Deel dit artikel

in the love of strangers vertelt nile green hoe zes iraanse studenten naar het vroegnegentiende-eeuwse engeland kwamen om nieuwe kennis op te doen, zowel op het technische, industriële, militaire als medische vlak. het boek is grotendeels gebaseerd op het dagboek van een van hen, mirza salih, een welsprekende getuigenis van xenofilie. maar die liefde was niet altijd wederzijds.

De liefde voor vreemden

Johan Verberckmoes

Mirza Salih uit de elegante Zuid-Iraanse stad Shiraz verbleef tussen 1815 en 1819 met vijf Iraanse metgezellen in het Engeland van Jane Austen. Als taliban, ‘zoekers naar kennis’, zoals ze zichzelf noemden, zochten ze er de ulum-i jadid of ‘nieuwe wetenschappen’. De hooggeplaatste Iraniërs waren er op uitnodiging van de Engelse overheid, die toen in Iran een bondgenoot zag tegen de Russische expansie. De geletterde Perzen waren zelf bijzonder happig om Inglistan beter te leren kennen. Daar was immers een kennismaatschappij in volle opbouw en ze hoopten snel op de hoogte te geraken van de nieuwste industriële, technische, militaire en medische toepassingen. Mirza hoopte zijn filosofische horizon te verbreden. Het duurde allemaal veel langer dan gepland. Want zij waren tenslotte vreemden in het Engeland van Austen, moslims en als afstammelingen van prominente Iraanse families rondlopend in fraaie, maar ongebruikelijke kleren. Er was geen sprake van racisme, wel van onverschilligheid bij officier Joseph d’Arcy die de opdracht had gekregen hen te begeleiden maar hen al snel aan hun lot overliet. Ze vielen dan maar terug op wat voor vreemdelingen altijd de snelste route blijkt om aansluiting te vinden bij een nieuw land: een landgenoot die al langer in Engeland woonde. Gaandeweg leerden ze dat ze het vooral zelf moesten uitzoeken als ze iets te weten wilden komen. Eenmaal de horde van onverschilligheid genomen, was de beloning echter groot. Vrijwel alle Engelsen die hen ontvingen waren genereus en lieten hen ruim delen in alle innovaties waarvan ze kennis wilden nemen.

Het is een heel opmerkelijk historisch gegeven: jonge Perzen die de nieuwste Britse technologie onder de knie willen krijgen net vóór de doorbraak van de grote industriële, commerciële en koloniale successen van de Britten en daartoe ruim en zonder vooroordelen de kans krijgen. De latere geschiedenis heeft die prille verstandhouding tussen twee sterke naties aan het oog onttrokken, want vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw zouden de Britten bloedig koloniaal in Iran tussenbeide komen. De Brits-Amerikaanse historicus Nile Green gebruikt voor zijn reconstructie van deze episode van kennisuitwisseling tussen Oost en West het in het Perzisch geschreven dagboek van Mirza Salih. Die was aan dat dagboek begonnen van zodra hij Iran verlaten had en via Rusland naar Engeland reisde. Hij hield het tijdens zijn verblijf in Engeland nauwgezet bij. Op elke bladzijde spat zijn liefde voor het vreemde land eraf. Na zijn terugkeer in Iran wou hij exemplaren ervan laten circuleren bij zijn opdrachtgever, de kroonprins, en bij andere hofdignitarissen in Tabriz, maar het is onzeker of dat ooit gebeurd is. Gelukkig bleef het originele dagboek bewaard dankzij Sir Gore Ouseley, tijdgenoot en beschermheer van Mirza en een van de eerste Engelse oriëntalisten. Het wordt bewaard in de British Library en is volgens Green een uitmuntend en welsprekend getuigenis van xenofilie, een liefde voor vreemden. Dat die liefde eerst onbeantwoord bleef en pas na maanden en jaren geduldig contacten leggen wederzijdse liefde werd, is een niet onbelangrijke boodschap van Greens boek.

Mirza Salih had in Iran hoge Engelse officieren rondgeleid en geïnstrueerd. Zijn verwachtingen over Inglistan waren hooggespannen, maar zoals Green met een knipoog naar Jane Austen duidelijk maakt, was Engeland toen provincialistischer dan de kosmopolitisch getrainde Mirza Salih verwachtte. In Londen, waar ze eerst terechtkwamen, waren slechts weinig Perzischsprekenden te vinden en geen school voor de studie van overzeese gebieden. In Croydon (toen nog ver buiten Londen) vonden ze het beste trainingscentrum van het empire in opbouw en kon na maanden van lang wachten hun vorming echt van start gaan. Ze bekwaamden zich in technische kennis van kanonnen, militaire trainingstechnieken, machinebouw en de nieuwste vormen van geneeskunde. Mirza Salih zelf was vooral geïnteresseerd in de humane wetenschappen en zou na hun vijfjarige verblijf een van de eerste drukpersen vanuit Engeland in Iran invoeren. Het vijftal stond letterlijk aan de wieg van sommige van de grootste omwentelingen die de moderne wereld zouden vormen: geavanceerde militaire wapenproductie, seriële productiemethodes voor verbruiksgoederen, evidence-based chirurgische genezingswijzen en goedkoop geproduceerd drukwerk als massacommunicatievorm.

Hoe groot de liefde van de Perzen voor Engeland ook was, de liefde kwam niet altijd van twee kanten en ontgoochelingen en misverstanden hoorden erbij

Wat Mirza Salih nog het meest verbaasde was de ideeënstrijd waarin ze terechtkwamen. Aan de madrasas van Oxford, zoals Salih de colleges steeds noemde, botste hij op de almacht van de zich toen net ontplooiende religieuze beweging van de Evangelicals. Die zouden in de daarop volgende decennia de hele wereld overspoelen met hun bekeringsijver en de Bijbel in de hand. De Perzen bleken enkel nuttig als native speakers van een taal waarin de Bijbel toen ook vertaald werd. Op hun eigen vragen werd niet ingegaan. Ze trokken er zelf de les uit dat ze in Oxford noch Cambridge konden vinden wat ze zochten. Dan bleken de jongste fabrieken in de Stroud Valley in het westelijke Gloucestershire oneindig veel interessanter met hun directe toepassingsmogelijkheden. De belangrijkste nieuwe kennis voor de geletterde en gecultiveerde Mirza Salih (die ijverig Engelse kranten las en er in zijn dagboek over rapporteerde) was die van de drukpers. Hij ging maandenlang in de leer bij een drukker in Londen en leerde er alle onderdelen van de machines kennen. Hoe groot de liefde van de Perzen voor Engeland ook was, de liefde kwam dus niet altijd van twee kanten en ontgoochelingen en misverstanden hoorden erbij. Op een klein kringetje persofielen na, waaronder prominente beschermheren als Sir Gore Ouseley en de Engelsen waarmee ze technische kennis deelden, bleven zij nobele onbekenden, die door hun kleurrijke verschijning in gloedvolle Perzische gewaden weliswaar een ceremoniële toets gaven aan promotiebijeenkomsten of ontmoetingsavonden, maar vooral exotische outsiders bleven. En toch, tijdens het laatste jaar van hun aanwezigheid in Londen beleefden ze diepe vriendschappen en intense culturele genoegens door deelname aan het upper class society leventje. Evenmin waren ze te beroerd om met de drukkersgezellen in de kroeg verhitte radicale pamfletten te becommentariëren. De scheidingslijn tussen hoge en lage sociale klassen was toen nog niet zo scherp getrokken als dat later in de negentiende eeuw het geval zou worden in Groot-Brittannië. Ze verlieten Engeland node en wellicht zullen ook hun Engelse vrienden hen nadien flink gemist hebben.

Green zegt zonder meer dat hij met zijn boek een tegengewicht wil geven aan al te luide commentaren over cultuurclashes waarmee onze media ons voortdurend om de oren slaan. Hij is daarin niet naïef: als Londenaar kent hij de ravage van aanslagen van fundamentalisten. Green wil onze begrippenkaders in vraag stellen en doet dat op subtiele wijze. Zo zijn oriëntalisme en occidentalisme intussen ingeburgerde begrippen die ons kritische denken over ontmoetingen en confrontaties tussen culturen sturen. Hij wil met zijn boek aantonen dat historici zich in dat debat moeten blijven mengen. En hij toont de weg hoe ze dat kunnen doen door nauwgezet aandacht te hebben voor de concrete context waarin die ontmoetingen en confrontaties zich afspelen. Dan krijgen de grote theoretische noemers in het debat een andere gedaante. In dit concrete geval: de liefde voor vreemden en de fascinatie voor andere landen komt niet van ‘ons’, verlichte westerlingen, die contacten willen leggen met andere culturen of technische vooruitgang willen verspreiden.

Sterker nog, Mirza Salih laat in zijn reisverslag en dagboek zien hoe het Engeland van Jane Austen zich nog amper bewust is van de grote buitenwereld dat het in de daaropvolgende eeuw genadeloos zal koloniseren. De Perzen, daarentegen, waren gefascineerd door innovatie en wilden de nieuwste snufjes leren om in hun eigen land toe te passen. Met andere woorden, de oosterlingen zochten actief hoe ze pragmatisch van het Westen konden profiteren en intussen laafden de westerlingen zich op de party’s in Covent Garden aan de oosterse charmes van de Perzen. Het stereotiepe van de nijvere westerling en de indolente oosterling wordt door het lezen van het dagboek van Mirza Salih dus deels op zijn kop gezet. In het echte leven blijken posities inwisselbaar.

De liefde voor vreemden en de fascinatie voor andere landen komt niet van ‘ons’, verlichte westerlingen

Het tweede punt dat Green wil maken is dat diepgaand intercultureel contact de nodige inzet vergt en liefst van de twee kanten. Net als de liefde tussen mensen bloeit de liefde tussen culturen pas echt open als de tegenstrijdigheden naar boven mogen komen. Zo kwamen Mirza Salih en de andere moslims in contact met Evangelicals die zoals gezegd aan de vooravond stonden van een grote doorbraak als missionerende instantie in overzeese gebieden. In hun religieuze identiteit konden ze bijna niet méér van elkaar verschillen. De evangelische professoren lieten er bovendien geen twijfel over bestaan dat de bekering van andere volkeren het doel was van de Bijbelvertalingen waarvoor ze de opdracht gaven. Tegelijk vonden de Perzen en de predikanten al vertalend intellectuele common ground in het zoeken naar de juiste woorden, zonder zich in beide richtingen al te veel over orthodoxie te bekommeren. Toch had Mirza de grootste reserves over de intenties van de Evangelicals en hechtte hij meer waarde aan rationele opvattingen over religie die in Engeland toen ook opgang maakten. Andersom toonden de universiteiten van Oxford en Cambridge in geen enkel opzicht interesse om de Iraanse studenten kennis aan te bieden.

De krijtlijnen van de religieuze opvattingen mochten dan al getrokken zijn en institutionele deuren gesloten blijven, dat weerhield de Perzen er niet van enthousiast contacten te leggen met Engelsen tussen de stoommachines, de nieuwste kanonnen en drukpersen, maar ook in de operazalen en koffiehuizen van Covent Garden. De Iraanse smid Mohammed ‘Ali (die ook tot het gezelschap behoorde) mocht bij een van de beste geweermakers in Londen de nieuwste types geweren bestuderen voor gebruik in eigen land. Het punt dat Green lijkt te maken is dat het opdoen van technische en praktische kennis een manier is om inter- of crosscultureel contact te leggen die ongemerkter gebeurt dan in debatten over religie, moraal, politiek en recht, maar wel effectief is. Ongeacht de uitkomst van de technologietransfer was het gezamenlijke genoegen dat Mirza en de uitbater van de nieuwste fabriek in de Stroud vallei beleefden tijdens het uiteenrafelen van de werking van de machines een solide basis voor vriendschap.

De toe-eigening van kennis in een andere context dan de eigen opvoedingssfeer is een belangrijke methodiek om te weten hoe kennis zich ontwikkelt

De recente interesseverschuiving binnen de geschiedschrijving en breder gezien binnen de geesteswetenschappen naar het statuut en de aard van kennis als een verbindende factor in menselijke interacties vindt in dit boek een schitterende toepassing. Het hedendaagse historische denken over kennis, waartoe ook dit boek behoort, wijst uit dat de toe-eigening van kennis in een andere context dan de eigen opvoedingssfeer een belangrijke methodiek is om te weten hoe kennis zich ontwikkelt. Het is geen loos idee als in een labo vastgesteld wordt dat een medewetenschapper uit een totaal andere culturele context, hoewel binnen dezelfde wetenschappelijke standaarden denkend, op een andere manier nieuwe impulsen geeft aan het denken dan de locals. Dat was in het verleden niet anders. Het gesprek van Mirza met de fabriekseigenaar over de allerkleinste details van de stoommachines zette die man misschien wel aan het denken over verdere vernieuwing. In feite roept het boek dus op om in het vreemde kansen te zien om kennis verder te ontplooien en precies dat laatste is de kern van de grote droom die ondanks alles onze samenleving heel terecht blijft sturen: een open kennissamenleving. De Iraniërs hadden gehoopt op die openheid toen zij in 1815 in Great Yarmouth in Engeland aankwamen. Ze ervaarden dat het niet vanzelf gebeurde, maar ze zetten er zich onverdroten achter en behaalden uitmuntende resultaten. Iran kreeg nieuwe wapens, leerde de drukpers gebruiken en bevestigde haar aloude positie als grootmacht op het scharnier van oost en west.

Anderzijds leerden de Engelsen ook iets van de Perzen. Het is een punt dat Green minder uitspeelt, al alludeert hij wel op het onluikende oriëntalisme en de fervente interesse van de persofielen zoals de gebroers Ouseley. De Bijbelvertalers leerden het Perzisch beter kennen en in de salons van Londen bleef de elegantie van de Perzen niet onopgemerkt. De liefde kwam immers ook van de Engelse kant. Uiteindelijk was het de regering in Westminster die de Perzen aangetrokken had en een goedgezinde minister die hen in staat stelde langer te blijven dan eerst voorzien. Iran zou een grote bondgenoot kunnen blijven. Dat de geschiedenis nadien anders uitgedraaid is, verandert niets aan het feit dat in de tweede helft van de jaren 1810 de weinige Perzen die toen in Engeland waren een levend bewijs waren dat een liefde voor vreemden veel energie opwekt. Ik wil het als parabel nog verder opentrekken: welke Syriër het precies zal zijn weten we nu nog niet, maar er zijn er allicht verschillenden die nu op Belgische bodem beland zijn en die straks mee zullen zitten in de innoverende cockpit van onze kennissamenleving. Historici zullen over enkele eeuwen kunnen duiden waar de blinde vlekken en de gemiste kansen zaten, waar succes behaald werd en waar kennis verloren ging, maar evenzeer waar liefde triomfeerde op de vileine afkeer van vreemden.

Nile Green, The Love of Strangers: What Six Muslim Students Learned in Jane Austen’s London. (Princeton: Princeton University Press, 2015).

Johan Verberckmoes is als historicus verbonden aan de KU Leuven.

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen