Deel dit artikel

hoewel er al sinds de jaren 1860 tweewielers geproduceerd werden, werd fietsen pas echt populair aan het eind van diezelfde eeuw, met de komst van de comfortabele bicyclette. die bood een ongekende persoonlijke mobiliteit en gaf vooral stedelingen de kans om aan de ongezonde lucht te ontsnappen. toch bleven veel mensen wantrouwig staan tegenover de fiets, wanneer die bijvoorbeeld bereden werd door snelheidsduivels of lomperiken – of door vrouwen, die zo extra in de kijker liepen en zich dan ook nog eens ongewoon kleedden.

Mobiel, modieus en inventief: Fietsende vrouwen in het fin-de-siècle

Stijn Knuts

In 1897 stemde de universiteit van Cambridge over een voorstel dat de diploma’s van haar vrouwelijke studenten gelijkwaardig zou maken aan die van hun mannelijke collega’s. Die laatsten reageerden ontstemd. Duizenden jongemannen protesteerden luidkeels in de straten van het universiteitsstadje. Als een van de hoogtepunten van het protest lynchte een groep heethoofden zelfs een levensgrote pop. Die stelde geen typische studente voor, maar… een jonge vrouw met een broek, gezeten op een fiets.

De symboolkeuze van de studenten lijkt ons vandaag vreemd. Maar voor tijdgenoten was ze dat allerminst. Want een vrouw op een fiets zorgde voor opwinding, bewondering en vooral controverse in het Europa van de jaren 1890. Dat was eerst en vooral zo omwille van haar keuze voor het nieuwe vervoersmiddel, dat net in die jaren doorbrak. Het tweewielige voertuig had dan al enkele decennia op de teller, maar die waren – letterlijk – hobbelig geweest. De prototypes die vanaf de jaren 1860 opdoken, waren zwaar, oncomfortabel en peperduur. In het geval van de zogenaamde hoge bi met zijn vervaarlijk grote voorwiel en kleine achterwieltje was de leercurve (en het opstapje) bijvoorbeeld zo steil dat alleen een minderheid van jonge, gegoede waaghalzen het voertuig aandurfde.

Dat veranderde rond 1885, toen enkele innovaties het gebruiksgemak van de fiets fors verbeterden. De ketting zorgde voor een efficiënt aandrijvingssysteem, waardoor wielen van gelijke grootte mogelijk werden, terwijl opblaasbare rubberen banden voor een zachtere wegligging zorgden. Het nieuwe fietstype dat zo ontstond, was maar een ‘fietsje’ of bicyclette in vergelijking met de hoge bi. Maar dat ‘fietsje’ was wel veel goedkoper én comfortabeler.

Het nieuwe fietstype was maar een ‘fietsje’ of bicyclette in vergelijking met de hoge bi

Vanaf 1890 groeide fietsen razendsnel in populariteit. Vooral de brede stedelijke middenklasse ging helemaal om. In Brussel ontstond de ene na de andere club cycliste van enthousiaste jongemannen. De beloftes van de bicyclette waren groot: fietsen bood een tot dan toe ongekende persoonlijke mobiliteit. Van punt A naar punt B geraken kon nu in alle vrijheid. De fiets geraakte waar de trein niet kwam – en had bovendien geen spoorboekje waar je je aan moest houden. Stedelingen konden eropuit trekken naar het groene platteland om zich te ontspannen, de natuur te verkennen en ondertussen al trappend aan hun gezondheid te werken. De vélo was zo een ideaal antidotum tegen het zittend werk en de ongezonde stadslucht waar vele enthousiastelingen dagelijks mee geconfronteerd werden.

Wie in het fin-de-siècle het woord fiets in de mond nam, deed dat dus in een context van vooruitgangsgeloof. Toch moest de nieuwkomer wel degelijk zijn plaats veroveren in de openbare ruimte. Ondanks zijn groeiende populariteit bleven veel burgers wantrouwig staan tegenover dat vreemde nieuwe toestel. Ongelukken met koetsen of ruiters, snelheidsduivels die door drukbevolkte stadsstraten scheurden op hun vélo, boertig gedrag van jonge fietsfanaten… De reputatie van de fiets en zijn gebruikers stond voortdurend onder druk. De vele nieuwe fietsersbladen die in deze jaren van de drukpersen rolden, hamerden er unisono op dat fietsers zich onberispelijk moesten gedragen, wilden ze hun hobby niet in een slecht daglicht plaatsen. Zelfbeheersing en matigheid waren essentieel, vooral in stadsparken of op centrumboulevards. Hier liepen fietsers immers het meest in de kijker bij hun medeburgers.

Wat voor mannen opging, gold eens zo sterk voor vrouwen. Hoewel ze een minderheid bleven in wat nog altijd een heel mannelijke bezigheid was, begonnen ook almaar meer vrouwen het voertuig te adopteren.

Een vrouw die op een fiets kroop, vergrootte het transformerende potentieel van dat hypermoderne voertuig nog vele malen. Vrij bewegen in de publieke ruimte, zonder mannelijke begeleider, met wapperende haren, zwetend en puffend… Het ging allemaal in tegen het ideaalbeeld van de vrouw als hoeksteen van het gezin, beperkt tot huis en haard. Fietsen maakte vrouwen net zichtbaarder dan ooit. En opnieuw viel dat harder op in de stad dan op het platteland. Waren de getuigen in het laatste geval op zijn hoogst enkele boeren, dan kwam de fietsende burgervrouw in het stadscentrum voortdurend in het gezichtsveld van haar (mannelijke) medeburgers.

Fietsen maakte vrouwen zichtbaarder dan ooit

Het ging niet alleen over respectabiliteit. Zware fysieke inspanningen doen, zoals fietsen, ging in tegen de fundamentele kwetsbaarheid van het vrouwelijke gestel waarin heel wat geneeskundige experten geloofden. Uitputting of – nog erger – onvruchtbaarheid zou het gevolg zijn. Andere medici waren dan weer van mening dat fietsen op zich geen kwaad kon, maar matigheid geboden was. Vrouwen die aangetrokken werden door de boomende wielersport sloegen ook die ‘goede raad’ in de wind. Er ontstond een klein maar actief circuit van wielerwedstrijden voor vrouwen.

De fietsende fin-de-sièclevrouw was dus een rijdend discussiepunt voor sociale commentatoren en cultuurcritici. Terwijl de ene de grotere bewegingsvrijheid toejuichte als een teken van sociale vooruitgang en vrouwelijke emancipatie, werd die door de andere verketterd als een teken van maatschappelijk verval.

Maar wat vonden vrouwen zelf? Voor hen was de fiets vooral een kans om op een eigen manier aan de slag te gaan met de heersende sociale normen, die af te tasten of te overschrijden. Wat ze tijdens het fietsen om het lijf droegen, speelde daarin een grote rol. Kledij gaf sociale positie aan. Voor vrouwen was die kleding decennialang vooral beperkend en ten dele ook verhullend geweest, als een reflectie van hun ondergeschikte rol in de publieke ruimte.

Maar dat was aan het veranderen rond de eeuwwisseling. Fietsende vrouwen maakten deel uit van een bredere emancipatiegolf. Vrouwen begonnen te pleiten voor toegang tot onderwijs, burgerschap via stemrecht en het beroepsleven. De new woman kwam eraan, een vrouw die zelf koos wat ze deed, waar ze ging én wat ze droeg. Zeker wat die new woman aantrok om te fietsen kon al eens van de norm afwijken. De reden daarvoor was simpel: de lange korsetjurken die nog altijd de rigueur waren, waren bijzonder onpraktisch voor fietstochtjes. De stof kwam vast te zitten tussen de ketting of de spaken en veroorzaakte – soms dodelijke – ongelukken. Windstoten deden de jurk dan weer opwaaien, wat vooral voor schaamte bij het slachtoffer zorgde.

De ‘new woman’ kwam eraan: een vrouw die zelf koos wat ze deed, waar ze ging én wat ze droeg

Fietsfabrikanten – uitsluitend mannen – kwamen op de proppen met een speciaal fietsmodel voor dames. Dat had een aangepast kader, zonder bovenbuis. Zo konden gerokte vrouwen makkelijker op- of afstappen. Bovendien was hun houding op zo’n damesfiets ‘eleganter’ dan op een model met een hoog kader. De uitvinding was een succes. Het vrouwenmodel van vandaag is er een rechtstreekse erfgenaam van. Maar ook met een lager kader raakten omvangrijke kledingstukken nog altijd verstrikt in kettingen en wielen.

Voor een echte oplossing moesten vrouwen dus op zoek naar aangepaste kledij. Maar wat te kiezen dat én ongevaarlijk én comfortabel én sociaal gepast was? En moest goede fietskledij wel aan alle drie die criteria beantwoorden? Het waren vragen die alle fietsende vrouwen in de jaren 1890 zich stelden, of ze nu gezapige tochtjes door stadspark en groene rand maakten of van langere afstanden en hogere snelheden hielden. Hun antwoorden reflecteerden een brede waaier aan persoonlijke consumptiekeuzes én ideeën over vrouwelijkheid.

Wie niet wilde toegeven op comfort en rijervaring, koos voor de broek. Niet het nauwaansluitende model waarmee we het woord vandaag associëren, maar wat de Angelsaksische wereld bloomers of knickerbockers noemde, losse pofbroeken tot onder de knie. Dat was een controversiële keuze. Over de stadsboulevards fietsen in zo’n bij uitstek mannelijk kledingstuk was een aanvechting van de heersende gendernormen. Het was geen toeval dat sommige fietsers hun keuze voor een broek heel bewust opvatten als een manier om vrouwenemancipatie in de praktijk én in het straatbeeld te brengen. Zoals de Britse burggravin Harberton, voorzitter van de Rational Dress Society en fervent fietser. Ze maakte er een punt van om tavernes waar ze afkeurende blikken kreeg omwille van haar kledingkeuze de volgende dag opnieuw te bezoeken.

Harberton en anderen haalden zichzelf zo de fascinatie maar vooral de woede van weldenkende mannen en vrouwen op de hals. Letterlijk soms, want de gebroekte vrouw moest regelmatig beledigingen slikken en zelfs projectielen ontwijken tijdens fietstochten. Haar verschijning versmolt zo al snel tot een negatief stereotype van de new woman: vermannelijkt, los van alle conventie en zonder fatsoen.

Om hun fietsgebruik sociaal aanvaardbaar te maken, benadrukten sommige vrouwen hun eerbaarheid als dochter, echtgenote of moeder

Maar niet elke vrouw die een fiets ter hand nam, was de tomboy met kettingsmeer aan de broekspijpen die sommige tijdgenoten van haar maakten. De fiets sprak veel vrouwen aan, en zij probeerden op verschillende manieren het voertuig te matchen met de heersende genderverwachtingen. Veel vrouwelijke fietsers wilden ook op de fiets een respectabel en ‘vrouwelijk’ imago blijven uitstralen. Om hun fietsgebruik sociaal aanvaardbaar te maken, benadrukten ze hun eerbaarheid als dochter, echtgenote of moeder.

Voor hen was de keuze om altijd en overal een broek te dragen tijdens het fietsen een brug te ver. Zelfs in het Belgisch-Nederlandse socialistische blad De Vrouw, nochtans een pionierende feministische publicatie, konden bloomers niet op universele bijval rekenen. De Nederlandse Nellie van Kol toonde zich begripvol voor de keuze van sommigen voor de broek als ‘een onbewust protest van een deel der vrouwen tegen alles waaraan zij zich tot nog toe onderwierpen’. Maar zelf bleef ze de rok boven de ‘leelijke zouavenbroek’ verkiezen. Op esthetische gronden, maar ook omdat het kledingstuk te radicaal afweek van wat algemeen aanvaard was. Er waren belangrijkere kwesties waarmee vrouwen zich bezig moesten houden, vond ze.

Het zegt veel over het gewicht dat tijdgenoten aan de kwestie hechtten dat een (mannelijke) journalist van de Cycliste Belge Illustré in 1896 drie uur lang de tijd nam om de kledingkeuzes te turven van de vrouwen die langs de Brusselse Beurs fietsten. Van de slechts 22 vrouwelijke fietsers die hij op die tijd bespeurde, bleken er zes een broek te dragen en zestien een rok.

Maar droegen die zestien vrouwen ook altijd en overal een rok bij het fietsen? Meer nog: welk soort rok droegen ze precies terwijl ze aan de Beurs passeerden? De ene rok was de andere niet, dat maakt het boek Bikes and Bloomers van Kat Jungnickel duidelijk. Tussen broek en rok bestond er immers een brede waaier aan tussenwegen en compromissen. Voor veel vrouwen was de keuze tussen beide kledingstukken geen kwestie van eliminatie, maar een van tijd en plaats. Sommigen toonden zich alleen gerokt in het stadscentrum, maar verkozen toch het comfort van de pofbroek voor een fietstocht over het platteland, waar er minder oordelende blikken waren.

Voor veel vrouwen was de keuze tussen broek en rok geen kwestie van eliminatie maar van tijd en plaats

Sommige vrouwen ontwierpen zelf kleding die een eenduidige keuze helemaal overbodig maakte. Met dank aan de naaimachine, die net in deze jaren algemeen beschikbaar werd en het eens zo gemakkelijk maakte om zelf kleding te fabriceren of te verstellen. Bikes and Bloomers brengt die inventieve kledingstukken en hun bedenksters in beeld door de patenten op hun kledij als bron te gebruiken. De auteur geeft ze zelfs letterlijk een nieuw leven door de kledingstukken ook opnieuw te naaien en uit te testen. De uitvoerige en van foto’s voorziene beschrijvingen van die ervaringen zorgen voor inzichten in hun gebruik en comfort die papieren patronen of illustraties in krantenadvertenties niet bieden.

Ogenschijnlijk ging het bij al deze kledingstukken om respectabele vrouwenkleding, uiterst geschikt om mee te flaneren door de stad. Maar looks could be deceiving. Wanneer de situatie het toeliet – in een buitenwijk bijvoorbeeld, of op het platteland – dan kon de gebruikster ze eenvoudig omtoveren naar een vorm die haar niet hinderde bij het fietsen. Verborgen touwsystemen, ritssluitingen of knopen maakten het mogelijk om rokken in te korten of op te trekken. In een geval kreeg een rok zelfs een heel nieuwe functie als cape.

De vormen, mogelijkheden en de verspreiding van die inventieve kledingstukken varieerden. Van experimentele prototypes waarvan nooit meer dan enkele exemplaren werden gemaakt, tot breed gecommercialiseerde stukken zoals de Bygrave convertible skirt, een lange rok die met een touwensysteem kon worden opgetrokken tot aan de knie. Het ontwerp van de Britse Alice Bygrave veroverde zelfs de Amerikaanse en Australische markt.

Een fietsende vrouw uit het fin-de-siècle was dus niet in stereotypen te vangen. Het enorme culturele cachet dat de nieuwe fiets genoot, zette vrouwen ertoe aan om de beloftes van het nieuwe voertuig te verzoenen met de sociale verwachtingen tegenover hun gender. De manieren waarop ze dat deden, getuigden van inventiviteit, pragmatisme en ondernemingszin. Door hun verhalen en kledingkeuzes te analyseren, toont Bikes and Bloomers een onderbelichte, vrouwelijke kant van een technologische cultuur die lang in heel mannelijke termen werd gevat.

Kat Jungnickel, Bikes and Bloomers. Victorian Women Inventors and their Extraordinary Cycle Wear. (Londen: Goldsmiths Press, 2018).

Lady Harberton leverde de inspiratie voor een Frans merk van fietskledij voor vrouwen (www.ladyharberton.com).

Stijn Knuts promoveerde in 2014 op een proefschrift over de culturele betekenissen van de fiets in België voor 1940. Hij is onderzoeker bij historisch projectbureau Geheugen Collectief.

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen