Deel dit artikel

waar een britse gezant eind achttiende eeuw weinig in china kon komen uitvoeren – het behoorlijk stabiele chinese keizerrijk had weinig boodschap aan westers advies – was dat een halve eeuw later wel anders. europa was fundamenteel veranderd, onder meer door de industrialisatie. de chinese maatschappij, rechtgehouden door klassiek opgeleide ambtenaren, zag zich verplicht om de eigen tradities veilig te bewaren en tegelijk te moderniseren naar buitenlands model. de laatste decennia heeft die modernisering zich sterk doorgezet, zeker wat technologische innovaties betreft: het land staat wellicht meerdere jaren voor op de rest van de wereld. het westen lijkt het nog niet helemaal te beseffen, maar china is een superpower geworden.

China ontwaakt, maar wanneer volgt Europa?

Nicolas Standaert

In 1793 stuurde de Britse vorst George III als zijn gezant Lord Macartney naar China om evenwaardige diplomatieke relaties aan te knopen. De vorst hoopte dat een ambassadeur in Beijing de Britse belangen zou kunnen behartigen, vroeg om meer handelshavens en betere bescherming van Britse kooplui, en had kostbare en vernuftige mechanische klokken als geschenken meegegeven. De Chinese vorst ontving Lord Macartney echter niet als vertegenwoordiger van een evenwaardige vorst, maar als een tribuutgezant die met een kowtow (diepe neerbuiging) respect aan de keizer moest betuigen en een tribuut zou aanbieden. De keizerlijke reactie op de Britten was ontluisterend: China was helemaal niet geïnteresseerd in de Europese snuisterijen; in Beijing verblijven zonder kennis van de taal en de rituelen zou niet in het voordeel zijn van de Britten; en China kon best zelf wel zorgen voor eerlijke handelsafspraken in Canton. Macartney mocht onverrichter zake terug naar huis.

De houding van de Qianlongkeizer wordt door moderne Chinese of westerse commentatoren vaak bekritiseerd. Was hij maar ontvankelijk geweest voor het Britse aanbod om zich open te stellen voor buitenlandse kennis en handel, dan hadden China en de wereld er honderd jaar later misschien heel anders uitgezien. Nochtans had Qianlong alle reden om te reageren zoals hij deed. Het Chinese rijk telde op dat ogenblik al meer dan 300 miljoen inwoners; er was een goed georganiseerde bureaucratie met ambtenaren die gekozen waren op basis van een centraal examen; de agrarische economie werkte naar behoren en kon de bevolkingsgroei aan; het rijk was territoriaal aanzienlijk uitgebreid en kende in de laatste 150 jaar met slechts drie vorsten een grote stabiliteit. De keizerlijke bezittingen straalden alles uit wat tot de toenmalige moderne wereld behoorde: een zomerpaleis met de reproductie van boeddhistische tempels evenals paleisconstructies uit Versailles, een van de grootste boekencollecties (2,3 miljoen pagina’s) ter wereld die zevenmaal werd gekopieerd in evenveel bibliotheken in het rijk en de beste internationale schilders aan het hof. Er waren, zeker op het einde van zijn bewind, ook allerlei tekortkomingen, zoals politieke facties, economische onzekerheden, corruptie en verval van openbare werken. Maar alles samen was er toen geen noodzaak om veel van Europa te leren.

Eind achttiende eeuw hoefde China niet veel van Europa te leren

Wanneer de Britten in 1839 opnieuw aan de Chinese kust verschenen, kwamen ze niet meer met zeilschepen maar wel met stoomschepen gewapend met kanonnen. Als reactie op het Chinese verbod op opiumhandel dwongen de Britten hen manu militari om hun havens te openen. Het Verdrag van Nanjing van 1842 was een vernedering voor China: een ongelijk verdrag met een fikse boete, de verplichte opening van vijf handelshavens, het verlies van Hong Kong en de afschaffing van de asymmetrische tribuutrelatie waarbij buitenlandse gezantschappen in ruil voor handelsrelaties de predominante rol van China moesten erkennen.

In de bijna vijftig jaar tussen deze twee ontmoetingen was Europa fundamenteel veranderd, wat zelfs de Britten in 1793 niet hadden kunnen voorzien. De Franse Revolutie (1789) werd gevolgd door de napoleontische oorlogen, die het Europese rechtssysteem wijzigden. De industrialisatie ging gepaard met een sterk vooruitgangsdenken, moderne universiteiten met toegepaste wetenschappen maakten hun ingang, en de rationele aanpak van het Verlichtingsdenken drong overal door met onder meer een scheiding van kerk en staat. Er was ook een heropleving van de Kerk die tot uiting kwam in een nieuwe missioneringsgolf. Stoomboten, treinen en staalfabrieken waren de symbolen van de nieuwe maatschappij.

Dit was de nieuwe wereld die zich in het midden van de 19de eeuw aan China opdrong en er een grote crisis teweegbracht. De ruggengraat van de Chinese maatschappij, de klassiek opgeleide ambtenarij, verloor haar nut. Ze was gebaseerd op een examensysteem waarbij toekomstige ambtenaren de Chinese klassieke werken van buiten moesten leren en er een moreel essay over moesten zien te schrijven. Ook al had dit systeem zes eeuwen standgehouden, het was niet opgewassen tegen de voortstuwende kracht van een industriële maatschappij die nood had aan ingenieurs, economen, investeerders, ondernemers, kennis van wiskunde, wetenschappen en de vreemde talen waarin deze kennis verspreid werd. China kwam voor een ongekend dilemma tussen behoud van eigen traditie en verandering door buitenlandse invloeden te staan, want het had in de loop van zijn geschiedenis al wel heel wat van barbaren overgenomen, maar nog nooit was de nood zo urgent geweest om dit actief, snel en bewust te doen.

China had in de loop der eeuwen al wel heel wat van barbaren overgenomen, maar nog nooit was de nood zo urgent geweest

De Chinese reactie op deze Europese opdringerigheid was meervoudig. Aanvankelijk was ze overwegend negatief en afwijzend. Vervolgens zochten sommigen een compromis: ze geloofden in zelfversterking van de eigen traditie met behoud van de essentie van de Chinese cultuur – de morele deugden, rituele gedragingen en sociale cohesie – terwijl men anderzijds wel een aantal praktische toepassingen van het Westen kon overnemen. Over het algemeen stond China veel minder open voor verandering dan Japan, waar de modernisering met de Meijihervorming van 1868 een grotere vaart had genomen. Daardoor had Japan met eigen moderne schepen China in 1894-1895 een verpletterende nederlaag toegediend. Voor het Chinese keizerrijk was dit de tweede enorme vernedering, nu veroorzaakt door een oosterse mogendheid. De strijd tussen voor- en tegenstanders van hervorming hield aan en een poging tot een meer radicale hervorming in 1898 mislukte. De traditie brokkelde af: in 1905 werd het examensysteem afgeschaft, in 1911 viel het keizerrijk – de twee symbolen bij uitstek van het traditionele bestuurssysteem.

Dit belette niet dat Chinese staatslieden hun kennis in het Westen gingen halen. Kort na de oprichting van de Republiek barstte de interesse voor de wereld en vooral het Westen helemaal open. Als een sneltrein kwam de Viermeibeweging op gang: Chinese studenten trokken de wereld in, wetenschap en filosofie werden vertaald, John Dewey, Bertrand Russell, Dora Black, Rabindranath Tagore en Henrik Ibsen kwamen op bezoek, en zelfs Albert Einstein maakte er een korte tussenstop op weg naar een conferentie in Japan; moderne tijdschriften werden gepubliceerd; het christendom werd als een beweging van modernisering gezien (sindsdien kende de Republiek China verschillende christelijke presidenten), maar ook het marxisme werd verwelkomd, met het gekende resultaat. Na de Japanse bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog, gevolgd door de strijd tussen nationalisten en communisten, richtte Mao Zedong in 1949 de Volksrepubliek op. Aanvankelijk zocht China zijn eigen identiteit, los van het buitenland maar niet zonder interne turbulenties (zoals de Culturele Revolutie). Vervolgens kwam een nieuwe openheid met Deng Xiaoping in 1978. China herstartte het moderniseringsproces, met onder meer managementmethodes en technologie. Die laatste werd alsmaar beter en meer lokaal geproduceerd. Het resultaat na 40 jaar inzet mag er zijn: China beperkt zich niet langer tot een copy-paste van westerse technologie, maar staat nu vermoedelijk al zeven tot tien jaar voor op ontwikkelingen in de rest van de digitale wereld. Het ambitieuze en veeleisende ‘Made in China 2025’-project, dat met staatssteun in innovatie, technologie en artificiële intelligentie investeert, toont hoe bewust China werkt aan die technologische voorsprong en het vooruitzicht om hierdoor het machtigste land in de wereld te worden. Immers, wie digitaal vooroploopt, zal in de toekomst een grootmacht zijn.

China zocht al een tijdje een rol op het wereldtoneel, eerst voorzichtig – een zitje in de Verenigde Naties in 1971 – en vervolgens proactiever door in alle internationale organisaties een plaats op te eisen. Toen bleek dat dit hen nauwelijks gegund werd, begonnen ze eigen organisaties op te richten, zoals de Aziatische Infrastructuurinvesteringsbank (2015) als concurrent van de Wereldbank. De anderhalve eeuw van vernedering was voorbij. Xi Jinping lanceerde in 2012 het idee van de ‘Chinese droom’: zowel intern als extern moest China een groot en welvarend land worden.

De vraag is al lang niet meer of China een grootmacht zal worden: dat is het al

De vraag is al lang niet meer of China een grootmacht zal worden: China ís al een superpower, en dit niet alleen economisch, commercieel of militair, maar ook op diplomatiek, onderwijs- en onderzoeksvlak. Als superpower kijkt het niet langer passief toe, maar wil het zelf ook een nieuwe wereldorde bouwen, op basis van zijn eigen waarden en normen. China stelt een ’gemeenschap van gezamenlijke toekomst voor de mensheid’ voorop. Onder deze wat wazige parapluterm met een positieve emotieve kracht ontwikkelt China een discours voor buitenlandbeleid dat het vervolgens introduceert in de VN. Het gigantische One Belt One Road of Nieuwezijderoute-infrastructuurproject, waarbij overal ter wereld de meest moderne spoorlijnen en havens worden aangelegd, is daar het symbool van. En ondertussen verspreidt zich de 5G met Chinese besturingssystemen en nemen de groeilanden de Chinese standaarden van internet over. Naar binnen toe ontwikkelt China een vorm van digitaal totalitarisme, waarbij de overheid digitaal totale toegang heeft tot het leven van elke burger, en technonationalisme, waarbij technologie de stuwende kracht is van nationale versterking. Internationaal gaan die samen met een digitale en technodiplomatie, en de ontplooiing van internationale digitale surveillance.

Lorsque la Chine s’éveillera le monde entier tremblera is een uitspraak die aan Napoleon wordt toegeschreven toen hij in 1816 in Sint-Helena het reisverslag van Macartney had gelezen. Of hij dit inderdaad gezegd heeft is onderwerp van discussie, maar de uitspraak vat wel goed samen wat de wereld op dit ogenblik meemaakt.

Wat is de reactie van Europa? Verbazend gelijklopend aan de Chinese reactie tegenover het westerse technonationalisme in de negentiende eeuw, maar dan wel een dikke eeuw later. Europa is overwegend negatief en afwijzend. De algemene reactie is er een van demonisering. Sommigen zijn echter wel van oordeel dat men enkele praktische toepassingen kan overnemen, zolang de westerse waarden maar niet worden aangetast. Het besef van China als een echte wereldspeler is nog niet doorgedrongen. De afname van kennis van het Chinees en over China, de daling van het aantal studenten sinologie en de inkrimping van departementen Chinese studies aan de Europese universiteiten sinds de Olympische Spelen van 2008 zijn tekenen aan de wand.

De Europese reactie is verbazend gelijklopend aan het Chinese antwoord op het 19de-eeuwse westerse technonationalisme

Het is binnen deze context dat een reeks boeken verschenen zijn die ons, elk op hun eigen manier, proberen wakker te schudden. Nederlandstalige publicaties doen daarbij niet onder. Stefan Blommaert, journalist op de VRT-nieuwsdienst en correspondent in China van 2012 tot 2014, schreef met De eeuw van Xi een zeer toegankelijk overzicht van het beleid van Xi Jinping en de invloed ervan op de toekomst. De tien hoofdstukken geven op een evenwichtige manier de verschillende facetten weer met onderwerpen als leiders en tegenstanders, publiceren en censureren, meerderheid en minderheden, geloof en bijgeloof, of vriend en vijand. Ze bieden een heldere samenvatting van waar China’s toekomstvisie voor staat en waarom die voor ons zo belangrijk is. In Chinese propaganda verblindt de wereld analyseert sinologe Jeanne Boden met een uitgesproken kritische blik de wijze waarop de Chinese Communistische Partij politieke propaganda gebruikt om haar macht niet alleen in China maar ook in de wereld te versterken. Het werk is rijkelijk geïllustreerd met beeldmateriaal dat de alomvattende aanwezigheid van het propagandadiscours in het Chinese straatbeeld aangeeft.

Op basis van zeer onderbouwde economische gegevens onderstreept politicoloog Jonathan Holslag in zijn studie gewijd aan de Nieuwe Zijderoute hoe dit infrastructuurproject de onevenwichtige handel met China verder riskeert te vergroten en de Europese politieke invloed dreigt te ondermijnen. Hij stelt dat Europa minder afhankelijk moet worden van China en moet werken aan een eigen sterk en duurzaam economisch model. Pieter Verstraete, sinoloog en consultant die vanuit China Chinese investeerders adviseert, bekijkt de problematiek vanuit een andere optiek. De bewust gecorrigeerde titel van zijn boek is veelzeggend: Winnen van met de Chinezen: Slim zakendoen met Chinezen in Europa. Hij gidst niet alleen de lezer door de Chinese motivaties en de manier waarop de Chinese zakenwereld naar ons kijkt, maar benadrukt dat we China (en onszelf) dringend moeten leren kennen: ‘Als ik een lezing geef, daag ik het publiek dan ook uit om vijf gekende Chinezen van vandaag op te sommen. Nog nooit hebben er mensen meer dan drie weten te noemen…’ (p. 151). Pascal Coppens, sinoloog en technologieondernemer die meer dan 20 jaar woonde en werkte in China en Silicon Valley, scheef China’s New Normal: Hoe China de standaard zet voor innovatie. Hij ontkracht het beeld dat voornamelijk Amerikaanse bedrijven zoals Google of Apple digitale innovators zijn en richt zijn focus op de innovatietrein die in China voorbijraast. Hij neemt de lezer mee doorheen acht industrieën, waaronder smart security, smart media, smart retail, smart mobility, smart health en smart education. In een bevattelijke stijl bereidt hij de lezer voor op de digitale disruptie die in de komende jaren ontegensprekelijk door China geïnspireerd zal zijn.

Sinds hun eeuw van nationale vernedering willen de Chinezen hun plaats in de wereld heroveren

Een recent Engelstalig werk, ten slotte, is van Michael Schuman, journalist van internationale kranten en tijdschriften zoals Wall Street Journal en Time Magazine, met meer dan twee decennia ervaring in het Oosten. Hij wil China door een nieuwe lens voorstellen, namelijk de Chinese. Hij verschaft inzicht in het historische narratief achter de stuwkracht van ’Make China Great Again’, en gaat daarvoor terug tot de alleroudste tijden. Met een heel vlotte pen schetst hij de groei van het historische zelfvertrouwen dat uiteindelijk in de 19de eeuw een kolossale deuk kreeg. Het overzicht is (gelukkig) meer genuanceerd dan de titel, Superpower Interrupted, doet vermoeden, want er zijn ook voldoende redenen om aan te nemen dat China heel vaak geen superpower is geweest. Maar wat hier telt is het eigen Chinese narratief. Sinds de eeuw die als nationale vernedering geboekstaafd is, hebben de Chinezen hun ogen gericht op het herstel van hun imaginaire of reële vroegere grootheid en de herovering van een plaats in de wereld. ‘The question was never if they could reclaim their former dominant position but when,’ stelt Schuman. Wat deze werken ondanks hun verscheidenheid verbindt, is dat ze duidelijk aangeven dat Napoleons uitspraak over de éveil van China nu plaatsgrijpt. Misschien doet deze ontwaking ons al beven, maar wanneer ontwaakt Europa zelf ook?

China wil met ideeën zoals de ‘gemeenschap van gezamenlijke toekomst voor de mensheid’ of ‘One Belt, One Road’ de wereld veroveren. Om de betekenis en het verhaal achter deze termen te begrijpen is kennis van de Chinese taal en cultuur onontbeerlijk. Maar misschien had ook Marx met zijn inzicht rond het historisch materialisme wel gelijk: het zijn niet de ideeën maar de materiële ontwikkelingen samen met de nieuwe productiewijzen die maatschappelijke veranderingen tot stand brengen. Deze digitale ontwikkelingen worden nu niet langer door Europa of de Verenigde Staten geleid, maar door China. Alleen heeft het Westen dat nog niet helemaal verteerd: het inzicht is er nog niet, laat staan een gepaste respons op deze uitdaging.

Blommaert, Stefan, De eeuw van Xi: Hoe China onze toekomst bepaalt. (Kalmthout: Polis/Pelckmans, 2019).

Boden, Jeanne, Chinese propaganda verblindt de wereld. (Brussel: Punct, 2019).

Coppens, Pascal, China’s New Normal: Hoe China de standaard zet voor innovatie. (Kalmthout: Pelckmans Pro, 2019).

Holslag, Jonathan, De Nieuwe Zijderoute: China op het economische strijdpad. (Antwerpen: Horizon, 2019).

Schuman, Michael, Superpower Interrupted: The Chinese History of the World. (New York: PublicAffairs, 2020).

Verstraete, Pieter, Winnen van met de Chinezen: Slim zakendoen met Chinezen in Europa. (Kalmthout: Pelckmans Pro, 2019).

Nicolas Standaert is sinoloog aan de KU Leuven en doet onderzoek naar de Sino-Europese culturele contacten in de zeventiende en achttiende eeuw.

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen