Deel dit artikel

niet alleen vleermuizen of dolfijnen zijn in staat een ruimte auditief te ervaren. ook de mens beschikt over het vermogen om uit de waarneming van geluiden informatie af te leiden over de ruimte waarin hij zich bevindt. aurale architectuur richt zich op de betekenis van het geluid voor onze ervaring van de ruimte in en om gebouwen. in hun boek Spaces Speak roepen barry blesser en linda-ruth salter op om bewust te luisteren naar de architecturale omgeving.

Luisteren naar de geluidomgeving

Gerrit Vermeir en Monika Rychtarikova

Het woord sprekend wordt dikwijls in zijn overdrachtelijke betekenis gebruikt. Wij hebben het dan over sprekende gelijkenissen of sprekende getuigenissen. We kunnen het echter ook hebben over sprekende ruimtes, zoals in het recente werk Spaces Speak. Are You Listening? van Barry Blesser en Linda-Ruth Salter. In dit boek willen de auteurs vooral de nadruk leggen op het concept van de ‘aurale architectuur’. Die richt zich op de betekenis van geluid in onze ervaring van de ruimte in en om gebouwen. De mogelijkheid om een ruimte auditief te ervaren wordt vaak alleen toegewezen aan vleermuizen of aan dolfijnen. Maar ook de mens beschikt over een aangeboren vermogen om rudimentaire informatie over de ruimte af te leiden vanuit zijn auditieve perceptie van de geluiden die in die ruimte worden voortgebracht. De auteurs willen met hun werk het bewuste luisteren in de architecturale omgeving stimuleren.

Die omgeving is uiteraard geen levend organisme. Er moet iets zijn dat een golfbeweging in het luchtmedium veroorzaakt: een voetstap, een stemsignaal, een vallend voorwerp of het bespelen van een instrument. Die zich voortplantende golfbeweging interageert vervolgens met de begrenzingen van de ruimte: de weerkaatsing en verstrooiing op de wanden en objecten zorgt voor bijkomende geluidgolven die zich bij de directe golf voegen. Die golven komen ook wat later aan bij de toehoorder dan de directe golf. Zij hebben een andere klankkleur, een andere sterkte en een andere richting. Daardoor wordt in het gecombineerde klanksignaal heel wat informatie opgeslagen die onze auditieve perceptie ondersteunt van afstand tot de bron, van omvang en richting van de bron, van afstand tot de wanden en van de aard van de omgeving. Een waarnemer met een visuele beperking zal extra attent van die informatie gebruikmaken.

In een gesloten ruimte worden die reflecties in de loop van de tijd steeds talrijker en gaan ze elkaar versterken. Individueel wordt elke golf geleidelijk zwakker omdat ze telkens uitwaaiert. Afhankelijk van de binnenafwerking van een ruimte gaat bij de weerkaatsing van geluidgolven ook in meer of mindere mate golfenergie verloren. Elke golf zal zo stapsgewijze na verloop van tijd uitdoven. In een lokaal met een sterk reflecterende afwerking zal een korte handklap enkele seconden weerklinken. In een spreekzaal zal dit signaal al na ongeveer één seconde uitgedoofd zijn. Men noemt dit het nagalmfenomeen, dat gekenmerkt wordt door de zogenaamde nagalmtijd. Als een galm te lang doorgaat, kan die hinderlijk worden: de verstaanbaarheid van spraak wordt dan bemoeilijkt en de reflecties verhogen het geluidniveau in de ruimte. Een te sterk galmende stationshal is hier een bekend voorbeeld van, maar ook tal van kathedralen en kerken hebben dikwijls een galmende akoestiek. Denk ook aan een situatie waarin heel veel mensen in een ruimte samen proberen te converseren. Het vele geluid in de ruimte verplicht elke spreker individueel om luider te praten om zich verstaanbaar te maken. Zo neemt de steminspanning voor iedere aanwezige spreker toe. Zeker als de ruimte akoestisch hard afgewerkt is (bijvoorbeeld met steenachtige tegels en glad bepleisterde wanden), kan dit ‘cocktailparty-effect’ een zeer hinderlijk gegeven zijn. Ook voor muzikale toepassingen is een overdadige galm ongewenst: de muziekuitvoering verliest dan de gewenste helderheid. Musici en zaalakoestici zijn hier erg mee begaan. Toch kunnen reflecties en de nagalm die ermee samenhangt dikwijls ook positieve effecten hebben. Dankzij de reflecties draagt het geluid tot verder in de ruimte. Reflecties ondersteunen individuele klanken en dragen bij tot de algemene klankkleur en tot de herkenning van de richting waaruit de klank komt.

Het boek Spaces Speak van Blesser en Salter brengt dit traditionele zaalakoestische thema over naar de ruimere auditieve ervaring van de architectuur en van de gebouwde omgeving. De titel had evengoed kunnen zijn: over akoestiek en architectuur. Pragmatisch gezien is die relatie vrij evident: de akoestische problemen die zich stellen bij het realiseren van onze bebouwde omgeving, vormen een inspiratiebron voor onderzoekers in de bouwakoestiek en een bestaansreden voor wie zich toelegt op het adviserende werk of op de technische uitvoering ervan. De specifieke bijdrage van de akoestiek van een ruimte tot de ruimte-ervaring als zintuiglijk gegeven heeft in eerste instantie betrekking op het toevoegen van de dimensie tijd als een soort zesde zintuig. Het antwoord van een ruimte op een signaal, zoals voetstappen, vertelt veel over de aard van die ruimte. De tijdsfunctie die deze fenomenen wetenschappelijk beschrijft, is de impulsresponsie van de zaal. Men kan de impulsresponsie benaderend bepalen door op een welbepaalde ontvangplaats het geluid te registreren van een klap in de handen of van een pistoolschot. De impulsresponsie is dus een soort akoestische handtekening van de zaal.

Het antwoord van een ruimte op een signaal, zoals voetstappen, vertelt veel over de aard van die ruimte

Om een gebouw echt auditief te ervaren, moet men het gehoord hebben. Om die auditieve ervaring echter te beschrijven, is onze woordenschat vrij beperkt. Over geluidervaringen kunnen wij blijkbaar moeilijk communiceren. In onze westerse cultuur zijn vooral het beschrijven en documenteren van visuele impressies ingeburgerd. Een visueel beeld is omzeggens statisch: het is er nu en het blijft er ook daarna. Het auditieve beeld is dynamisch: de informatie-inhoud en de subjectieve interpretatie komen hier immers voor een groot deel uit het tijdsverloop van de signalen. Er zijn geen echte codes om over geluid te praten. Probeer maar eens (niet professioneel) uit te leggen waarom een muziekuitvoering je heeft aangegrepen, waarom een geluidomgeving inspirerend was. Dit hoeft geen echt nadeel te zijn, het kan ook inspiratie geven.

Een ruimte zoals de koepel boven de Taj Mahal, het bekende zeventiende-eeuwse grafmonument te Agra in Noord-India, met een volledig marmeren afwerking en met een diameter van twintig meter en een hoogte van zesentwintig meter, geeft door haar lange nagalmtijd een mystieke dimensie aan het geluid van een fluit. Het lijkt een als het ware tijdloze ruimte. De akoestiek van sommige kerken noopt ons tot het verlagen van ons stemvolume, als een soort akoestische verlegenheid om de rust ingrijpend te verstoren. Het oog kan daarbij het oor niet misleiden: hoewel de decoratie in barokkerken dikwijls meesterlijke nabootsingen bevat van marmer, zullen wij gehoorsmatig wel degelijk ondervinden dat er een houtafwerking in de kerk aanwezig is. Zoals men door de vormgeving in de architectuur een bepaalde symboliek kan nastreven, zo ook kan de akoestiek worden ingezet om een bepaald gedachtegoed te ondersteunen. Albert Speers ontwerp voor Hitlers Mosaiksaal, in de Neubau der Reichskanzlei te Berlijn, is door zijn harde afwerking bedacht op het imponeren van de bezoeker, die geflankeerd door marcherende laarzen doorheen deze ruimte op weg naar de Führer is. Men zou dit ideologische akoestiek kunnen noemen.

Zoals de vormgeving in de architectuur een bepaalde symboliek kan nastreven, zo ook kan de akoestiek een bepaald gedachtegoed ondersteunen

Men kan verder gaan in dit soort overwegingen. Zo kan geluid het ruimtegevoel ook sterk beïnvloeden: een binnenplaats krijgt een speciaal karakter door het veelvuldig weerkaatste geluid van een klaterend fonteintje. Wat men over al die fenomenen ook kan zeggen, is dat zij de dimensie tijd toevoegen aan onze visuele waarneming van de architecturale omgeving. Het zijn niet de gebouwen die spreken, het is de aanwezigheid van de gebouwen die de geluidsignalen beïnvloedt en een tijdsdimensie geeft. Kerken en kathedralen hebben meestal een langere nagalmtijd en het is die akoestische omgeving die ons aanzet tot een zekere schroomvalligheid om de stilte te verstoren. Geluid kan ook domineren en het ruimtegevoel onderdrukken. In de buurt van een fontein hoort men alleen nog de fontein en nauwelijks nog het verkeerslawaai; het ‘akoestische behang’ (muzak) in winkelstraten en winkelruimten neemt elk auditief aanvoelen van de ruimte weg. Met een persoonlijke luider ingestelde mp3-speler wordt dit nog extremer en komt het functioneren in verkeer en maatschappij in gedrang. Auditieve signalen vanuit de omgeving worden niet of nog nauwelijks waargenomen. Men spreekt dan over maskering die de auditieve communicatie verdrukt. Dit treedt uiteraard ook op als er te veel lawaai is op de achtergrond, zoals bij het eerder genoemde cocktailparty-effect. In beide gevallen past de blootgestelde persoon zich aan door luider te gaan spreken, met als gevolg ook een verhoging van de grondtoon van onze spraak (het zogenaamde Lombardeffect). Van sommige stadsvogels, zoals de tjiftjaf, is gelijkaardig aanpassingsgedrag bekend: op plekken met veel stadsrumoer gaan de vogels luider of anders zingen, ze gaan inspelen op tijdelijk rustiger momenten of ze gaan eerder ’s avonds zingen.

Aurale architectuur betreft dus het samenspel tussen architectuur en stedenbouw en de auditieve ervaringen binnen die omgeving. Het gaat om veel meer dan lawaaibeheersing, en beantwoordt aan een duidelijk verbredende interesse binnen het akoestische vakgebied. Voorbij de lawaaibeheersing werkt men nu ook aan de geluidkwaliteit en drukt men zich uit over de scherpte, de fluctuatiesterkte en de ruwheid van geluiden. Voor al die aspecten worden maten ontwikkeld die toelaten om ontwikkelingen van producten uit de consumentenmarkt te sturen, zoals geluid en audio in het interieur van wagens of de ‘sound’ van voertuigen. Finaal komen er meestal ook nog luisterpanels bij kijken.

Met betrekking tot de architectuur zijn een aantal instrumenten ontwikkeld die de auditieve kwaliteit als doel hebben. We spreken hier van de virtuele akoestiek. Het geometrische model van een omgeving, gecombineerd met de akoestische eigenschappen van de materialen, laat toe om het beluisteren van de akoestische signalen in deze omgeving mogelijk te maken alvorens zij opgebouwd zijn. Dergelijke instrumenten vindt men momenteel terug in de akoestische advieswereld. Eens de geluidbron op afdoende wijze ingebracht is, kan men zich door luisteren verzekeren van de akoestische kwaliteiten in concertzalen en andere akoestische omgevingen. Men kan op die manier ook de interactie van een muzikale uitvoering met diverse akoestische omgevingen virtueel onderzoeken, zoals in het project ‘The Virtual Haydn’. Hierin musiceert de uitvoerder, musicoloog Tom Beghin, op zeven verschillende klavierinstrumenten in negen virtuele akoestische ruimten. Deze stemmen overeen met historische ruimten waarin Haydn moet hebben weerklonken. (The Virtual Haydn Complete Works for Solo Keyboard, Naxos, 2009).

In lopend onderzoek is ook verder gewerkt aan de implementatie van de eigenschappen van de luisteraar in simulaties. Er wordt daarbij gebruikgemaakt van zeer gedetailleerde geometrisch-akoestische eigenschappen van de bron en van de luisteraar. Op die manier wordt informatie over de richtkarakteristiek van de geluidbronnen en over de binaurale eigenschappen van de luisteraar aan de simulatie toegevoegd. Dit verhoogt het realiteitsgehalte van de simulaties, maar kan ook worden aangewend in de context van audiologisch werk rond binaurale perceptie en de verbetering van (binaurale) gehoorprotheses.

De situatie in de buitenruimte is natuurlijk heel anders. De reflecties op de bodem, op het wegdek of op de gevels van de gebouwen leiden niet tot lange nagalmtijden, en hier wordt het al wat moeilijker om een omgeving auditief te herkennen. Het geluidlandschap, de soundscape, is in de meeste gevallen het gevolg van niet-akoestisch specifieke elementen zoals stadsplanning en sociale activiteiten. Particuliere geluidbronnen zoals pratende, lachende, spelende personen, verkeer, natuurgeluiden en industrie creëren samen het orkest van de stadsgeluiden, zonder dirigent evenwel. De ene keer met een volledige bezetting, de andere keer met maar enkele ‘instrumenten’. De akoestische evaluatie van zo’n stedelijk orkest is moeilijk eenduidig uit te voeren. De plaats van de waarnemer, het moment van de dag of het moment van de week spelen hierbij een rol. De gebruikelijke evaluatie met kengetallen, zoals bijvoorbeeld het niveau van achtergrondgeluid, is zeker niet afdoende. De appreciatie is immers gekoppeld aan de verwachtingen en de persoonlijke ingesteldheid. Het lijkt ook wat op de appreciatie van voedsel: de soundscape wordt ervaren als vervelend of monotoon als slechts een paar instrumenten meedoen, het wordt dan weer interessant en aangenaam wanneer de dosering in overeenstemming is met onze verwachting en onze persoonlijke smaak. Soms zijn er te veel ‘ingrediënten’ en dan voelen wij ons eerder ongemakkelijk.

Het ruimere beheersen van de akoestische aspecten van de stedelijke omgeving wordt in de huidige benadering gezien als een aandachtspunt naast aspecten van veiligheidsgevoel, bereikbaarheid, thermisch comfort, windcomfort, verlichting, biodiversiteit of water in de stad. Op het vlak van akoestiek hebben ontwerpers en beleidsmensen liefst eenduidige kwantitatieve parameters die gebruikt kunnen worden bij het ontwerp en bij de controle achteraf. Maar dit botst met de realiteit. Maten voor luidheid zijn onvoldoende: de tonaliteit van het geluid, het ritme van de geluidgebeurtenissen, de perceptie van kenmerkende geluiden en de invloed van de reflecties op omgevende gebouwen, zullen samen de context van geluiden bepalen. Vooral de context heeft een bepalende invloed op appreciatie of ongemak. Een holistische aanpak rond het in kaart brengen van de geluidomgeving krijgt daardoor steeds meer aandacht. Multidisciplinaire samenwerking tussen stadsplanners, sociologen, psychologen, akoestici en wellicht ook geluidkunstenaars is hier aan de orde.

De soundscape, het geluidlandschap, is de auditieve versie van het visuele landschap

Algemeen kan men zeggen dat er een verruimd besef is ontstaan rond de auditieve ervaring van de omgeving die veel meer is dan pure lawaaibeheersing. De soundscape, het geluidlandschap, is de auditieve versie van het visuele landschap – in dit kader wordt soms ook expliciet gewerkt met geluid in de omgeving (soundart, geluidkunst). Er worden trouwens heel wat inspanningen gedaan om geluidlandschappen te detecteren, te categoriseren en te kwalificeren (British Library, Archival Sound Recordings). Met de moderne technologie is het immers vlot mogelijk om geluidbestanden te verzamelen en eventueel te koppelen aan fotografisch materiaal. Wanneer men beschikt over wat zorgvuldiger verzameld materiaal in de zogenaamde soundwalks, kan men ook binauraal werken en op een nog scherpere manier psychoakoestische kenmerken van de opnames koppelen aan de typologie van de openbare ruimte. De basisidee is evenwel dat de tevredenheid over een auditieve omgeving samenhangt met de context die het verwachtingspatroon bepaalt. Niemand verwacht immers de akoestische kenmerken van het Arenbergpark te Heverlee op een plek als het Ladeuzeplein te Leuven. Voor een gezellig terras zijn er akoestisch verwachtingen die verder reiken dan een ‘binair’ maximum toegelaten aantal decibel.

Barry Blesser en Linda-Ruth Salter, Spaces Speak. Are You Listening? Experiencing Aural Architecture (Cambridge, MA: MIT Press, 2007).

Gerrit Vermeir en Monika Rychtarikova zijn als akoestici verbonden aan de KU Leuven.

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen