Deel dit artikel

geweld ging pas een kleine eeuw geleden voorzichtig het voorwerp uitmaken van intellectuele beschouwingen. vandaag is dat wel even anders. vanuit allerlei perspectieven wordt er onderzoek naar gevoerd, soms op basis van materiaal uit heel verschillende disciplines en met ogenschijnlijk verrassende resultaten. daarbij lijkt het van belang om duidelijk te definiëren wat precies onder ‘geweld’ begrepen moet worden – voor zover dat mogelijk is.

De essentie van geweld

Lode Lauwaert

Hoewel heel wat denkers doorheen de geschiedenis hebben geschreven over haat, woede, agressie, wrok en dergelijke meer, werd het thema ‘geweld’ lange tijd een beetje stiefmoederlijk behandeld. Het is pas sinds het tweede decennium van de vorige eeuw dat intellectuelen zoals Walter Benjamin en Sigmund Freud omstandig over geweld zijn beginnen nadenken en schrijven. Vandaag zijn er bijzonder veel academische disciplines waarin geweld een belangrijk onderzoekstopic geworden is. Sociologen, filosofen, antropologen, historici, psychologen, en anderen publiceren er zelfs over in tijdschriften die uitsluitend aan het thema zijn gewijd, en organiseren jaarlijks wereldwijd tal van workshops en conferenties met geweld als centraal thema.

Tot de steeds verder uitdijende rij van publicaties over geweld behoort ook Virtuous Violence van Alan Page Fiske en Tage Shakto Rai, een studie die in 2014 werd uitgegeven door Cambridge University Press en waarvoor Steven Pinker, auteur van onder meer Ons betere Ik en Verlichting Nu (zie Karakter nr. 64), een voorwoord schreef. In hun studie nemen de auteurs een hoogst origineel standpunt in, in de zin dat ze geweld benaderen vanuit het perspectief van de dader. Meer in het bijzonder zoomen ze in op de beweegredenen van de dader, en concluderen ze dat wie geweld uitoefent vaak moreel wenselijke motieven heeft, ondanks het feit dat de gewelddaad zelf doorgaans onwenselijk is. Dat besluit nuanceert niet enkel het beeld van de geweldenaar, maar is ook relevant voor beleidsmakers, therapeuten, rechters en anderen.

Wat opvalt aan de studie van Fiske en Shakto is dat de auteurs hun conclusies baseren op empirisch materiaal uit verschillende wetenschapsdomeinen, waaronder de antropologie, de cognitieve en morele psychologie, en de geschiedkunde. In het licht van deze grote diversiteit aan gegevens en perspectieven, die op zich natuurlijk prijzenswaardig is, is het opmerkelijk dat de auteurs nergens duidelijk uitleggen wat er onder het concept ‘geweld’ eigenlijk begrepen wordt. Verwachten we niet dat men in een studie over geweld ook uitgebreid stilstaat bij een algemene definitie van dat concept, en zeker in een studie die is gebaseerd op materiaal uit zeer uiteenlopende domeinen?

In het begin van het boek lijkt die verwachting te zullen worden ingelost, omdat daar de paragraaf ‘What we mean by “violence”’ is ingelast. In die (vrij korte) paragraaf leggen Fiske en Rai echter geenszins uit wat we in het algemeen onder ‘geweld’ verstaan. Ze stippen enkel aan wat zij er zélf mee bedoelen. Onze intuïtie zegt dat dit vanuit wetenschappelijk oogpunt problematisch is, maar is dat ook echt zo? Kunnen we het Fiske en Rai zomaar aanwrijven dat ze niet uitgebreid stilstaan bij wat ‘geweld’ in het algemeen inhoudt, en dat ze uitsluitend duidelijk maken wat zij als geweld zien? Is het wel gerechtvaardigd om te verwachten dat de auteurs op een aantal bladzijden uitleggen wat de definitie van geweld in algemene zin is, of moeten we onze verwachting bijstellen?

Wanneer we ernaar streven een begrip te definiëren, verwachten we minstens dat een gemene deler wordt gevonden, dat wil zeggen: een eigenschap die alles wat onder die noemer valt bijeenhoudt. Anders geformuleerd: het verlangen om vast te leggen wat ‘geweld’ in het algemeen betekent, houdt op z’n minst de hoop in een kenmerk te vinden dat we terugvinden bij alle leden van de verzameling ‘geweld’. Vaak is het vinden van zo’n gemene deler echter niet voldoende. Doorgaans verwachten we van een definitie ook dat ze een unieke eigenschap geeft, dat wil zeggen: een eigenschap die uitsluitend behoort tot het begrip dat we wensen te bepalen. We streven er met andere woorden meestal ook naar een duidelijke grens te kunnen trekken tussen twee verzamelingen. Een definitie moet dus vastleggen, dat is althans de verwachting, wat alle geweld en enkel geweld karakteriseert. Wanneer dat lukt, dan weten we wat de zogenaamde essentie is. De vraag die we ons dus moeten stellen, is of geweld zo’n essentie heeft. Is er een eigenschap die we terugvinden bij alles wat we ‘geweld’ noemen en die enkel ‘geweld’ karakteriseert?

Er zijn redenen om aan te nemen van wel. Tal van entiteiten kunnen we namelijk in essentialistische zin begrijpen. In het geval van goud bijvoorbeeld weten we dat elk goudatoom 79 protonen heeft en dat enkel een goudatoom 79 protonen heeft. Wie gelooft in de essentie van geweld vindt daarvoor ook steun in de traditie. Bekende filosofen als Georges Bataille en Hannah Arendt opperden namelijk dat we geweld in essentialistische zin moeten begrijpen. Maar wat zijn de argumenten van die filosofen? Of gaat het slechts om een aanname, en zo ja, is die dan gerechtvaardigd?

‘Geweld’ is duidelijk geen synoniem van pakweg ‘oorlog’, en ook niet van ‘razernij’ of ‘brutaliteit’

Een reden om daaraan te twijfelen is dat we bij geweld spontaan denken aan tal van andere fenomenen: agressie, dwang, wreedheid, sadisme, masochisme, brutaliteit, ruwheid, wildheid, haat, woede, razernij, woestheid, vijandigheid, oorlog, psychopathie, boosheid, het kwade, enzovoort. Zeker, ‘geweld’ is duidelijk geen synoniem van pakweg ‘oorlog’, en ook niet van ‘razernij’ of ‘brutaliteit’. Geweld roept wel die associaties op, omdat die andere fenomenen de facto vaak gepaard gaan met geweld: sommige sadisten gebruiken geweld, net zoals het niet verwonderlijk is dat wie haatdragend is zich beroept op geweld. Op basis van het uitgebreide web aan begrippen waartoe ‘geweld’ behoort kunnen we er allicht van uitgaan dat het begrip niet altijd duidelijk af te zonderen is van andere. Eerder lijkt er steeds een overlapping te zijn, waardoor je geen scherpe grenzen tussen de verschillende begrippen kunt trekken.

Een vermoeden is echter onvoldoende om een essentialistisch geweldbegrip te verwerpen. Laten we daarom inzoomen op de notie van geweld, om te zien of dat vermoeden klopt. De eerste kandidaat die in aanmerking komt voor de definitie is vanzelfsprekend ‘schade op lichamelijk of materieel vlak’. Tal van gevallen waarvan iedereen meent dat het om een vorm van geweld gaat (de zelfmoordaanslagen in Brussel, de slag in het gezicht van Krist Porte door Gilles De Bilde, de reactie van het Chinese leger op het Tienanmen-protest) worden namelijk gekarakteriseerd door het feit dat zij materiële of lichamelijke schade berokkenen. Hoewel dat voorstel op het eerste gezicht aannemelijk is, houdt het wel in dat wie opzettelijk psychische schade berokkent zonder lichamelijke gevolgen geen geweld uitoefent. Dat is natuurlijk onaanvaardbaar, want onze intuïtie zegt dat geweld ook op psychisch vlak bestaat. Voorlopig hebben we dus het volgende: alle geweld houdt lichamelijke, materiële of psychische schade in. We kunnen het ook eenvoudiger formuleren, en stellen dat geweld schade inhoudt, waarbij we open laten over welke vorm van schade het gaat.

Maar is dat overtuigend? Is het noodzakelijk dat er schade is om van geweld te kunnen spreken? Dat valt sterk te betwijfelen, omdat we ook mislukte pogingen om schade te berokkenen als gewelddaden zien. Denk aan het onderzoek van militair historicus Samuel Marshall, waaruit bleek dat tijdens de Tweede Wereldoorlog een groot percentage kogels het doel niet bereikte. Hoewel dat onderzoek fel werd bekritiseerd, brengt het wel in herinnering dat we schietpartijen zonder gewonden of doden ook als gewelddaden beschouwen. Of stel dat een ruzie uit de hand loopt. De ene loopt naar de andere, en slaat die meermaals in het gezicht. De klappen zijn goed raak, maar het slachtoffer heeft geen neusbeentje, staat stevig in de schoenen en is een getraind bokser. Houdt de afwezigheid van schade in dat we in dat geval niet zouden spreken van geweld?

Ook mislukte pogingen om schade te berokkenen worden als gewelddaden beschouwd. Uit onderzoek bleek bijvoorbeeld dat tijdens de Tweede Wereldoorlog een groot percentage kogels het doel niet bereikte

Tot dusver leverde het zoeken naar een essentie niet veel op. Want hoewel schade duidelijk niet uniek is voor geweld (zo is mijn fiets beschadigd, enkel omdat ik onvoorzichtig was) en hoewel geweld doorgaans inhoudt dat er sprake is van schade, is het kennelijk niet nodig dat schade wordt berokkend om een daad een gewelddaad te noemen.

Een tweede kandidaat voor een definitie van geweld is ‘moreel fout’. Als we opnieuw uitgaan van dezelfde voorbeelden als hierboven (zelfmoordaanslagen, de slag van Gilles De Bilde, de reactie op het Tienanmen-protest) blijkt al snel dat het telkens gaat om daden die zonder enige twijfel als moreel laakbaar kunnen worden beschouwd. Hoewel het natuurlijk juist is dat tal van geweldvormen moreel fout zijn, kampt de bewering dat alle geweld moreel fout is toch met een aantal problemen.

Vooreerst zou het gevolg hiervan zijn dat de bevrijding door de geallieerden tijdens de twee wereldoorlogen ofwel geweld en moreel fout was, ofwel moreel juist maar geen geweld was. Beide gaan in tegen het gevestigde morele en politieke discours. Ten tweede zou het ook betekenen dat de eeuwenoude traditie van de Just War Theory, die teruggaat tot Augustinus, zinloos is. Het doel van de Just War Theory is namelijk precies het vastleggen van de voorwaarden die een oorlog rechtvaardigen (jus ad bellum) en die bepalen wat een moreel juiste oorlogsvoering is (jus in bello). Ten derde botst de bepaling van geweld als moreel fout, een bepaling die sommigen als ‘rechts-conservatief’ omschrijven, met onze intuïtie. We vinden het namelijk moreel gerechtvaardigd om een persoon met geweld te arresteren, indien blijkt dat die op het punt staat veel leed of schade te veroorzaken.

De derde kanshebber om te worden opgenomen in de definitie van geweld is ‘intentie’. Alle geweld, zo zou de omschrijving luiden, wordt erdoor gekenmerkt dat het bedoeld is. Geweld zou op dat vlak overeenkomen met het maken van een pizza of het herstellen van een vaatwasser, maar radicaal verschillen van het ruisen van de wind of het verliezen van hoofdhaar. Klopt het echter wel dat alle geweld geïntendeerd is?

In de tweede helft van de vorige eeuw muntte vredeswetenschapper Johan Galtung de term ‘structureel geweld’, ook wel ‘systemisch geweld’ genoemd, twee termen die vandaag nog steeds worden gebruikt door tal van voornamelijk links geïnspireerde denkers. Beide doelen op negatieve zaken die zouden samenhangen met het kapitalisme, en die als het ware in het systeem zitten gebakken. Meer in het bijzonder verwijst ‘structureel geweld’ naar dood, ziekte, armoede, etc. De reden waarom het relevant is om deze vorm van geweld aan te halen, is dat het zogenaamde systemische geweld niet noodzakelijk geïntendeerd is. Natuurlijk, de structuur van het kapitalisme is minstens ten dele geïntendeerd, en vermoedelijk zijn bepaalde negatieve zaken die samenhangen met het kapitalisme daadwerkelijk ook zo bedoeld. Wie echter meent dat armoede, ziekte en dood structureel geweld zijn, wil daarmee niet ‘per definitie’ zeggen dat die ook gewild zijn. Men kan met ‘structureel geweld’ ook doelen op ongewenste zaken die, hoewel zij een effect zijn van het kapitalisme, toch niet-geïntendeerd zijn.

Misschien wordt geweld erdoor gekenmerkt dat het intentioneel is. Op dat vlak zou het overeenkomen met het maken van een pizza of het herstellen van een vaatwasser

De stelling die ik op basis van deze analyse naar voren schuif, is dat geweld geen essentie heeft. Het is een (conceptuele) illusie te veronderstellen dat er een gemene deler bestaat tussen alles wat we ‘geweld’ noemen en dat er een duidelijke grens is tussen alle geweld en alles wat geen geweld is.

Wie dat betreurt, moet wel het volgende beseffen. Eén: geweld is geen uitzondering. Het is ook bijzonder moeilijk, zo niet onmogelijk, een essentie te vinden van bijvoorbeeld religie, sport, kunst of ziekte. En wat zou bijvoorbeeld de essentie van filosofie zijn? Twee: de afwezigheid van een essentie impliceert geenszins dat alles ‘geweld’ kan worden. Hoewel het overduidelijk zo is dat sinds een aantal decennia ons geweldbegrip flink is opgerekt, kunnen we van tal van fenomenen met grote waarschijnlijkheid zeggen dat ze nooit onder de noemer van geweld zullen vallen. Drie: ondanks het sterke vermoeden dat geweld geen essentie heeft, zijn sommige fenomenen zonder enige twijfel een vorm van geweld. Een voorbeeld daarvan is zelfmoordterrorisme. Niet alle geweld is schadelijk, moreel fout of intentioneel, maar zelfmoordterrorisme is dat wel, wat ook de reden is waarom het een prototype van geweld is.

Verder impliceert het voorgaande ook, en daarmee zijn we terug bij de recente studie Virtuous Violence, dat we het de auteurs van die studie niet kunnen aanwrijven dat zij niet eerst omstandig hebben uitgelegd wat we in algemene zin onder geweld verstaan. Indien het namelijk klopt dat geweld geen gemene deler en duidelijke grens heeft, dan kun je van Fiske en Rai niet verlangen dat zij eerst een algemene definitie van geweld zouden geven.

Wat we echter wel mogen verwachten van onderzoekers naar geweld – een verwachting waaraan deze auteurs overigens tegemoetkomen – is dat zij van meet af aan duidelijk maken wat zij daaronder verstaan. Ook dat vloeit rechtstreeks voort uit wat we hierboven hebben laten zien. De vaststelling dat er geen algemene definitie van geweld bestaat, brengt namelijk met zich mee dat het woord ‘geweld’, anders dan ‘goud’, verschillende zaken kan betekenen. Een brede invulling kan inhouden dat ‘geweld’ verwijst naar de negatieve gevolgen van de kapitalistische samenleving of naar ongewenst agressief gedrag tijdens een betoging. Geweld in smalle zin kan dan weer refereren aan het intentioneel toebrengen van materiële schade. Het is precies deze semantische meerzinnigheid die onderzoekers ertoe verplicht te expliciteren wat zij wel en niet onder ‘geweld’ verstaan. Als je dat nalaat ontstaat immers het gevaar dat anderen (collega-onderzoekers, journalisten, etc.) zich op een bepaald onderzoek beroepen om bijvoorbeeld iets over seksueel geweld te zeggen, terwijl dat onderzoek eigenlijk een veel breder geweldbegrip hanteerde.

Hoewel het voorgaande duidelijk maakt dat mijn analyse van het geweldconcept naast filosofische ook niet-filosofische relevantie heeft, zullen sommigen de reikwijdte van zulke analyse misschien beperkt vinden. Het lijkt voornamelijk gevolgen te hebben voor andere academici. De relevantie van dat inzicht voor de niet-academische wereld lijkt op het eerste gezicht miniem of zelfs onbestaande. Is die indruk terecht? Kan de analyse van het begrip ‘geweld’ bijvoorbeeld ook moreel relevant zijn?

Stel je een zorginstelling voor waar ongewenst gedrag wordt gesteld. Hoewel er nauwelijks of geen schade wordt berokkend, is er een zorgbehoevende die slaat, trekt en duwt. Zorgverstrekker A heeft een smalle geweldopvatting, en rapporteert over dat voorval daarom niet in termen van geweld. Zorgverstrekker B daarentegen meent dat het slaan, trekken en duwen wel neerkomt op een duidelijk geval van geweld, en noteert dat ook als dusdanig. Beide rapporten worden aan de teamleider gegeven, die niet weet dat het in beide gevallen over dezelfde persoon gaat. Op basis van het rapport van zorgverstrekker B beslist de teamleider om de zorgbehoevende te straffen, terwijl het lezen van het andere rapport niet wordt gevolgd door een sanctie.

Sommigen argumenteren op basis van de ongelijke behandeling van de zorgbehoevende dat het beter zou zijn om het woord ‘geweld’ uit ons vocabularium te schrappen. Een dergelijke ingreep vloeit wel voort uit goede bedoelingen, maar lijkt niettemin onrealistisch. ‘Geweld’ is een oud woord dat zodanig diep in ons taalgebruik zit ingebakken dat het niet gauw zal verdwijnen, wellicht ook niet wanneer men collectief beslist het niet meer te gebruiken. Wel realistisch is dat je goed uitlegt wat je onder geweld verstaat wanneer je schrijft, of dat je om uitleg vraagt indien het begrip niet werd geëxpliciteerd. In zekere zin is dat niet enkel wenselijk maar zelfs een plicht. De gevolgen van het niet expliciteren of het niet nagaan van wat onder ‘geweld’ wordt verstaan kunnen zich immers ook op een ander dan wetenschappelijk vlak laten voelen. Het is ook mogelijk, zo suggereert het voorbeeld van de zorginstelling, dat het onzorgvuldig omspringen met woorden en begrippen ook ongewenste morele gevolgen heeft.

Alan Page Fiske en Tage Shakti Rai, Virtuous Violence. Hurting and Killing to Create, Sustain, End, and Honor Social Relationships. (Cambridge: Cambridge University Press, 2014.)

Lode Lauwaert is verbonden aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte van de KU Leuven. Hij onderzoekt nieuwe (militaire) technologieën vanuit antropologisch en ethisch perspectief, en doceert onder meer Techniekfilosofie. Eerder publiceerde hij over De Sade en redigeerde hij “Filosofie van geweld” (Polis).

 

 

Deel dit artikel

Gerelateerde artikelen