De Britse elite is een meester in het verhullen van haar macht. Achter de belofte van een meritocratisch systeem schuilt echter een hardnekkige realiteit: sociale herkomst en toegang tot elite-onderwijs blijven de voornaamste sleutels tot macht.
De Britse elite blootgelegd
Zo’n twaalf jaar geleden pakte de BBC uit met een klassenrekenmachine, een webpagina waar je de parameters kon ingeven om je sociale klasse te bepalen. Gebaseerd op onderzoek van socioloog Mike Savage en collega’s naar de Britse sociale klassen, kreeg de site in een week tijd om en bij de zeven miljoen bezoekers. Meteen volgde er een storm van kritiek. Behoorden klassenverschillen niet tot het verleden? Velen waren ook verontwaardigd omdat ze aan een naar hun idee foute − doorgaans te hoge − klasse waren toegewezen. Die reacties zijn veelbetekenend voor de positie die de notie sociale klasse nog altijd bekleedt in de Britse samenleving. De onderzoekers raakten twee gevoelige punten aan. Ten eerste stelden ze de traditionele driedeling tussen hoge, lage en middenklasse bij met een zevendelig model waarin niet enkel afkomst een rol speelt maar ook bijvoorbeeld vrijetijdsactiviteiten. Dat is een complexer en fijnmaziger gegeven dat dichter aansluit bij de realiteit maar dat precies daardoor wellicht minder behulpzaam is voor een individu om zich in de maatschappij te positioneren. Wat moet iemand zich bijvoorbeeld voorstellen bij de klasse ‘emergent service workers’, gedefinieerd als jonge stedelingen met weinig geld maar een hoog ‘sociaal en cultureel kapitaal’? De observatie dat klassen vandaag nog altijd bestaan, ondergraaft bovendien de impliciete verwachting dat de samenleving ongelijkheid probeert weg te werken eerder dan te bestendigen. De notie ‘klasse’ raakt ook in de eenentwintigste eeuw dus nog altijd een gevoelige snaar in het Verenigd Koninkrijk.
Elk klassenmodel maakt aan de top van de piramide ruimte voor een elite, maar doorgaans wordt die niet heel scherp omschreven. In Born to Rule benaderen Aaron Reeves en Sam Friedman de elite vanuit een boeiend perspectief, met een centrale rol voor de gerenommeerde Who’s Who. Sinds 1897 (en zelfs al vroeger) maakt die publicatie systematisch een inventaris van al wie als invloedrijk gepercipieerd wordt in de Britse samenleving, met nuttige informatie zoals beroep, diploma’s, hobby’s… De keuze van wie erin voorkomt, is dus niet gebaseerd op afkomst maar op de positie die iemand op een bepaald moment inneemt in het maatschappelijke leven. Bovendien stellen de opgenomen mensen zichzelf voor. Het levert een schat aan informatie op over 0,05 procent van de bevolking. In de 125 jaar die Reeves en Friedman bestudeerden, gaat het om maar liefst 125 000 mensen. Die schat aan informatie werd aangevuld met bevragingen van wie op het moment van het onderzoek in Who’s Who opgenomen was, 214 interviews en bijkomende data zoals publiek beschikbare gegevens over erfvermogens. Een heikel punt in studies naar elites en sociale klassen is dat ze vaak een beroep doen op relatief grote datasets van ofwel enquêtes ofwel demografische data, zoals de achtergrond van leerlingen in scholen. Reeves en Friedman gaan verder door zulke data met elkaar te combineren. Zo komt de elite zelf aan het woord, en kan haar zelfperceptie afgezet worden tegen objectiveerbare data.
We wisten al eerder dat de negentiende eeuw een scharniermoment betekende voor de samenstelling van de Britse maatschappij. Door de industriële revolutie was het economische en demografische zwaartepunt verschoven van het platteland, de habitat van de aristocratie, naar de industrialiserende steden, waar een groeiende middenklasse van nouveaux riches (fabriekseigenaars, handelaren, …) haar stempel drukte en de elite binnendrong. Zoals Reeves en Friedman aantonen, is er intussen een grotere openheid in het elitaire onderwijs, is het aantal vrouwen dat zich tot de elite mag rekenen toegenomen, en kwam er naast de financiële elite vanaf de jaren 1960 ook een culturele elite, die haar status niet ontleent aan rijkdom maar aan haar culturele en intellectuele bagage. De huidige elite blijft in het algemeen echter vooral rekruteren uit de eigen geprivilegieerde kringen, met een oververtegenwoordiging van witte mannen opgeleid aan een selecte groep van privéscholen en universiteiten.
Het vervolg van dit artikel leest u in de papieren versie van Karakter 91. De volledige tekst verschijnt later online.

This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License