antiterrorisme of regimeverandering. In de officiële doctrine is het grootste deel van het geweldcomplex de naam geweld niet eens waardig. Na de Tweede Wereldoorlog deden zich ongeveer veertig gevallen van genocide en politicide voor. Officieel echter werden de meeste gevallen van volkerenmoord nooit als genocide bestempeld. Onlangs kreeg ik een video van een Palestijnse zelfmoordterrorist (Palestinian Media Watch) in handen. De taal van de zelfmoordenaar was rauw en choquerend. Het was een weinig aantrekkelijke verbale en visuele verpakking van gepland geweld. Een analist mag zich echter niet laten afleiden door die verpakking. De slachtoffers aan beide kanten moeten worden geteld en aan een lijkschouwing onderworpen. De ervaring toont dan dat de wonden veel op elkaar lijken en dat in naam van het beter verpakte antiterrorisme beduidend meer doden vallen. Het aantal dode Palestijnen wordt tienmaal hoger geschat dan het aantal Israëli’s. Het geschatte aantal dode Tsjetsjeense burgers ligt bijna honderd keer hoger dan het aantal Russische slachtoffers.

De antiterrorismedoctrine kijkt ook niet of nauwelijks naar de kosten en baten. De uitgaven voor de regimeverandering in Irak worden geschat op 250 miljard dollar. De Amerikaanse regering bereidt zich voor op een lange regimeverandering die nog twintig jaar kan duren. Tot nu toe zijn de uitgaven tweeënhalve keer zo groot als het jaarlijkse budget van de EU of bijna vijfentwintig keer het jaarlijkse Amerikaanse budget voor ontwikkelingshulp (8,6 miljard). Het bedrag dat de staten vandaag uitgeven aan antiterrorisme is verbijsterend hoog en contrasteert fel met de schamele middelen voorzien voor de millenniumontwikkelingsdoelstellingen. Het is moeilijk te achterhalen wie baat heeft bij al die interventies in het grotere Midden-Oosten. De vernieling en de heropbouw van Irak zijn winstgevende activiteiten, die vooral voordelig zijn voor de externe actoren. Er is dringend behoefte aan een internationaal rekenhof dat waakt over die uitgaven en zo alle misbruiken kan ontdekken en voorkomen. Voorts is er de analyse van het probleem. Dit wordt vaak gepersonaliseerd en herleid tot een technische kwestie. De aandacht gaat vooral naar het neutraliseren van de terroristen, het vernietigen van terreurnetwerken en het droogleggen van geldstromen. Aan ‘instantdemocratisering’ als veiligheidsinvestering wordt na de verkiezingen in Irak en in de Palestijnse gebieden getwijfeld. Volgens de Britse terreurexpert Andrew Silke zijn zelfmoordterroristen ‘mensen zoals jij en ik’. Zelfmoordterrorisme is het werk van normale mensen in abnormale omstandigheden. Meer aandacht voor mensonterende omstandigheden zou een belangrijke doorbraak betekenen in de strijd tegen het terrorisme.

Zelfmoordterrorisme is het werk van normale mensen in abnormale omstandigheden

Particuliere belangen worden afgeschilderd als nationale of internationale belangen. Het buitenlandse beleid van democratische landen ten aanzien van conflicten wordt meestal sterk beïnvloed door de diaspora, lobbyisten en belangengroepen. Die minderheden kunnen creatief of destructief zijn. De opbouw van de Europese Unie was het werk van een creatieve minderheid, met namen zoals Jean Monnet, Robert Shuman of George Marshall. Het antiterrorismebeleid van president Bush in het Midden-Oosten is vooral het werk van de neocons en buitenlandse en binnenlandse lobbyisten met particuliere belangen. Het komt niet tegemoet aan het nationale belang van de Amerikaanse bevolking. Ten slotte is er een verschil in voorgestelde aanpak. Israël, Rusland en de Verenigde Staten verkiezen harde, offensieve militaire acties en defensieve maatregelen. De militaire regimeverandering in Irak is een schoolvoorbeeld van de beperkingen en de nefaste gevolgen van die harde aanpak. De ‘gerichte moordaanslagen’ (targeted assasinations), de strenge controle van de Palestijnse gebieden en de collectieve bestraffingen leiden niet tot meer veiligheid in Israël. De muur scoorde betere resultaten. De huidige antiterrorismedoctrine berust op een enge analyse van politiek terrorisme. De tekortkomingen van die doctrine worden duidelijk in drie recente gebeurtenissen: het protest tegen de Mohammedspotprenten, de toename van het zelfmoordterrorisme in Palestina en het Israëlische beleid, dat door de muur wordt gesymboliseerd.

De felle reacties op de Mohammedspotprenten waren een verrassing. Het was geen confrontatie van culturen, maar van verschillende ervaringswerelden. Het ging vooral over de vrijheid van pers en over religieuze gevoeligheden. Men stelde voor om de persvrijheid te bevestigen door de publicatie van de spotprenten op te voeren; om meer respect te tonen voor religieuze gevoeligheden, interreligieuze conferenties te houden en de moslims te verzoeken tot vreedzame betogingen. In het andere kamp werd er op zowel vreedzame als gewelddadige manieren geprotesteerd. Een Iraans blad schreef een wedstrijd uit voor de beste holocaustspotprenten. Hier worden andere verhalen verteld over het gebrek aan respect voor religieuze symbolen en de moslimbevolking en over het hanteren van een dubbele standaard door het Westen. Het gaat eveneens over frustraties veroorzaakt door externe interventies en de bedreiging van hun fysieke, politieke en economische vrijheid. Er zijn verhalen over het bittere koloniale verleden en over de regimeverandering in Iran in 1952 met de hulp van de CIA. Mohammed Mossadec werd toen als een dreiging beschouwd omdat hij plannen had om de oliesector te nationaliseren. Er zijn verwijzingen naar de bewapening en aanmoediging van Saddam Hussein om Iran binnen te vallen en een oorlog te ontketenen waarin meer dan een miljoen Iraniërs het leven lieten. Een andere bron van frustratie is de instandhouding door het Westen – vooral tijdens de Koude Oorlog – van bevriende autoritaire regeringen. Zeer gevoelig ligt het koloniale en militaristische beleid van het ’vredelievende en democratische’ Israël. Het verhaal van de Holocaust wekt irritatie omdat het wordt misbruikt om de onderwerping van de Palestijnen te legitimeren. De westerse verslaving aan olie maakt het democratiseringsdiscours ongeloofwaardig. Of men het met die verhalen eens is of niet, verandert niets aan die botsing van waarheden. De spotprenten waren de druppel die de emmer deed overlopen. Het is alleszins een waarschuwing voor een ophoping van frustraties en spanningen.

Een Iraans blad schreef een wedstrijd uit voor de beste Holocaustspotprenten

Zelfmoordterrorisme is de meest dodelijke vorm van terrorisme. Het vertegenwoordigt een klein procent van alle terreurdaden, maar veroorzaakt de helft van de slachtoffers. Toch is zelfmoordterrorisme niet nieuw. De meest gekende zelfmoordterroristen waren de joodse zeloten die zich verzetten tegen de Romeinse bezetting, de ismaëlitische assassijnen in de middeleeuwen, de zelfmoordacties in de Filippijnen tijdens de Amerikaanse bezetting in het begin van de twintigste eeuw en de Japanse kamikazes tijdens de Tweede Wereldoorlog. In 2005 verschenen twee boeken over zelfmoordterrorisme. In Dying to Win: the Strategic Logic of Suicide Terrorism biedt Robert Pape een nieuwe lens om het fenomeen te begrijpen. Op basis van een onderzoek van 460 casestudies voor het Amerikaanse ministerie van Defensie komt hij tot enkele merkwaardige vaststellingen. Zo blijkt zelfmoordterrorisme geen product van het islamfundamentalisme. De belangrijkste vertegenwoordigers zijn de Tamil Tijgers in Sri Lanka, seculiere marxist-leninisten waren en telgen uit Hindoefamilies. Vijfennegentig procent van de zelfmoordaanvallen maken deel uit van coherente campagnes die worden georganiseerd door grote militante organisaties en een beduidende steun van de bevolking genieten. Elke campagne heeft een duidelijk seculier en politiek doel voor ogen: een moderne democratie dwingen het grondgebied dat ze als hun thuisland beschouwen te verlaten. Zo wil El Qaeda de Amerikaanse troepen weg uit de Perzische Golf. Democratieën hebben regelmatig toegevingen gedaan aan zelfmoordterroristen. En zij hebben geleerd dat het een effectief wapen is. Zelfmoordterroristen, zowel mannen als vrouwen, zijn nationalisten die vechten tegen de bezetting en voor de onafhankelijkheid van hun land. Het gaat over ‘verlate onafhankelijkheidsoorlogen’. Ze horen niet tot criminele bendes of religieuze sekten. Meestal krijgen ze ruime sociale steun binnen hun nationale gemeenschap en wordt hun gedrag als legitiem ervaren. Ze zijn niet gedreven door economische behoeften, sociale vervreemding of religieuze hersenspoeling. Slechts een minderheid zijn sociaal onaangepasten, krankzinnige misdadigers of beroepsmislukkelingen. De meerderheid is psychologisch normaal, leeft beter dan de meesten van hun landgenoten en zijn sociaal goed verankerd. Ze beschouwen hun acties als zelfopoffering voor het welzijn van hun volk en worden beschouwd als altruïstische zelfmoordenaars. Pape stelt dat militaire acties op korte termijn de zelfmoordoperaties kunnen verstoren, maar dat een allesomvattende en langetermijnoplossing nodig is, een oplossing die afziet van imperiale aspiraties en berust op de bescherming van het thuisland, natiebouw in zorgwekkende landen en een grotere energieonafhankelijkheid.

In Suicide Terrorism geeft Ami Pedahzur op basis van een uitvoerig onderzoek van zelfmoordterroristen en persoonlijke ervaringen in Israël een inzicht in het tot stand komen van zelfmoordacties en de slopende impact ervan op de maatschappij. De meeste bevindingen van Pape worden bevestigd. Pedahzur benadert zelfmoordactiviteiten als orkestraties van militante organisaties. Persoonlijkheid en psychologische kenmerken spelen een secundaire rol. De sociale steun voor zelfmoordacties verloopt in drie fasen. In de eerste fase verspreiden zich gevoelens van discriminatie en wanhoop bij een groot deel van de bevolking. Die gevoelens kenmerken zich door haat en agressie en dehumanisering van de onderdrukker. In de volgende fase proberen terroristische bewegingen die emoties in hun voordeel te manipuleren. Zij geven de groep helden en symbolen, die in een hopeloze situatie toch zin aan het leven geven. Ook zal de organisatie een strategie voorstellen om de vijand te doen lijden. De derde fase hangt af van hoe de door de zelfmoordactie getroffen gemeenschap reageert. Als zij hard terugslaat en veel onschuldige burgers treft, zal de steun voor de zelfmoordactiviteiten toenemen. Mogelijke beweegredenen om zich te engageren als zelfmoordterrorist zijn financiële problemen, een persoonlijke crisis (scheiding, hiv) en gevoelens van weerwraak. Veel zelfmoorddaders willen hun vijand pijn doen en hem aan den lijve laten voelen wat hij hun volk heeft aangedaan.

De organisatie van zelfmoordterrorisme begint bij de selectie van mogelijke kandidaten die worden opgeleid en eindigt met de uitvoering van de zelfmoordmissie. De duur van de opleiding varieert van vier maanden tot enkele uren. De meest kritieke fase is de tijd die verloopt tussen het vertrek van de dader en de uitvoering van de aanval. In die tussentijd verhoogt de kans dat de terrorist begint te twijfelen of door angst wordt overweldigd. Een goed middel hiertegen is de opname en de verspreiding van een korte video van de zelfmoordkandidaat juist voor zijn/haar missie. Vooreerst versterkt het zijn/haar verbintenis aan de operatie. De dader neemt afscheid en rechtvaardigt zijn beslissing. Hij wordt opgevoerd als een ‘levende martelaar’, wat de druk vergroot om door te gaan met de operatie. Ten tweede geven die video’s faam en status aan de politieke zelfmoordenaar en bevorderen ze de ‘cultuur van de dood’: ouders worden verzocht niet te wenen. Zelfmoordterrorisme heeft een verwoestend effect op de maatschappij waar de slachtoffers vallen. Aanvankelijk zijn er gevoelens van angst en vrees voor een nieuwe aanval. Bij herhaalde aanvallen treedt er een soort oppervlakkige gewenning op. Onmiddellijk na een aanslag ontstaat een sterk patriottisme en schaart iedereen zich rond de vlag. Anderzijds zijn er ook het groter wordende wantrouwen van andere mensen, desillusies ten opzichte van de regering die hen niet kon beschermen, scepticisme over verzoening en vrede en vijandige en militante gevoelens tegenover de terroristen en de maatschappij die hen heeft voortgebracht. Politieke elites hebben de neiging radicale maatregelen te nemen om hun achterban goed te stemmen. In de meeste landen worden zelfs de mensenrechten beperkt met de goedkeuring van de publieke opinie.

Ten slotte suggereert Pedahzur een reeks maatregelen voor het beantwoorden van die dreiging. Offensieve maatregelen op korte termijn zijn onder andere het verzamelen van goede inlichtingen en doelgerichte militaire aanvallen. Op lange termijn moeten de terreurnetwerken worden vernietigd en de leiders gevangengezet. Zijn defensieve maatregelen op korte termijn omvatten een reeks obstakels (bijvoorbeeld controles en muur) die de politieke zelfmoordenaars moeten verhinderen hun doel te bereiken, crisisbeheersing in geval van falen en nadien heropbouw om het dagelijkse leven te normaliseren. Hij verwijst naar de noodzaak van ‘defensieve maatregelen op lange termijn’, die een verbetering voorstellen van de omstandigheden in het thuisland van de zelfmoordmilities. In tegenstelling tot de andere componenten van zijn strategie wordt dit deel echter oppervlakkiger aangepakt. Hij heeft het over het wekken van vertrouwen en over eerlijke en vruchtbare onderhandelingen met gematigde partijen. Het gebrek aan concrete voorstellen spruit voort uit het feit dat hij zich hoofdzakelijk bekommert om het lot van de slachtoffers van het zelfmoordterrorisme en niet van de slachtoffers van de bezetting en van het antiterrorisme. Zowel Pape als Pedahzur hebben het moeilijk om zich in te leven in het leed van de vele slachtoffers in het thuisland van de zelfmoordenaars. Die sentimentale muur staat in de weg van een effectievere preventie van dit soort geweld. Het is bedroevend vast te stellen dat in de studie van preventie van politiek geweld het zo moeilijk is om het ‘positionele denken’ te overstijgen. De meeste analyses en voorgestelde remedies worden sterk beïnvloed door etno- en natiocentrisme. Slechts weinige analisten maken hun normatieve voorkeuren en politieke loyaliteiten bekend. De gevolgen zijn een onvoldoende transparant onderzoek, een gebrekkig analytisch inlevingsvermogen en de ontwikkeling van eenzijdige remedies. Zelfmoordterrorisme is het gevolg van de interactie tussen conflicterende partijen. De veroorzakers van de misdadige omstandigheden waarin de zelfmoordterroristen opgroeien zijn medeverantwoordelijk.

Het derde voorbeeld van de beperkingen van de antiterrorismedoctrine is het harde Israëlische beleid tegen hun Palestijnse buren. Dit conflict is het colosseum van onze geglobaliseerde wereld. Elke dag is de internationale gemeenschap willens nillens toeschouwer van dit ongelijke strijdperk. Het schouwspel heeft een negatieve impact op het imago van Israël en het Westen. Het ondermijnt de geloofwaardigheid van ons verhaal over democratie, vrijheid en vrede. De muur staat symbool voor een garnizoenstaat, de strijd tegen het terrorisme, veiligheid en onveiligheid, voldongenfeitenbeleid, kruipende expansie, apartheid, uitsluiting, vernedering en van een internationale gemeenschap die niet in staat of bereid is om het conflict op een onpartijdige manier op te lossen. Een eerlijke en rechtvaardige oplossing ten voordele van de Palestijnse en de Israëlische bevolking vergt internationale interventie. Dit zou een sterk katalyserend effect hebben op het duurzame vredesopbouwproces in de regio en bijdragen tot het verdwijnen van het zelfmoordterrorisme.

De huidige antiterrorismedoctrine is gebouwd op een karikatuur van het politieke terrorisme. Het harde beleid scoorde enkele positieve resultaten, maar is peperduur en op termijn gedoemd te falen. Het beperken en voorkomen van politiek terrorisme zal alleen lukken als de slachtoffers aan beide kanten ruimte krijgen om het geweld mee te definiëren en meer aandacht wordt besteed aan de abnormale omstandigheden waarin terrorisme en antiterrorisme het best floreren.

Robert Pape, Dying to Win: the Strategic Logic of Suicide Terrorism ( New York: Random House 2005).

Ami Pedahzur, Suicide Terrorism (Cambridge, UK: Polity 2005).

Luc Reychler is als politoloog verbonden aan de KU Leuven.

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen