Deel dit artikel

Wearables zijn niet meer weg te denken uit ons dagelijks leven. Ze meten van alles − van onze hartslag tot slaap − met de belofte ons bewuster van onze gezondheid te maken. Maar hoe betrouwbaar zijn zulke metingen eigenlijk, en wat kunnen we met al deze data?

Wearables meten veel, maar meten ze ook goed?

Jasper Gielen, Jean-Marie Aerts

Draagbare technologieën − ook bekend als wearables − zijn deel geworden van het dagelijks leven van miljoenen mensen. De sensoren die verwerkt zitten in onze horloges, smartphones, oortjes en ringen of die met behulp van banden en pleisters gedragen worden, volgen ons hartritme, bewegingen, ademhaling, slaap, en zelfs stress. Deze toestellen lijken een revolutie te ontketenen in de manier waarop we onze gezondheid opvolgen: laagdrempelig, continu en gepersonaliseerd. Ze bieden inzichten die voorheen enkel in wetenschappelijke contexten beschikbaar waren. Niettegenstaande het enorm potentieel van wearables, is niet alles wat deze apparaten meten of rapporteren even betrouwbaar of wetenschappelijk onderbouwd. Wat nuttig lijkt, is niet per definitie accuraat. Het is dus belangrijk om naast de belofte van wearables ook de beperkingen en valkuilen te erkennen, zeker nu ze steeds vaker hun weg vinden naar domeinen waarin gezondheid, welzijn en zelfs medische besluitvorming centraal staan. Daarbij mogen we ook de maatschappelijke context niet uit het oog verliezen: willen wearables werkelijk bijdragen aan een betere volksgezondheid, dan moeten ze niet alleen technisch performant zijn, maar ook betaalbaar, gebruiksvriendelijk en toegankelijk voor een brede en diverse gebruikersgroep.

De oorsprong van wearables ligt niet bij recreatieve sporters of gezondheidsapps, maar in militaire ontwikkelingen van de jaren zestig. Piloten kregen toen voor het eerst draagbare systemen die fysiologische parameters in real-time konden meten, onder meer om hun fysieke toestand tijdens vluchten te monitoren. Deze eerste generaties van draagbare technologieën waren log, duur en uitsluitend bedoeld voor professioneel gebruik. Later vonden deze technologieën hun weg naar de sportwereld, waar in de jaren tachtig en negentig atleten gebruikmaakten van hartslagbanden en rudimentaire GPS-apparatuur om hun prestaties te volgen. De introductie van draadloze technologie en compacte sensoren versnelde deze evolutie aanzienlijk. Pas in het laatste decennium, mede dankzij de opkomst van smartphones, goedkope sensoren, cloud computing en de explosieve groei van digitale gezondheidsplatforms, werden wearables beschikbaar voor het grote publiek. Ze evolueerden van technische hulpmiddelen tot lifestyleproducten: een horloge dat je niet alleen vertelt hoe laat het is, maar ook hoe goed je geslapen hebt, hoeveel je bewogen hebt en hoe ‘gestrest’ je bent. Dit alles wordt aangeboden in een gebruiksvriendelijk jasje, waardoor het kan lijken alsof gezondheid slechts een kwestie is van meten en volgen.

Het vervolg van dit artikel leest u in de papieren versie van Karakter 91. De volledige tekst verschijnt later online.

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen