Deel dit artikel

de westerse maatschappij heeft dringend behoefte aan meer exacte wetenschappers. het doorsneebeeld dat jongeren van de wetenschapper hebben, is allesbehalve populair: een sociaal-gestoorde nerd die zich buigt over oeverloos saaie en moeilijke vraagstukken. er is behoefte aan wetenschapspopularisering om de wetenschap opnieuw aantrekkelijk te maken, om onwetendheid en angsten weg te nemen. en om de schoonheid van het weten te verkondigen.

Wetenschap op zoek naar een forum

Piet Van Duppen

Naar aanleiding van het wereldjaar van de fysica werd in 2005 de natuurkunde in de kijker geplaatst en – zo hopen we – toegankelijker gemaakt. Het hoe en waarom van wetenschapspopularisering was een veelbesproken onderwerp onder fysici. Dat popularisering van de wetenschap – en dan bedoelen we de exacte wetenschap – nodig is, staat buiten kijf, al was het maar om aan de samenleving uit te leggen wat er met de onderzoeksgelden gebeurt. Of om aan te tonen dat de zogenaamde ‘harde’ wetenschappen eigenlijk zacht zijn en dat exacte wetenschappers dat – op enkele uitzonderingen na – ook zijn. Met zijn roman Requiem voor Newton, die zich in het milieu van jonge fysici in Cambridge afspeelt, doet Klaas Landsman alvast een lovenswaardige poging om die ‘harde’ wetenschap aantrekkelijker voor te stellen. Landsman, nu hoogleraar wiskunde aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, verbleef van 1989 tot 1997 als postdoc in Cambridge. Zijn roman gaat dan ook over die periode. Via ontmoetingen en gesprekken tussen een brede waaier aan personages biedt de auteur een eigenzinnige kijk op het ontstaan en de evolutie van de moderne natuurkunde en op verschillende visies op en misinterpretaties van de kwantumfysica. Als lezer met een zekere natuurkundebagage vond ik heel wat invalshoeken interessant. Of het boek echter ondanks de vele voetnoten ook toegankelijk is voor iemand zonder wiskunde- of natuurkundeachtergrond valt te betwijfelen. Ook als roman overtuigt het boek niet echt: het verhaal over het leven van de jonge fysicus is vrij pietluttig en simpel. Gedegen popularisering, het is niet eenvoudig. Meteen dringen zich een aantal vragen op. Waarom is de nood aan wetenschapspopularisering nu zo groot? Hoe pakken we dit het best aan? Zijn we als wetenschapper wel goed geplaatst om te populariseren? Dat we als wetenschapper in dit proces een rol moeten spelen is duidelijk, maar het hoeft daarom niet meteen de hoofdrol te zijn.

Verschillende Europese studies tonen aan dat de westerse maatschappij afstevent op een nijpend tekort aan wetenschappers of aan personen met een wetenschappelijke vorming. Philippe Busquin, voormalig Europees commissaris voor wetenschapsbeleid, trok meermaals aan de alarmbel met een duidelijke oproep: ‘Excellence in scientific and technological development is central to securing Europe’s future. (…) To become the world’s most dynamic knowledge-based economy … the EU must address the current shortage of scientists and researchers in Europe.’ Het gebrek aan mensen met een exact wetenschappelijke vorming staat in schril contrast met het steeds toenemende hoogtechnologische gehalte van onze zelfverklaarde ‘kennismaatschappij’ en heeft het probleem rond het dalende aantal studenten in de wetenschappen op de voorgrond geplaatst. De oorzaken voor die dalende trend zijn uiteenlopend. Halve waarheden en pertinente onjuistheden over wetenschappen doen nog steeds de ronde. De karikatuur van de wetenschapper, die ik onlangs in een schooltoneelvoorstelling mocht bewonderen, zegt veel over hoe men wetenschappers percipieert: een lange, slungelige kerel, grote bril, te korte lange broek en met het hoofd in de wolken. Een wetenschapper is een ‘nerd’, wereldvreemd en sociaal gestoord, iemand die in de zomer met sokken in zijn sandalen rondloopt. Wetenschappen studeren is saai en moeilijk en vergt bovendien een erg grote inspanning. Zulke misvattingen uit de wereld helpen vereist een zeer gevarieerde aanpak. Het onderwijs kan hier vanzelfsprekend een belangrijke rol spelen, maar staat voor een moeilijke opdracht. Popularisering kan een bijdrage leveren door het zogezegde saaie of ‘harde’ van de wetenschappen te ontkrachten. Duidelijk maken wat wetenschappen zijn en wat wetenschappers doen, moet potentiële studenten rekruteren, en vrienden en ouders overtuigen van het belang ervan.

Halve waarheden en pertinente onjuistheden over wetenschappen doen nog steeds de ronde

Fysici of wetenschappers willen de enorme verscheidenheid die de natuur voortbrengt, begrijpen met een handvol eenvoudige wetten die ze in mooie wiskundige formules kunnen gieten. Met die veronderstellingen willen ze het allergrootste, het meest alledaagse en het allerkleinste beschrijven: de evolutie van het heelal en de sterren, het kleurenspel van zonlicht door een glasraam, de specifieke klank van een stem, de werking van een microgolfoven en het inwendige van een atoomkern. Daarenboven vragen ze zich af of die wetten wel altijd en overal geldig zijn en zullen zijn: zowel vlak na de oerknal, het prille begin, als bijvoorbeeld in het binnenste van een zwart gat. In die poging de grote diversiteit van de natuur te begrijpen schuilt een eenvoudige schoonheid, die wetenschappers graag willen delen. Wim Kayzer legde de vraag ‘wat is schoonheid en wat is troost?’ voor aan een aantal schrijvers, filosofen, kunstenaars, musici en wetenschappers. Dit resulteerde in bijzonder interessante gesprekken waarvan de essayistische neerslag terug te vinden is in Het boek van de schoonheid en de troost. De fysicus Steven Weinberg antwoordde als volgt: ‘De natuurkunde in het bijzonder stelt zich tot doel om op een fundamenteel niveau te begrijpen waarom de dingen zijn zoals ze zijn … naarmate onze theorieën fundamenteler worden, merken we dat ze ook steeds meer schoonheid bevatten. Het is niet zo eenvoudig uit te leggen waaruit die schoonheid precies bestaat. Ik denk dat ik het beste kan zeggen: het is de schoonheid van de onontkoombaarheid.’ Wetenschappers slagen er echter niet altijd in om die schoonheid over te brengen, ze hebben er dikwijls de capaciteiten niet voor en er bestaat ook geen echt forum. Een kunstenaar doet dit via een tentoonstelling, een schrijver via een boek, een architect via een gebouw, een muzikant tijdens een concert. Maar een wetenschapper? Niet via artikels, want die zijn voor een leek meestal onverstaanbaar en soms gewoon lelijk. Wetenschapspopularisering kan het middel bij uitstek zijn om die schoonheid te delen.

Het immens hoge tempo waarmee onze maatschappij in de technologiespiraal wordt gezogen, laat zijn sporen na. Het maatschappelijke debat rond de impact van nieuwe technologieën wordt op een hoog niveau gevoerd. Het ingewikkelde van de materie en de afnemende kennis ter zake maken dat een groot deel van de samenleving slechts in beperkte mate aan dit debat kan deelnemen. Het is nochtans belangrijk dat de besluiten gedragen worden door een meerderheid. Iedereen moet de mogelijkheid krijgen om over zaken zoals energieproblematiek, kernafval, CO2-uitstoot, behandeling van chemisch afval of de eventuele gevaren van gsm-straling een mening te vormen. Men moet keuzes kunnen maken of men moet ten minste de keuzes gemaakt door de overheid kunnen begrijpen. Het blind aanvaarden of verwerpen van beslissingen kan worden vermeden door openheid, informatie en scholing. Degelijk onderwijs en levenslang leren leveren hier de belangrijkste bijdrage. Het toegankelijk maken van de wetenschap kan hier een primaire rol opnemen. Tijdens de schooljaren staan kinderen of adolescenten niet altijd open voor exacte wetenschappen omdat hun leefwereld andere, interessantere tijdsinvullingen biedt. Na de schooltijd en met wat levenservaring verandert dat. Je merkt verwondering en interesse als je fysica op een begrijpelijke manier uitlegt. Men wordt geraakt door de eenvoud der dingen. Sommigen vinden het zelfs spijtig dat ze er vroeger zo weinig van hebben meegepikt. Misschien kunnen zij er door wetenschapspopularisering toe worden aangezet om opnieuw te gaan studeren of om minstens open te staan voor de exacte wetenschappen zodat hun kennis maatschappijbreed verhoogt.

Een verontrustende uitwas die zich dicht bij de exacte wetenschappen plaatst, is het ‘intelligent ontwerp’

Het toegankelijk maken van de wetenschappen kan ook de angst voor het onbekende wegnemen of kan die tot juiste proporties terugbrengen. De uit onwetendheid voortvloeiende angst vormt een voedingsbodem van bizarre en soms gevaarlijke ideeënstromingen. Die doen af en toe zelfs een beroep op de wetenschap om hun geloofwaardigheid te staven of zich zelf als wetenschap te profileren. Een verontrustende uitwas die zich dicht bij de exacte wetenschappen plaatst, is het ‘intelligent ontwerp’. De ‘intelligentie’ van die stroming beperkt zich tot de manier waarop ze via een goed doordachte strategie reeds jaren gekoesterd, gesteund en gepromoot wordt. De rest is een wetenschappelijk debat niet waard. We moeten de samenleving duidelijk maken dat de wetenschappelijke inzichten, modellen en veronderstellingen die we nu gebruiken slechts geldig blijven tot het tegendeel bewezen is. Ook de ‘exacte’ wetenschapper werkt met dit gegeven in het achterhoofd. Het is bijgevolg niet nodig om, als een bepaald aspect niet volledig begrepen is, alle kennis overboord te gooien noch ze te vervangen door een dikwijls veel eenvoudigere, mystieke interpretatie. Wetenschappers zijn dikwijls op zoek naar hiaten en fouten in onze huidige kennis omdat op die manier vooruitgang wordt geboekt. Wetenschapspopularisering moet ook aan dit aspect aandacht besteden.

Als het waarom van wetenschapspopularisering duidelijk is, dan rest nog de vraag hoe dit moet worden aangepakt. Er is een uitermate gevarieerd publiek dat moet worden aangesproken en de technologische evolutie biedt een bijzonder uitgebreid spectrum van mogelijke kanalen. Dit maakt dat er geen optimale formule voor popularisering bestaat. Het schrijven van boeken (zoals Landsman) of van artikels in kranten en tijdschriften, het maken van radio- en tv-programma’s (‘Jongens en Wetenschap’ en ‘HOE?ZO!’ zijn twee schitterende voorbeelden), het verzorgen van lezingen in scholen, culturele centra en parochiezalen, het organiseren van wandelingen en tentoonstellingen, het opmaken van interactieve internettoepassingen – de lijst is onuitputtelijk. Het toegankelijk maken van de wetenschappen vraagt een grote inspanning en als wetenschapper zijn we niet altijd even goed geplaatst om te populariseren of om te kunnen oordelen wat al dan niet zinvol is. Met ‘Aha! Fysica’, de eerste editie van WetenStappen in Leuven werd de fysica letterlijk op straat geworpen. Daartoe plaatsten we in samenwerking met Toerisme Leuven verschillende plakkaten met vragen over fysische fenomenen in het Leuvense stadsbeeld. Vragen over alledaagse fenomenen (‘Is groen altijd groen?’) en over meer fundamentele problemen (‘Kan men door een zwart gat kijken?’) kwamen aan bod. We formuleerden korte antwoorden voor de gehaaste wandelaar en iets langere voor de geïnteresseerde. De reacties waren heel positief. Maar hebben we ons doel hiermee bereikt? Als wetenschapper en in dit geval als rechtstreeks betrokken wetenschapper is dit moeilijk te beoordelen. Iedereen leeft in een subcultuur en het vereist een grote inzet om andere subculturen te leren kennen. Nochtans is die kennis net nodig om de juiste aanpak voor wetenschapspopularisering te vinden.

Het is verrassend hoeveel we als wetenschapper zelf nog leren door te populariseren of door een populariserend boek te lezen. Nochtans is het toegankelijk maken van de wetenschap niet voor collega’s bedoeld. Soms zullen hun dikwijls kritische reacties ons ervan weerhouden om hoe dan ook iets te ondernemen. Tijdens het uitwerken van ‘Aha! Fysica’ vond een collega bijvoorbeeld dat er toch wel een paar wiskundige formules op de panelen ontbraken. Voor dit initiatief zouden die echter ongepast en contraproductief geweest zijn. We hadden evengoed hele paragrafen in het Swahili kunnen opnemen. De wetenschappelijke inhoud moet correct zijn, de uitleg daarentegen hoeft niet volledig te zijn. Beelden en analogieën kunnen helpen, zolang het duidelijk is dat die ter verheldering zijn en niet om er wetenschap mee te bedrijven.

Of popularisering een gunstig effect heeft, is moeilijk in te schatten. Al zappend in een hotelkamer in Pisa zag ik toevallig een wetenschappelijk televisieprogramma, waarin de toen zeventigjarige Italiaanse professor in de fysica, Antonio Zichichi, vragen van jongeren beantwoordde. In een schreeuwerig verlichte studio zat de flamboyante Zichichi op een sofa omringd door schaars geklede blondines. Terwijl die levende studioattributen overvloedig in beeld kwamen, werd over zwarte gaten, snaren en donkere materie gefilosofeerd. Een paar duizend kilometer noordelijker zag ik een gelijkaardig programma op de Finse televisie. Eén van mijn Finse collega’s werd in perfecte ‘pose plastique’ in beeld gebracht met op de achtergrond een vacuümkamer en stak daarbij zonder een spier te vertrekken een droge monoloog af over fysica. Het contrast tussen de twee programma’s – beide gebruikmakend van hetzelfde medium – kon niet groter zijn. Nochtans hebben ze allebei succes. Ook Bart Peeters met zijn programma HOE?ZO! heeft hoge kijkcijfers. Is de ene vorm van wetenschapspopularisering per definitie beter dan de andere? Neen, het publiek dat we willen bereiken is zo divers dat we alle vormen en kanalen moeten aanspreken.

Ook Bart Peeters met zijn programma HOE?ZO! heeft hoge kijkcijfers

Er zijn door wetenschappers of wetenschappelijk geschoolden heel goede en toegankelijke boeken over de wetenschap geschreven. Stefan Klein slaagt er met Puur toeval in om het begrip toeval op een onderhoudende manier haarfijn uit te leggen. Bill Brysons Een kleine geschiedenis van bijna alles en Simon Singhs Het laatste raadsel van Fermat zijn dan weer twee schitterende boeken geschreven door niet-wetenschappers. Het is evenwel belangrijk om aan de lezer duidelijk te maken of een boek al dan niet wetenschappelijk bedoeld is. Dat Dan Browns vlotlezende verhaal in De Da Vinci Code soms met een vleugje historisch-wetenschappelijk sérieux bekeken wordt, leidt tot problemen. Lezers menen dat de informatie correct is en gaan daarmee aan de slag. Vanuit mijn discipline kan ik over het boek in kwestie geen uitspraken doen. Een extrapolatie vanuit Het Bernini-mysterie, waarin dezelfde auteur het CERN (het Europese wetenschappelijke onderzoekscentrum voor subatomaire fysica te Genève) met een bijzondere fantasie beschrijft, doet me het ergste vermoeden. Een romanschrijver kan gerust een loopje nemen met de waarheid, zolang er maar geen twijfel over bestaat dat het boek dan niet veel meer met wetenschap te maken heeft.

Ook humor kan een factor zijn die bijdraagt tot wetenschapspopularisering. Soms doen we daar als wetenschapper onvrijwillig of onbewust aan mee. Toen tien jaar geleden de toegang tot het CERN nog vrij was, kwamen sommige ambtenaren van verschillende internationale organisaties tijdens hun lunchpauze hier naartoe. Niet omdat de cafetaria er beter was of om iets over fysica bij te leren. Ze kwamen om bij een kopje koffie op het terras de fysici te observeren. Fysici die met verwarde haarbos, in korte broek, met spierwitte benen en sokken in hun sandalen eindeloos zaten te discussiëren. De ambtenaren in kwestie vonden achteraf dat die fysici eigenlijk wel best meevielen. Met humor dient echter voorzichtig te worden omgesprongen. Het moet duidelijk zijn wat als grap bedoeld is en wat niet. Wetenschappers worden waarschijnlijk altijd een beetje te serieus genomen. Een Weense collega gaf ooit een lezing over de nucleosynthese, het ontstaan van de elementen. Hij wees erop dat het samenvoegen van drie heliumatomen om koolstof te vormen een voor het leven cruciale kernreactie was. Het leven zoals wij het kennen is in grote mate op koolstof gebaseerd. De kans dat die reactie plaatsvindt, is sterk afhankelijk van een welbepaalde energietoestand waarin koolstof zich kan bevinden. Als de natuur de energie van die toestand een heel klein beetje verschoven had, zou er geen koolstof en dus ook geen leven zijn. Hij wees erop dat dit zeer belangrijke inzicht van recente datum was en toonde vervolgens een foto van een glasraam uit een of andere kerk. De foto toonde drie elkaar net rakende bollen. Hij suggereerde, bij wijze van grap, dat die drie bollen de drie heliumatomen voorstelden en dus het symbool van het ontstaan van het leven waren. De schepper had bij wijze van spreken via de middeleeuwse architecten de oplossing van die puzzel al lang geleden aangereikt. Achteraf werd hij door allerhande, zelfs occulte verenigingen uitgenodigd om zijn nieuwe visie over het ontstaan van het leven en de relatie met religie te geven. Het heeft veel tijd en energie gekost om die grap recht te zetten.

Popularisering in alle kleuren en smaken en voor iedereen – dat is wat we nodig hebben. Wetenschappers moeten waken over de inhoud en helpen bij het toegankelijk maken. In sommige gevallen loont het om een zichtbare rol op te nemen. We moeten echter durven toegeven dat we slecht geplaatst zijn om op de vraag hoe te populariseren een sluitend antwoord te formuleren. Hopend dat we door verschillende initiatieven een beetje van de schoonheid kunnen overbrengen en een deel van de onwetendheid en vooral van de angst kunnen wegnemen, moeten we inspanningen blijven leveren. Dat we daarbij en passant een aantal studenten kunnen overtuigen om wetenschappen te gaan studeren is dan mooi meegenomen.

Klaas Landsman, Requiem voor Newton (Amsterdam: Uitgeverij Contact 2005).

Piet Van Duppen is al fysicus verbonden aan de KU Leuven.

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen