Deel dit artikel

wetenschappelijk staat het vast: het altijd verbonden zijn met onze informatie- en communicatietechnologie is een ramp voor ons denkbrein. niet de fantastische technologie is het probleem, maar wel de manier waarop we ze gebruiken. om ons brein, en dus onszelf, te beschermen moeten we het dringend ontkoppelen. onze hersenen zijn niet gemaakt om te multitasken.

Bevrijd je brein

Theo Compernolle

Als meerdere wetenschappers uit verschillende disciplines een stand van zaken maken in een onderzoeksgebied en daarbij tot dezelfde alarmerende conclusie komen, dan dienen we hier rekening mee te houden, zeker als het negeren ervan heel negatieve gevolgen heeft voor ons leren, ons werken en onze veiligheid. Zo komen Adam Gazzaley en Larry Rosen, Cal Newport, Daniel Levitin, ikzelf en vele andere wetenschappers tot dezelfde ondubbelzinnige en glasheldere conclusie: het altijd verbonden zijn met onze ‘informatie- en communicatietechnologie’ (ICT) heeft verstrekkende negatieve gevolgen voor zowel de kwaliteit als de kwantiteit van ons denkwerk.

In Digitale Demenz (2012) gaat Manfred Spitzer nog een stap verder. Hij stelt onomwonden dat het verkeerd gebruik van ICT onherstelbare schade toebrengt aan het brein van kinderen en adolescenten. Niet iedereen is het eens met dit doemdenken, maar vele wetenschappers maken zich wel degelijk zorgen over de manier waarop steeds meer kinderen verstrikt raken in de vicieuze cirkels van slechte gewoontes of zelfs verslaving door een verkeerd gebruik van ICT zoals internet, e-mail, social media, gaming en vooral de smartphone. Overigens geldt dit evenzeer voor volwassenen. Uit vragenlijsten die gebruikt worden om verslaving op te sporen, blijkt dat tussen de 20 en 30 procent verslaafd is aan ‘altijd verbonden zijn’. De enquêtes die ik voor mijn workshops met managers houd, laten zien dat dit percentage jaar na jaar toeneemt.

We zijn allemaal breinwerkers geworden, professionals die met hun hersenen werken in plaats van met hun handen. Ik gebruik niet graag het woord kenniswerker omdat dit te veel geassocieerd wordt met hooggeschoolden zoals IT-mensen, professoren, leraren, accountants, economen, verplegenden en anderen. Ook in de maakindustrie werken alleen nog breinwerkers. Puur handwerk bestaat vrijwel niet meer.

Iedereen is het erover eens dat ons belangrijkste instrument om creatief en productief te zijn ons denkende brein is. Echter, als ik groepen geschoolde mensen vraag wat ze weten over hun brein dan luidt het antwoord voor 99 procent: niets. Zelfs zeer hooggeschoolde professionals weten helemaal niets over hoe hun brein werkt, wat het kan en niet kan. Het is redelijk absurd dat breinwerkers niets afweten over hun belangrijkste instrument. Een gevolg hiervan is dat ze hun buitengewone ICT gebruiken zonder rekening te houden met de gebruiksaanwijzing van hun nog veel indrukwekkender brein. Daardoor ondermijnt hun ICT-gebruik hun intellectuele productiviteit in de plaats van de enorme potentiële synergie tussen hun ICT en hun brein te realiseren. Kortom niet de ICT is een probleem, wel de manier waarop we ze gebruiken.

Kennis over de mogelijkheden en de grenzen van ons brein is nodig om de enorme mogelijkheden die de ICT biedt te kunnen verwezenlijken.
Het is handig om onze hersenschors voor te stellen als een enorm netwerk van netwerken van netwerken van netwerken … Ongeveer 100 miljard cellen functioneren als evenveel biochemische computers in dat netwerk. Elke cel heeft tussen de 1000 en 300 000 verbindingen met andere cellen. De informatieverwerking speelt zich af in de voortdurende veranderingen in die triljoenen verbindingen. Overigens: een computer die op primitieve wijze de werking zou nabootsen van een menselijk brein dat 1,5 kg weegt en dat 30 watt verbruikt, zou vele tienduizenden tonnen zwaar wegen en vele gigawatts verbruiken. De complexiteit van ons brein is onvoorstelbaar groot en we weten er nog maar bitter weinig over.

ICT verleidt ons voortdurend om te multitasken en dat is iets wat ons denkende brein niet kan

Wat we erover weten is echter ruim voldoende om te besluiten dat altijd met onze ICT verbonden zijn zeer negatieve gevolgen heeft voor onze intellectuele productiviteit. Het belangrijkste is dat het ons voortdurend verleidt om te multitasken en dat is iets wat ons denkende brein niet kan. Het kan slechts aan één zaak tegelijk aandacht geven. Als we dan toch proberen meerdere dingen te doen, dan moet ons brein voortdurend heen en weer schakelen tussen die taken en bij elke wisseling verliest het aanzienlijk veel tijd, energie, geheugen, accuraatheid en creativiteit. We kunnen een onderscheid maken tussen serieel en simultaan multitasken. Het eerste betreft het voortdurend heen en weer springen tussen dikwijls onafgewerkte taken die we na elkaar proberen uit te voeren. Het tweede slaat op het proberen twee zaken tegelijk te doen, bijvoorbeeld e-mails verwerken terwijl we aan een teleconferentie deelnemen. Het onderscheid is handig, maar voor ons brein komt het op hetzelfde neer: continu wisselen van aandacht.

Om te begrijpen wat er gebeurt als we altijd met ICT verbonden zijn moeten we iets weten over de vier breinnetwerken die een rol spelen in onze denk- en beslissingsprocessen en in onze acties. Dat enorme netwerk heeft geen centrale, geen ‘baas’: alle onderdelen sturen elkaar aan. IT-professionals noemen die vorm van informatieverwerking soms ‘distributed computing’. Er ontstaat geen totale chaos omdat al deze activiteiten gesynchroniseerd worden door onze biologische klok.

Het eerste breinnetwerk is het reflexbrein, dat in evolutionaire termen bijna zo oud is als er dieren bestaan. Het is een volkomen reactief, door zintuiglijke prikkels gedreven systeem waarvan de acties uitsluitend zijn gebaseerd op het eigenste moment, op de zintuiglijke ervaringen in het hier en nu. Het ‘zintuiglijke nu’ is zelfs het enige wat ervoor bestaat. Als iets buiten het bereik van onze zintuigen valt, dan houdt het gewoon op te bestaan voor dit deel van ons brein. Voor het reflexbrein bestaat geen verleden en geen toekomst. Het kan wel input van al onze zintuigen tegelijkertijd verwerken. Om dat snel te kunnen steunt het op tal van onbewuste genetische snelkoppelingen en aangeleerde gewoontes. De aandacht van het reflexbrein wordt onbewust getrokken, is reflexmatig en kost geen energie. Het reflexbrein laat ook toe om steeds weer nieuwe reflexen, nieuwe gewoontes, complexe, automatische handelingen te ontwikkelen, zoals pianospelen of autorijden, die we dan kunnen uitvoeren zonder erbij na te denken. In vergelijking met ons denkbrein is het bliksemsnel, vandaar dat ik voor de term ‘reflex-brein’ kies. Die snelheid was in de evolutie van de mensheid een groot voordeel voor onze voorouders in hun fysieke strijd op leven en dood. In de eenentwintigste eeuw hangt ons succes echter veel meer af van ons denkbrein en is de snelheid van ons primitieve reflexbrein dikwijls een obstakel voor ons denkwerk. Als we het denkbrein geen kans geven om de snelle conclusies van het reflexbrein te corrigeren, zullen we heel wat irrationele vergissingen maken.

Het tweede breinnetwerk is ons denkende brein of denkbrein, dat in evolutionaire zin nog piepjong is. Essentieel is dat het niet stimulusgedreven, maar doelgericht is. De ontwikkeling van de mogelijkheid om onze reflexmatige, door een stimulus uitgelokte reacties te onderbreken, te pauzeren en na te denken was een revolutie in de evolutie van de mensheid. De belangrijkste en uniek menselijke eigenschap van het denkende brein is dat het ons in staat stelt om na te denken over dingen die niet waarneembaar zijn voor onze zintuigen, ook heel abstracte zaken. Die vaardigheid vormt de basis van taal, wiskunde en wetenschap, die ons in staat stellen om onze almaar toenemende kennis over te brengen van de ene persoon op de andere, van generatie tot generatie. Alleen de mens kan nadenken over het verleden en herinneringen combineren om oplossingen te vinden voor huidige of toekomstige problemen. We kunnen plannen maken voor de toekomst. We kunnen nadenken, ons afvragen ‘wat als …?’ en vervolgens een hypothese ontwikkelen. We kunnen een beslissing uitstellen en er nog wat over nadenken, of nieuwe voorwerpen en concepten bedenken met onze verbeeldingskracht. Dit werk van ons denkbrein vergt een volgehouden aandacht geven. In tegenstelling met de moeiteloze aandacht van ons reflexbrein vergt dit meestal inspanning en wilskracht en het kost tijd en energie. Dat is prachtig, ook al is het een traag proces vergeleken met de reacties van ons reflexbrein. Een essentieel kenmerk van dit denkbrein is dat we slechts aan één zaak tegelijk aandacht kunnen geven. Het is juist deze eigenschap die een hoop problemen veroorzaakt als we altijd met onze ICT verbonden zijn. Als we onze ICT toelaten voortdurend de automatische aandacht te trekken van ons reflexbrein, dan wordt het denkproces voortdurend onderbroken en raakt ons denkbrein overspoeld met irrelevante informatie.

In verhouding tot de rest van ons brein verbruikt ons denkbrein veel energie. Als we in de loop van de dag niet regelmatig pauzeren dan zal ons onvermoeibaar, primitief dierlijk reflexbrein het winnen van ons vermoeibare, gesofisticeerde, creatieve menselijke denkbrein. We maken dan meer primitieve, slecht doordachte en ook minder ethische keuzes. Een vermoeid denkbrein zal ook meer kiezen voor de status quo, omdat alles laten zoals het is, niet beslissen, het minste energie vergt. We hebben dus regelmatige pauzes nodig zodat ons denkbrein kan herstellen en verkwikken. Er is echter nog een breinnetwerk dat die pauzes nodig heeft, maar om een heel andere reden.

Dat derde breinnetwerk is ons archiefbrein dat elke dag miljarden bits aan informatie selecteert, herschikt en opslaat. Het reflecterende brein en het archiverende brein gebruiken dezelfde ´computer´: ons werkgeheugen. Die computer draait op 100 procent van zijn capaciteit. Het is een fabeltje dat we slechts een fractie van onze hersenen gebruiken. Het archiverende brein gebruikt wat er vrij is en wordt daarom soms het ‘default brain’ genoemd. Gebruikt ons denkbrein 20 procent dan gebruikt ons archiverende brein 80 procent. Gebruikt ons denkbrein 95 procent, dan is er niet veel over voor het archiverende brein. Het profiteert van elk ‘verloren’ momentje om te selecteren, te ordenen en op te bergen. Als breinwerkers al deze ‘verloren’ momenten invullen door bezig te zijn met hun smartphone, tablet of computer, dan is dit funest voor het ontwikkelen van kennis en inzicht en dodelijk voor hun creativiteit. Vooral als we pauzeren, ontkoppelen en bovenal als we slapen, kan ons archiverende brein aan de slag.

Op de vraag ‘waar en wanneer heb je je meest creatieve ideeën?’ antwoorden mensen nooit ´op het werk´, maar wel: al joggend, wandelend, onder de douche, in bed tussen waken en slapen, terwijl ik over koetjes en kalfjes praat … Wat hebben die situaties gemeenschappelijk? Ten eerste: de tijd werd genomen om ongestoord, met volgehouden aandacht (dus losgekoppeld van de ICT) het onderwerp te bestuderen, te leren en te reflecteren en er werd voldoende gepauzeerd om de informatie door het archiefbrein te laten verwerken en opbergen in het langetermijngeheugen. Pas daar is het een bron van kennis, inzicht en creativiteit. Ten tweede: men is ontspannen; er is genoeg ruimte voor het archiefbrein om, ongehinderd door het denkbrein, de informatie te zoeken en te combineren. Ten derde: men is ontkoppeld; het denkbrein draait op een laag pitje en is vooral niet bezig met het op te lossen probleem. Nietzsche zei het al: ‘Alle grote ideeën komen door te wandelen.’ Als Steve Jobs voortdurend in de weer was geweest met zijn iPhone, dan had hij die nooit bedacht. En als Archimedes zijn mobieltje had meegenomen in bad, dan had hij nooit dat Eureka-moment gehad.

Als Steve Jobs voortdurend in de weer was geweest met zijn iPhone, dan had hij die nooit bedacht

In de media werd dit onlangs voorgesteld, alsof het ontspannen zijn op zichzelf voldoende is om creatief te zijn. Dat klopt niet. Ontspannen zijn leidt pas tot creativiteit als de beide andere voorwaarden vervuld zijn. Vooral de eerste vereiste, tijd nemen voor ongestoorde studie en reflectie en voldoende pauzes, komt hopeloos in de verdrukking als men altijd met de ICT verbonden is.

Om tot actie over te gaan hebben we ten slotte nog een vierde breinnetwerk nodig: het lichaamsbrein. Onze hersenen communiceren met elk van de 50 tot 100 biljoen cellen in ons lichaam om zich voortdurend aan te passen aan interne en externe veranderingen. Ze doen dat volstrekt autonoom, op automatische piloot. Elke cel is net een kleine computer die miljarden andere computers beïnvloedt en daardoor wordt beïnvloed. Onderling verwerken deze cellen parallel miljarden routines, geven ze leiding aan elkaar en nemen ze beslissingen in een complex netwerk dat met een verbluffende snelheid functioneert. Het is als het ware een ‘internet der dingen’, maar dan nog groter, complexer, volmaakter en geavanceerder dan eender welke technologie die we vandaag kennen. De vertakkingen van dat breinsysteem strekken zich uit in het hele lichaam. Ze bepalen de werking en vermenigvuldiging van alle cellen en hebben zelfs invloed op de genen in onze cellen. Aan de andere kant geven de cellen in het lichaam ook feedback aan het lichaamsbrein, zodat het waar nodig kan bijsturen.

De rest van ons brein doet niets anders dan multitasken, maar het denkbrein kan slechts focussen op één ding tegelijk. Bewust, geconcentreerd met twee of meer taken tegelijk bezig zijn, kan dus niet. Het is een illusie. Wat we doen, als we het toch proberen, is wisselen van taak en dat is pathetisch inefficiënt. Als we het doen terwijl we rijden, bijvoorbeeld door te telefoneren aan het stuur, is het bovendien uiterst gevaarlijk (we maken acht keer meer kans op een ongeval) en handsfree bellen maakt geen enkel verschil juist omdat ons brein het knelpunt is. Sms’jes lezen of sturen vergroot de kans op een ongeval met 23.

Stel: je bent je huis aan het opknappen en terwijl je de muur schildert, denk je: ik heb misschien wel schroeven nodig. Onmiddellijk stop je met schilderen, je sluit het verfblik, maakt de verfborstel schoon, rijdt naar de ijzerhandel, koopt de schroeven, rijdt naar huis, opent het blik en gaat verder met de verfklus. Vijf minuten later denk je: misschien kom ik straks wel bier te kort. Onmiddellijk stop je met schilderen, je sluit het verfblik, maakt de borstel schoon, rijdt naar de supermarkt, koopt bier … Vijf minuten later: ik heb straks misschien een kleinere borstel nodig voor de afwerking. Je stopt meteen … Het is duidelijk dat die verfklus onnodig veel tijd en energie zal kosten en slecht uitgevoerd zal zijn. Het lijkt klinkklare onzin om een verfklus zo aan te pakken. En toch is dat precies hoe een meerderheid van de breinwerkers hun breinwerk doen. Het gevolg is: ze werken minder efficiënt, maken meer fouten, zijn minder productief, minder creatief en ervaren meer stress.

Een mail beantwoorden tijdens de uitvoering van een complexe taak dwingt ons brein om alle informatie uit ons werkgeheugen te halen, te parkeren in het tijdelijke geheugen, het werkgeheugen schoon te maken, informatie op te halen uit het langetermijngeheugen om het mailtje te beantwoorden, die informatie dan op te bergen, het werkgeheugen schoon te maken enzovoort. Dit gegoochel met informatie kost veel tijd en energie en er gaat veel informatie verloren. Er zijn leuke experimenten die aantonen dat zelfs het wisselen tussen twee simpele taakjes als gevolg heeft dat ze dubbel zoveel tijd kosten dan als je ze na elkaar uitvoert. Je maakt bovendien fouten en het veroorzaakt meer stress. (Voor een korte demonstratie zie http://tinyurl.com/bchains-videomultitask ). In het geval van complex werk kan multitasken makkelijk vier keer langer duren, meer ernstige fouten veroorzaken en significant meer stress geven. Vergeet vooral niet dat elke onderbreking, elk praatje, elk telefoongesprek van anderen dat je hoort, elk mailtje, elk tweetje voor je denkende brein een verandering van taak betekent. Daardoor is werken in een open office – sarcastisch nog steeds ‘kantoortuinen’ genoemd – waar mensen gemiddeld om de twee minuten gestoord worden, een ware ramp voor breinwerk dat aandacht en concentratie vergt. Het is mogelijk om zich tot op zekere hoogte in zo’n omgeving toch te concentreren, maar dat kost aanzienlijk meer energie, zodat mensen ’s avonds niet alleen met meer uitputtingsverschijnselen naar huis gaan, maar ook de laatste uren van de werkdag minder goede, minder creatieve en minder ethisch doordachte beslissingen nemen.

Multitasken kun je voorkomen door alle activiteiten voor een afgebakende periode (blokken of segmenten) in te roosteren

De oplossing voor dit alles: blokverwerking. Multitasken kun je voorkomen door alle activiteiten voor een afgebakende periode (blokken of segmenten) in te roosteren. Blokverwerking is hét grote geheim van intellectuele productiviteit als je er daardoor in slaagt om je denkwerk te doen zonder interrupties. Isoleer verschillende taken in verschillende blokken, combineer verwante taken in eenzelfde tijdsblok en las na elk tijdsblok een pauze in voor je archiverende brein. Respecteer de ingestelde eindtijd van elk tijdsblok, zeker ook van het laatste tijdsblok; tot laat in de avond werken is een bedreiging voor je nachtrust, terwijl voldoende slaap juist heel belangrijk is voor de kwaliteit en kwantiteit van het denkwerk dat je de volgende dag moet doen. Als je slaapt is je archiefbrein superactief.

Geoormerkte tijdsblokken plannen voor het echte denkwerk is het belangrijkste. Een denkblok – dat kan ook een echt gesprek zijn – moet volledig gevrijwaard zijn van elke vorm van interrupties: je moet je beschermen tegen alle stoorzenders. De belangrijkste zijn e-mail, social media en vooral de smartphone. Die moeten uit, radicaal uit. De meest meelijwekkende inefficiënte methode om e-mails en andere boodschappen te verwerken is ze op elk moment van de dag te verwerken op zogenaamd verloren momentjes (die je archiverende brein zo nodig heeft), in chronologische volgorde van binnenkomen, met een smartphone. De reactie ‘maar in mijn functie moet ik altijd bereikbaar zijn’ of een ander excuus is in 95 procent van de gevallen een slap excuus voor een ICT-verslaving. Voor échte urgenties zijn er altijd betere oplossingen dan altijd verbonden te zijn. Om je denkwerk te beschermen moet je alle boodschappen in blokken verwerken. Dat is voor de meeste mensen het moeilijkste blok, maar niets heeft een groter positief effect op je productiviteit. Continu met e-mails bezig zijn is op het werk voor velen de belangrijkste stoorzender. Met wat oefenen ontdekken de meesten dat ze genoeg hebben aan vier e-mailblokken per dag. Wie dat doet, ontdekt gauw dat het met driemaal per dag even goed of nog beter gaat. Je moet het echt een tijdje anders gedaan hebben om te beseffen hoeveel tijd en kwaliteit je wint door die informatie in blokken te verwerken. Twee andere nuttige blokken zijn een overlegblok, om te voorkomen dat je voortdurend gestoord wordt door anderen en een rotklusjesblok, om te vermijden dat je belangrijke werk ondermijnd wordt door noodzakelijke maar onbelangrijke niet-dringende taakjes.

Er zijn nog veel meer tips om opnieuw optimaal intellectueel productief te worden. Een samenvatting van die honderden wetenschappelijke onderzoeken, komt neer op drie geboden. Het eerste: roei taakwisselingen uit en werk in blokken. Het tweede: ontkoppel als je denkwerk doet. Het derde: ontkoppel om te archiveren en te recupereren. Die geboden zijn eigenlijk heel eenvoudig, maar dat betekent niet dat ze ook makkelijk uit te voeren zijn. In het begin vergt het planning, wilskracht, assertiviteit en discipline. Maar als je eenmaal gewend bent om efficiënter te werken en geniet van de vrijgekomen tijd en kwaliteit, gaat het vanzelf – met af en toe een korte terugval. Het komt erop neer dat je als professional je onovertroffen denkbrein in bescherming neemt, rekening houdt met de grenzen van je brein, door je ICT de baas te blijven, in plaats van continu door je ICT geleid, verleid en misleid te worden. Niet die prachtige technologie is het probleem, maar de manier waarop je ze gebruikt, zonder rekening te houden met de gebruiksaanwijzing van je brein.

Theo Compernolle, Ontketen je brein. (Tielt: Lannoo, 2015).
Theo Compernolle, Hoe je je brein bevrijdt. In een hyperverbonden multitaskende wereld. (Compublications, 2017).
Adam Gazzaley en Larry Rosen, The Distracted Mind. (Cambridge: MIT Press, 2016).
Cal Newport, Deep Work. Rules for Focused Success in a Distracted World. (Grand Central Publishing, 2016).
Daniel Levitin, The Organized Mind. (New York: Random House, 2015).

Theo Compernolle is verbonden aan het CEDEP European Centre for Executive Development in Fontainebleau (Frankrijk). Hij is auteur van onder andere Ontketen je brein en Stress: Vriend en vijand.

Deel dit artikel