Deel dit artikel

alexander von humboldt was tijdens zijn leven immens populair, maar vandaag lijkt hij grotendeels te zijn vergeten. dat heeft wellicht te maken met het feit dat zijn naam moeilijk te verbinden is met een specifieke theorie of uitvinding. zijn belang school eerder in zijn – voor die tijd heel nieuwe – algemene benadering van de natuur en zijn interesse voor de onderlinge samenhang van de natuurlijke elementen. ook nu kan hij als wetenschapper nog inspireren.

Humboldt als held

Raf de Bont

Een schilderij uit 1856 toont de Pruisische natuuronderzoeker Alexander von Humboldt op een manier die vandaag misschien bevreemdend overkomt. Humboldt zit nonchalant onderuitgezakt aan zijn werktafel en kijkt op met indringende blik. De achtergrond toont een weelderige Zuid-Amerikaanse vegetatie. Humboldts witte hemd is opengeknoopt tot halfweg zijn borst; zijn kapsel is verwaaid. Hij wordt afgebeeld op een manier die in de eenentwintigste eeuw eerder voor rocksterren dan voor wetenschappers is weggelegd. Het schilderij toont Humboldt als de wetenschappelijke held en onverschrokken avonturier die hij voor velen van zijn tijdgenoten was. Zijn reputatie was in de vroege negentiende eeuw dan ook ongeëvenaard. Wanneer hij in 1859 stierf, hielden de kranten hun lezers voor dat ze blij mochten zijn in ‘het tijdperk van Humboldt’ te hebben geleefd, terwijl de Pruisische koning Friedrich Wilhelm IV afscheid nam van de grootste denker ‘sinds de zondvloed’. Toch is het op het eerste gezicht moeilijk om Humboldts naam te verbinden met een specifieke theorie of uitvinding die een dergelijke reputatie rechtvaardigt. Hij ‘ontdekte’ weliswaar de magnetische evenaar, hij vond isothermen uit (of de temperatuur- en luchtdruklijnen op hedendaagse weerkaarten) en hij kwam met de idee om de wereld in te delen in klimaat- en vegetatiezones. Zijn belang school echter minder in dergelijke specifieke bijdragen, als wel in zijn algemene benadering van de natuur. In tegenstelling tot vele naturalisten van zijn tijd was Humboldt weinig geïnteresseerd in de classificatie van individuele natuurlijke elementen. Zijn interesse betrof hun onderlinge samenhang. Wat hij wilde begrijpen, was het web van het leven.

Humboldts synthetische ambitie kwam al duidelijk naar voren tijdens de expeditie die hij als jonge dertiger samen met de Franse botanicus Aimé Bonpland ondernam in Zuid-Amerika. Het was deze reis, die plaatsvond tussen 1799 en 1804, die zijn naam vestigde. Humboldts interesses tijdens zijn expeditie leken aanvankelijk weinig focus te hebben. Hij verzamelde planten, dieren en rotsen, hij observeerde sterren, landschappen en plaatselijke gebruiken en hij dineerde met lokale notabelen. Hij beklom in Nieuw-Granada de vulkaan Chimborazo, mat op allerlei hoogtes de temperatuur en de luchtdruk en nam luchtsamples. Hij proefde van het water van de rivieren die hij kruiste en vergeleek hun smaak. Hij bezocht missies en plantages, waar hij druk aantekeningen maakte. Het leek allemaal mateloos en ongericht, maar dat was slechts schijn. Humboldt verzamelde geen willekeurige curiositeiten, maar wel gegevens die hem in staat moesten stellen een beeld te krijgen van de natuur als geheel – de Gesammt-Natur.

Humboldt verzamelde geen willekeurige curiositeiten, maar wel gegevens die hem in staat moesten stellen een beeld te krijgen van de natuur als geheel – de Gesammt-Natur

Dit synthetische natuurbeeld kreeg al vorm terwijl hij nog op expeditie was. In een schets die later wereldberoemd zou worden – de zogenaamde Naturgemälde – toonde Humboldt een dwarsdoorsnede van de Chimborazo. De schets, zo beweerde hij zelf, was een microkosmos op één pagina. Het toont de vulkaan met de vegetatie zoals die op verschillende hoogtes aan te treffen was, van tropische jungles aan de voet tot mosachtige vegetatie boven de boomgrens. Naast de – kunstig uitgevoerde – tekening zijn op de schets tabellen aangebracht. Die geven voor elke hoogte aan welke planten en dieren er te vinden zijn en welke luchtdruk, luchtvochtigheid en temperatuur er werden opgemeten. Als referentiepunt worden ook de hoogtes van bergen op andere continenten weergegeven. Op die manier suggereert de Naturgemälde niet alleen een sterk verband tussen de fysieke en de biologische wereld, maar toont de schets ook dat dit verband de klimaatzones op aarde kan verklaren.

In zijn zoektocht naar dwarsverbanden beperkte Humboldt zich overigens niet tot de ‘wilde’ natuur. Zijn interesse voor klimaat en vegetatie betrof eveneens de landbouw en op die manier dus ook de politiek en de economie. Het Spaanse kolonialisme, zo stelde hij vast, had vooral de productie van monoculturen voor de export gestimuleerd. Slaven werden ingeschakeld om op grote schaal indigo, katoen en koffie te verbouwen. Maar, zo gaf hij aan, dit was op verschillende niveaus problematisch. Ingevoerde cash crops als indigo leidden tot uitputting van de bodem, terwijl de grootschalige ontbossingen tot klimaatverandering aanleiding gaven en in verschillende regio’s droogte in de hand werkten. Het economische systeem van het kolonialisme was gebaseerd op overexploitatie en uitbuiting en volgens Humboldt zowel moreel verwerpelijk als wetenschappelijk onredelijk. Als alternatief pleitte hij voor republieken van vrije, onafhankelijke boeren, die zich toelegden op het verbouwen van gevarieerde voedingsgewassen voor de lokale economie. Alleen op die manier, zo meende hij, konden onafhankelijkheid en vrijheid gecombineerd worden met duurzame productie. Voor Humboldt had klimaatwetenschap en vegetatiekunde dus alles te maken met politieke theorie. Latere onafhankelijkheidsstrijders, zoals Simón Bolívar, vonden zijn werk erg inspirerend.

Voor Humboldt had klimaatwetenschap en vegetatiekunde alles te maken met politieke theorie

En zijn hang naar synthese ging nog verder. Net als zijn goede vriend Johann Wolfgang von Goethe meende Humboldt dat wetenschap ook een poëtische waarde had. Vanuit zijn romantische overtuiging geloofde hij dat de wetenschappelijke waarnemer ook een deel was van (en ten diepste verbonden was met) de Gesammt-Natur. Dit impliceerde dat natuurstudie ook tot zelfkennis kon leiden en – omgekeerd – introspectie tot kennis van natuurlijke fenomenen. Natuurwetenschappelijk werk leidde daarenboven niet alleen tot rationele inzichten, maar sprak idealiter ook tot de verbeelding en gold als een bron van esthetische ervaring. Kunst en wetenschap liepen in elkaar over. Op het voorblad van zijn Ideen zu einer Geographie der Pflanzen (1807) toonde Humboldt Apollo, de god van de poëzie, die de sluier wegneemt van de godin van de natuur. Het boek was opgedragen aan Goethe.

In zijn latere carrière veranderde Humboldts wetenschappelijke ambitie nauwelijks. Maar de synthese waaierde wel steeds verder uit. Hij eindigde zijn levenswerk met een vijfdelige boekenreeks die toepasselijk uitkwam onder de titel Kosmos. De reeks getuigde van Pruisische grondigheid. Humboldt behandelde kometen en de Melkweg, geomagnetisme, oceanen en aardbevingen, planten, dieren én de hele menselijke geschiedenis van de beschavingen van de oudheid tot het heden. Dit alles was bedoeld voor een groot lezerspubliek. In een tijdperk waarin de wetenschap professionaliseerde, specialiseerde en fragmenteerde, bleef Humboldt de man van het brede gebaar.

Tijdens zijn leven was Humboldt ongemeen populair, maar vandaag lijkt hij, behalve door professionele historici, grotendeels vergeten. Met haar recente biografie The Invention of Nature wilde schrijfster en journaliste Andrea Wulf daar verandering in brengen. En ze slaagt met schijnbaar gemak in haar opzet. Haar meeslepende en goed gedocumenteerde verhaal werd bekroond en uitgebreid gerecenseerd. Op die manier vonden Humboldt en zijn denkbeelden opnieuw hun weg naar een breed publiek. Dit succes van The Invention of Nature is goed nieuws, al valt er ook wel wat op Wulfs boek af te dingen. Haar identificatie met het hoofdpersonage gaat bij momenten wel erg ver en op verschillende plaatsen reproduceert het boek de romantische idealen die het beschrijft. De romantici geloofden dat de geschiedenis van de mensheid voortbewogen werd door een avant-garde van (vaak getroebleerde) genieën en helden. In The Invention of Nature vinden we hiervan een echo. De ondertitel van het boek – The Lost Hero of Science – laat op dat punt weinig twijfel bestaan. Humboldt wordt voorgesteld als de man die, vooruitlopend op zijn tijd, onze hedendaagse visie op de natuur vormgaf. Daarbij gaat bijzonder veel aandacht naar de invloed die hij uitoefende op andere groten der aarde. De lijst is lang: Goethe en Charles Darwin, Simon Bolívar en de Amerikaanse president Thomas Jefferson, de Duitse bioloog Ernst Haeckel en de Amerikaanse natuurbeschermer John Muir. The Invention of Nature biedt een canon van de vroegnegentiende-eeuwse wereldgeschiedenis met Humboldt als hogepriester.

De academische wetenschapsgeschiedschrijving heeft afstand genomen van dergelijke hagiografieën. Er is – terecht – geargumenteerd dat een exclusieve focus op geïsoleerde genieën een vervormd beeld van de wetenschap ophangt. In het bijzonder de humboldtiaanse wetenschap kan immers maar werken als ze gedragen wordt door een gemeenschap van onderzoekers. Een wereldkaart met isothermen bijvoorbeeld vraagt de bijdrage van een haast eindeloze reeks waarnemers. Als Wulf aan een dergelijke groepsdynamiek meer aandacht had besteed, was haar verhaal wellicht ook meer verankerd in de vroegnegentiende-eeuwse context. Op de achterflap stelt ze: ‘[Humboldt’s] way of thinking was so far ahead of its time that it only now is coming into its own.’ Humbolts werk was echter maar succesvol omdat hij vele mensen kon mobiliseren en grote groepen lezers aansprak in zijn eigen tijd. We kunnen het functioneren van zijn wetenschap dus maar begrijpen door het te plaatsen in zijn tijd.

Academische wetenschapshistorici klagen wel vaker dat succesvolle science writers te weinig rekening houden met hun historische gevoeligheden. Bepaalde inzichten van de wetenschapsgeschiedenis lijken dan ook moeilijk hun weg te vinden naar populaire wetenschapsboeken als die van Wulf. Gedeeltelijk is dit ook aan de historici zelf te wijten. Wat meer humboldtiaanse ambities van synthese en publieksvriendelijkheid zouden wellicht helpen om hun historische gevoeligheden een bredere ingang te doen vinden. Alvast op dat punt kunnen we aan Wulf een voorbeeld nemen.

Dat het humboldtiaanse project geworteld was in de negentiende eeuw sluit niet uit dat het in de vroege eenentwintigste eeuw opnieuw inspiratie kan bieden

Dat het humboldtiaanse project geworteld was in de negentiende eeuw sluit overigens niet uit dat het in de vroege eenentwintigste eeuw opnieuw inspiratie kan bieden. De verbanden binnen het web van het leven zijn op dit moment immers in sterke mate aan verandering onderhevig. Door de klimaatverandering is bijvoorbeeld de vegetatie op de Chiramboza volledig getransformeerd. Willen we die verandering begrijpen (en temperen) dan lijkt een humboldtiaanse aanpak nog steeds relevant. Wanneer een onderzoeksteam van de universiteit van Aarhus in 2012 de vegetatie op de vulkaan opnieuw in kaart bracht, bleek dat de vegetatiezones gemiddeld zo’n vijfhonderd meter naar boven waren opgeschoven in vergelijking met Humboldts waarnemingen van tweehonderd jaar tevoren. In een artikel uit 2015 concluderen de onderzoekers: ‘Our findings provide evidence that global warming is strongly reshaping tropical plant distributions, consistent with Humboldt’s proposal that climate is the primary control on the altitudinal distribution of vegetation.’ Om hun argument kracht bij te zetten, publiceerden ze ook een herwerkte versie van de Naturgemälde.

Meer nog dan in de achttiende en de negentiende eeuw is het monitoren van het web van het leven vandaag een groepsactiviteit. Het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) bijvoorbeeld vertrouwt op honderden experts en hun rol beperkt zich dan nog tot het evalueren en synthetiseren van onderzoek dat door anderen wordt uitgevoerd. Ook de synthese wordt dus zelfs niet langer aan één persoon overgelaten. Maar velen vinden dat zelfs dit niet volstaat en dat de studie van de veranderingen in het globale milieu nog moet worden verbreed. Het IPCC richt zich nog steeds vooral op onderzoek uitgevoerd door professionele wetenschappers. Verschillende commentatoren wijzen echter op de mogelijkheden om ook burgers nauwer te betrekken via zogenaamde citizen science. Voor vogeltellingen werd een dergelijke aanpak al met succes ontwikkeld en er lopen ook projecten waarbij burgers de luchtkwaliteit in hun eigen woongebied monitoren, bijvoorbeeld om de effecten van de ontginning van schaliegas (fracking) in Pennsylvania aan het licht te brengen. Dit heeft als voordeel dat een veel ruimer aantal data kan worden verzameld dan met conventionele methoden. Daarenboven sensibiliseert het burgers over milieuproblemen en betrekt het hen bij het bedenken van oplossingen.

Ook inhoudelijk kan een humboldtiaanse breedheid nog inzichten bieden. Vele studies over wereldwijde veranderingen in het milieu hebben nog steeds een louter natuurwetenschappelijke insteek. Sociale en geesteswetenschappers opperen echter dat onder meer geschiedenis, sociologie en filosofie van belang zijn als we de menselijke interactie met het milieu goed willen begrijpen. Een interdisciplinaire Environmental Humanities krijgt vorm, waarin benadrukt wordt dat globale veranderingen in het milieu niet louter natuurwetenschappelijke problemen zijn, maar ook sociale en menselijke uitdagingen bieden. Dit impliceert onder andere een toenemende reflexiviteit over de taal, concepten en beelden die we gebruiken om onze omgang met de natuur te beschrijven. Een begrip als ‘duurzame ontwikkeling’, dat sinds de jaren 1980 opgang maakt, wordt bijvoorbeeld door een grote vaagheid gekenmerkt, waarachter verschillende (gedeeltelijk tegenstrijdige) ambities en groepsbelangen schuilgaan. Het is van belang die belangen bloot te leggen om een democratisch debat over het gebruik van natuurlijke hulpbronnen mogelijk te maken. De Environmental Humanities vragen dan ook een nieuwe aandacht voor de socio-politieke aspecten van onze relatie met het milieu en de machtsverhoudingen die daarin vervat zitten. Het is ook vandaag nog van belang dat Apollo een blik werpt op de godin van de natuur.

Humboldt kan dus nog steeds inspireren. Niet omdat we in de eenentwintigste eeuw nood zouden hebben aan een romantisch alwetend genie dat vooruitliep op zijn tijd. Wel omdat ons begrip van de hedendaagse veranderingen in het milieu te winnen heeft bij een brede betrokkenheid en een multidisciplinaire blik.

Andrea Wulf, The Invention of Nature: The Adventures of Alexander von Humboldt, the Lost Hero of Science. (London: John Murray, 2015).

Raf de Bont is als historicus verbonden aan de KU Leuven.

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen