in 2018 werd de tweehonderdste verjaardag van de geboorte van karl marx herdacht. dat zou niet de enige reden mogen zijn om ’s mans werk te lezen: zijn kritiek op de economische en maatschappelijke ongelijkheid is nog steeds actueel. opdat marx vandaag zou kunnen blijven inspireren, moeten weliswaar een aantal onduidelijkheden worden opgeklaard, blinde vlekken ingevuld en ontsporingen goedgemaakt.
Karl Marx herdenken
De tweehonderdste verjaardag van Marx’ geboorte heeft bij ons geen storm van herdenkingen uitgelokt, maar is evenmin onopgemerkt gepasseerd. Johan Heldenbergh trok Vlaanderen en Nederland rond met de theatermonoloog Marx, geschreven door Stefaan Van Brabandt. Vormingsorganisaties zetten naar aanleiding van de voorstelling vaak een lezing op door de auteur of een andere filosoof. Aan de UGent vond een academisch symposium plaats onder de titel De onverbiddelijke kritiek op al het bestaande.
Na de vertaling in 2017 van de Marx-biografie door Gareth Stedman Jones verschenen in 2018 twee Nederlandstalige boeken: een kritische introductie door Walter Weyns en een vertaling van drie van Marx’ basisteksten door Henk Hoeks en Hugues Boekraad. Walter Weyns volgt in zijn toegankelijke boek de weg die Marx aflegde vanaf de kritische lezing van Hegels filosofie en diens linkse volgelingen tot aan de economische analyse in Das Kapital. De auteur ziet trouwens geen breuk tussen de jonge en de late Marx. Vooral de uiteenzetting over de structuur en dynamiek van het kapitalisme is heel verhelderend. Leg maar eens uit wat ‘de tendentiële daling van de winstvoet van het kapitaal’ betekent. Weyns doet het. Hij reconstrueert Marx’ geschiedenis, en vertelt tegelijkertijd over de geweldige energie die de lectuur van Marx in hem opwekte sinds hij als ‘een jongen Marx ontdekte’ en over de fascinatie, bewondering en afkeer die hij nog altijd voelt.
De auteur wijst erop hoe vaak Marx zijn economisch vertoog voedt met literaire fragmenten. Zijn lievelingscitaat komt uit Shakespeare: ‘Goud? Kostbaar, glinsterend geel goud?/ Een handvol hiervan maakt zwart wit, laag edel./ Verdoemd metaal,/ gij gemene hoer der mensen, die de volkeren verdwaast’ (p. 131). Die teksten dienen volgens Weyns niet als opsmuk. Doordat Marx zijn zakelijke analyse van het kapitaal onderdompelt in de taal van dichters en schrijvers, introduceert hij de leefwereld in zijn betoog. Economisten neigen ertoe een eeuwigheidswaarde toe te kennen aan de begrippen die zij gebruiken en aan de wetten die zij ontdekken. Marx laat echter zien dat begrippen en wetten historische entiteiten zijn. Mensen zijn niet ‘van nature’ door eigenbelang gedreven individuen, die in concurrentie met anderen eigendom accumuleren. Op die manier kan hij het vervreemdende karakter van het kapitalisme aan de kaak stellen en een perspectief bieden op een andere schikking van de menselijke verhoudingen. ‘Shakespeare, Cervantes, Dante en al die andere ruimhartige geesten houden de blik open op de onpeilbare mogelijkheden en grillen van de mens. Daarom zijn ze in een economische studie misschien wel juist meer op hun plaats dan wiskundige modellen’ (p. 132). Martha Nussbaum staat niet alleen als zij vandaag pleit voor meer humanitas in wetenschappelijke opleidingen.
Marx dompelt zijn zakelijke analyse onder in de taal van dichters en schrijvers
Henk Hoeks (hij stierf vooraleer het boek verscheen) en Hugues Boekraad hebben hun vroegere vertaling van het hoofdstuk over Feuerbach (Nijmegen, SUN, 1972) herwerkt op basis van de nieuwe wetenschappelijke uitgave van Deutsche Ideologie in de Marx-Engels-Gesamtausgabe van 2017. Die zogeheten MEGA-editie maakt, aldus Hoeks in het Voorwoord, duidelijk dat Marx en Engels in 1845 geen tweedelig boek voor ogen hadden waarin zij de theorie van het historisch materialisme zouden systematiseren. Hun opzet was heel wat bescheidener. Zij wilden een kritisch artikel schrijven over een toen net verschenen beschouwing van Bruno Bauer over Feuerbach. Zoals vaak het geval was, deinde de tekst echter uit. Latere uitgevers gaven aan deze werktekst een titel op basis van het feit dat Marx twee jaar later in krantenberichten spreekt over ‘het werk dat Engels en ik samen schreven over de Duitse ideologie’.
In de nieuwe bundel voegden Hoeks en Boekraad nog de herwerking van een vroegere vertaling toe van drie andere klassieke teksten van Marx. De eerste is de Inleiding tot de Kritiek op Hegels Rechtsfilosofie en gaat vooraf aan De Duitse Ideologie. Marx schreef deze tekst in oktober-december 1843 en publiceerde zijn bijdrage in de Duits-Franse Jaarboeken van 1844. De twee andere teksten dateren van meer dan een decennium later. De Inleiding tot de Grondlijnen van de Politieke Economie schreef hij in augustus 1857, maar de tekst bleef onafgewerkt liggen. Het laatste fragment is het Voorwoord tot de Bijdrage tot de Kritiek van de Politieke Economie dat in juni 1859 verscheen. Daarin zet Marx de basisinzichten van zijn economische theorie uiteen, in het bijzonder de waarde- en geldtheorie.
Speelt hier meer dan de klassieke herdenkingsijver die, zoals Marin Terpstra ietwat ironisch opmerkt in het nawoord van de vertalingsbundel, ‘een goed christelijk gebruik’ is? Zijn er andere redenen om Marx te lezen vandaag? Wat is dood en wat is levend in het denken van Marx? Marx is op de eerste plaats actueel door zijn kritiek op de economische en maatschappelijke ongelijkheid. Het succesboek van Thomas Piketty uit 2013 heeft niet toevallig de titel Kapitaal in de 21e Eeuw. De drie decennia na de Tweede Wereldoorlog, de zogenaamde Trente Glorieuses, waren volgens de auteur een uitzondering in de recente geschiedenis. Daarna is de ongelijkheid weer enorm toegenomen: de loonongelijkheid tussen managers en arbeiders-bedienden, maar vooral de ongelijkheid tussen opbrengsten uit kapitaal en uit arbeid. Bezit en armoede worden nog altijd doorgegeven van generatie op generatie. Niet zozeer iemands inspanning als wel zijn geboorteplek bepaalt zijn rijkdom. Piketty vergelijkt onze tijd met het begin van de twintigste eeuw. De schrijnende ongelijkheid is niet alleen onrechtvaardig, ze vormt ook een bedreiging voor de maatschappij. Het draagvlak voor het goede samenleven wordt ondermijnd. Onveiligheid is vooral (hoewel niet uitsluitend) een probleem van ongelijkheid. Marx kiest voor maatschappelijke gelijkheid. Vaak wordt de vraag gesteld of de links-rechtstegenstelling nog relevant is. Jawel: links kiest principieel voor gelijkheid. Wie een bepaalde ongelijkheid verdedigt, moet daar goede argumenten voor geven. Rechts redeneert omgekeerd en kiest principieel voor ongelijkheid. Wie een bepaalde gelijkheid verdedigt, moet daar goede argumenten voor geven. Die keuze zelf is echter een ethische keuze.
Voorts blijft het historisch materialisme actueel, tenminste als men het niet opvat als een omvattende maatschappijtheorie, maar als een methodologisch principe. Om een bepaalde maatschappij, een bepaalde historische periode en bepaalde maatschappelijke problemen te begrijpen, moet men op de eerste plaats kijken naar de economische ordening. Welk soort arbeid wordt verricht? Welke productiemiddelen zijn voorhanden? Hoe zijn de eigendomsverhoudingen, die machtsverhoudingen zijn, geordend? Wie bestuurt bijvoorbeeld de maatschappelijke productie? Waar situeren zich de sociaaleconomische tegenstellingen? In dit opzicht verrichten een groep Italiaanse marxisten vandaag bijzonder boeiend werk, filosofen als Antonio Negri, Paolo Virno en anderen. Zij analyseren het nieuwe karakter van arbeid in het postfordisme en spreken daarbij van immateriële arbeid. Arbeid draait vandaag om informatie, communicatie en affectiviteit, heel verschillend van de klassieke, fordistische handarbeid. Een nieuw proletariaat is ontstaan: geschoolde arbeiders die levenslang leren, creatief zijn, en vaardig zijn in overleg. Zou die nieuwe arbeidsstijl van de werkvloer ook de politiek kunnen inspireren? De Italiaanse marxisten zien in deze menigte (‘multitude’) alvast kansen voor een radicale democratie.
Arbeid draait vandaag om informatie, communicatie en affectiviteit. Een nieuw proletariaat is ontstaan: geschoolde arbeiders die levenslang leren, creatief zijn, en vaardig zijn in overleg
Marx kan duidelijk een inspiratievorm zijn voor een hedendaagse maatschappijkritiek en praktijk. Een probleem is wel dat het marxisme kampt met een aantal onduidelijkheden, dubbelzinnigheden en ontsporingen. Opdat Marx vandaag zou kunnen blijven inspireren is het nodig een aantal knopen te ontwarren. Hieronder geven we tweemaal drie aanzetten: de eerste drie gaan rechtstreeks over de interpretatie van Marx’ ideeën, de laatste drie confronteren deze met meer recente maatschappelijke fenomenen.
Breken met het economisme. De verhouding tussen de economische onderbouw en de politiek-ideologische bovenbouw is een knelpunt in het marxisme. Marx staat voor het historisch materialisme. De onderbouw bepaalt in laatste instantie de bovenbouw. ‘Niet het bewustzijn bepaalt het zijn, maar het zijn bepaalt het bewustzijn,’ schrijft hij. Marx spreekt ook van een wisselwerking tussen de onderbouw en de bovenbouw. De anti-deterministische tendens is echter sporadisch aanwezig, en alleszins minder uitgesproken. Friedrich Engels gaf als reden de specifieke intellectuele constellatie waarin Marx en hijzelf het historisch materialisme ontwikkeld hadden. Zij moesten breken met het heersende idealisme van de neohegelianen. Engels oordeelt echter dat de jongere generatie het belang van de economie overdrijft, waardoor het marxisme ontspoort in economisme. Dat is de opvatting waarin de onderbouw, dat wil zeggen de productiekrachten en de productieverhoudingen, de bovenbouw determineert en de productiekrachten op hun beurt de productieverhoudingen determineren. Dan belandt men in een mechanische visie waarin de hele geschiedenis uiteindelijk gedetermineerd wordt door de stand van de technologie. De Italiaanse marxist Antonio Gramsci benadrukt daartegenover de rol van de ideologie en de politiek. Hij kwam tot dat inzicht in de jaren 1920. Het fascisme kon rekenen op ideologische en politieke steun bij ruime bevolkingsgroepen, kleine ondernemers maar ook arbeiders. Gramsci focust daarom op de politieke praktijk en culturele vorming. Het socialisme maakt slechts een kans als het hegemonie kan bouwen en verwerven. Als het marxisme toekomst heeft, dan is het via de weg van Gramsci. Het is zinloos om te streven naar macht als men niet de geesten en de harten van de mensen kan winnen.
Breken met het historisch determinisme. Volgens Marx is de revolutie onafwendbaar. Het marxisme hanteert vaak een deterministische geschiedenisfilosofie. Engels noemde, in De Ontwikkeling van het Socialisme van Utopie tot Wetenschap, de historische wetmatigheden even objectief en dwingend als de natuurwetten. Het gaat dan om de feitelijke noodzaak van de revolutie en de toekomstige onontkoombaarheid van de klassenloze maatschappij. Langs de andere kant wil Marx met zijn werk de arbeiders bewustmaken van hun uitbuiting. ‘De filosofie is het hoofd van de revolutie, het proletariaat het hart.’ Hij spoort de arbeiders aan om te handelen. Zij moeten zich wereldwijd organiseren om de maatschappij te veranderen. Marx schrijft Het Communistisch Manifest en een programma voor de internationale arbeidersbeweging. Aan het slot lanceert hij telkens de oproep: ‘Proletariërs aller landen, verenigt u.’ Marx stelt daardoor de praxis centraal in zijn werk. Als het marxisme toekomst heeft, dan is het als filosofie van de vrijheid, niet als filosofie van de noodzaak. Een maatschappij zonder uitbuiting en vervreemding is geen gegarandeerd eindpunt, maar een permanent mobiliserende droom. De filosofie van de praxis is een filosofie van de hoop als ze de utopie levend houdt.
Het is zinloos om te streven naar macht als men niet de geesten en de harten van de mensen kan winnen
Breken met het autoritarisme. Marx’ doel is een radicale democratie. In de toekomstige maatschappij beslissen degenen die arbeiden ook over het wat en het hoe van de productie. Wie bestuurd wordt, stuurt ook. De producenten beheren de inrichting van hun samenleven. Maar de overgang naar die klassenloze maatschappij verloopt via de beruchte dictatuur van het proletariaat. Het communisme heeft, in de lijn van Lenin, die politieke strategie doorgezet. Het heeft de deur geopend voor autoritarisme en totalitarisme. Als het marxisme toekomst heeft, dan is het als radicale democratie. De democratie is zowel het eindpunt als de weg daarnaartoe. Men kan geen democratie bereiken via ondemocratische wegen. Merleau-Ponty schreef: ‘Qui se trompe sur le chemin, trahit les fins dernières.’ Het doel heiligt niet de middelen. Men kan in de politiek geen goede doelen realiseren met slechte middelen.
We lieten zien hoe het marxisme kampt met dubbelzinnigheden, maar het is ook getekend door blinde vlekken. Marx fileert de tegenstelling tussen kapitaal en arbeid. Hij is echter een denker van de negentiende eeuw. Niemand kan over zijn eigen tijd heen springen. Hedendaagse denkers wijzen op die lacunes. Merkwaardig echter: juist degenen die wijzen op de blinde vlekken laten zich voor hun maatschappijkritiek vaak inspireren door Marx of door de marxistische traditie.
Feminisme. De marxistische traditie kent enkele bekende vrouwen, onder andere Rosa Luxemburg, Clara Zetkin en Alexandra Kollontaj. Het feminisme is evenwel niet de sterkste interesse van Marx en zijn volgelingen. Zij focussen op eigendomsverhoudingen. De eigendom van de productiemiddelen is de sleutel tot de machtsverhoudingen in de maatschappij. De emancipatie van vrouwen beschouwen zij als bijkomstig, niet dringend. In de klassenloze maatschappij zal het probleem zich ‘vanzelf’ oplossen. Simone de Beauvoir keerde echter ontgoocheld terug uit China. Na de revolutie was de situatie van de vrouwen daar niet noemenswaardig verbeterd. Daarom moest naast de klassenstrijd ook de vrouwenstrijd gevoerd worden. Geenszins mag men de ene strijd laten opgaan in de andere. Om de situatie van de vrouw te analyseren en te bekritiseren laten heel wat hedendaagse filosofen zich weer inspireren door Marx. Hun idee is dat de uitbuiting in het kapitalisme en de onderdrukking onder het patriarchaat samenhangen zonder samen te vallen. Tijdens oorlogen worden vrouwen bijvoorbeeld tewerkgesteld in de industrie om hun strijdende echtgenoten te vervangen. Daarna worden zij weer naar de haard geduwd. Vrouwen vormen bij uitstek een arbeidsreserve. De kritiek op het neoliberalisme en op zijn devies ‘privatisering, deregulering, flexibilisering’ wijst erop dat vrouwen vaak de eerste slachtoffers van precaire arbeid zijn. Waar neoliberalen pleiten voor minder overheid, worden vrouwen, ongehuwde moeders bijvoorbeeld, als eersten getroffen door besparingen in de welzijnssector.
Juist degenen die wijzen op de blinde vlekken laten zich voor hun maatschappijkritiek vaak inspireren door de marxistische traditie
Racisme. Uitbuiting op basis van klasse staat in het brandpunt, discriminatie op basis van ras lijkt secundair. Meer nog, Michel Foucault beschrijft hoe de geschiedenis van het socialisme zelf niet vrij van racisme is. Ook hier is echter een inhaalbeweging bezig. De kritiek op het neokapitalisme gaat vandaag vaak samen met kritiek op het racisme. Loïc Wacquant analyseert in Straf de Armen het recente strafbeleid in de VS. Het neoliberalisme pleit voor minder staat. Inderdaad, stelt Wacquant, de verzorgingsstaat, de ‘zachte kant’, wordt afgebouwd, maar de repressieve functie van de staat, de ‘harde kant’, wordt uitgebreid. In de ogen van de neoliberalen is elkeen de manager van zijn eigen leven. Wie mislukt, wordt niet langer beschouwd als een slachtoffer, maar als een schuldige. De hulpverlening krijgt een disciplinerend en zelfs repressief karakter. De bestraffing viseert arme groepen. Ze volgt ook racistische lijnen. Ze richt zich tegen de arme, zwarte bevolking. Volgens Wacquant zijn we geëvolueerd van welfare over workfare naar prisonfare.
Ecologie. De jonge Marx geeft een aanzet tot ecologisch denken. De mens realiseert zichzelf idealiter in zijn arbeid als gemeenschapswezen in dialoog met de natuur. Marx definieert authentieke, niet-vervreemdende arbeid naar analogie met het scheppen van een kunstwerk. De arbeider drukt zichzelf uit in de materie. Hij respecteert de materie. De latere Marx zet echter in op de ontwikkeling van de productiekrachten. Hij laat de komst van het communisme afhangen van de volle ontplooiing van het industriële kapitalisme. Matthias Lievens schrijft in het themanummer Neomarxisme van De Uil van Minerva: ‘Het marxisme heeft de ecologische problematiek gemist.’ Van de weeromstuit heeft de milieubeweging zich ontwikkeld buiten de theoretische inspiratie en het praktische engagement van marxisten. Vandaag beseft men dat beide problematieken sterk samenhangen. Het kapitaal wordt gedreven door het winstmotief. Het calculeert op korte termijn. Het mist een duurzame visie over wat goed is voor de natuur, voor de planeet, voor komende generaties. Hedendaagse marxisten stellen dat de socialisatie van de productie, dit wil zeggen de controle van de productie door de samenleving, een noodzakelijke voorwaarde is voor een ecologische politiek. Een voldoende voorwaarde is het niet. Nodig daarbij is het relativeren van de economische groei, kritiek op het consumentisme, de bevrijding van de vrije tijd, publieke ruimte voor overleg, discussie en strijd.
Vandaag kunnen wij Marx opnieuw lezen zoals elke andere filosoof: als iemand die bepaalde zaken gezien en bedacht heeft, die de maatschappij analyseert en bekritiseert, en een alternatief bedenkt. Niet als een ideoloog die een omspannend en definitief systeem construeert of de toekomst voorspelt. Marx is een denker van zijn eigen tijd, die tegelijk een perspectief opent op onze tijd. Hijzelf zei: ‘Ik ben geen marxist’.
Walter Weyns, Marx begrijpen. Een actuele inschatting van zijn denken. (Antwerpen-Amsterdam: Houtekiet, 2018).
Karl Marx & Friedrich Engels, De Duitse ideologie: I. Feuerbach en drie basisteksten van Karl Marx. (Nijmegen: Vantilt, 2018).
Rob Devos is emeritus hoogleraar aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte (KU Leuven).
This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License