Na dertig jaar kreeg België opnieuw een pauselijk bezoek. Paus Franciscus zorgde tijdens zijn verblijf echter voor de nodige ophef met zijn uitspraken over de rol van vrouwen, abortus en het aanpakken van misbruik binnen de Kerk. Deze opmerkingen werpen niet alleen vragen op over zijn kijk op deze gevoelige thema’s, maar ook over de bredere sociale en politieke visie die zijn leiderschap sturen. Welke overtuigingen liggen aan de basis van zijn benadering van actuele kwesties binnen Kerk en maatschappij?
De wereld door de ogen van de periferie: de sociale en politieke visie van paus Franciscus
Valerio Aversano
Paus Franciscus heeft doorheen de jaren een omvangrijk politiek gedachtegoed ontwikkeld. Dat samenvatten is niet eenvoudig. Zijn theologie en zijn sociale en politieke overtuigingen zijn niet enkel een ‘mooie theorie’, maar ontwikkelen zich stap voor stap in de confrontatie met de hedendaagse realiteit waar hij op botst en de bijhorende uitdagingen. Denk bijvoorbeeld aan de polarisatie van het publieke debat en de onverschilligheid ten opzichte van migranten en armen. Daarom is het niet voldoende om enkel zijn officiële standpunten te analyseren, zoals die zijn vastgelegd in drie belangrijke werken: Evangelii gaudium, de ‘magna charta’ van zijn pontificaat, en de encyclieken Laudato Si’ en Fratelli tutti, respectievelijk gericht op de ecologische crisis en een steeds meer verdeelde wereld vol conflicten. Om het denken van Franciscus te doorgronden, moet men ook aandacht besteden aan zijn preken, interviews en de vele toespraken die hij gedurende zijn pontificaat heeft gehouden. Met deze achtergrond in gedachten, is het doel van dit artikel om vier kernprincipes van de sociale en politieke visie van paus Franciscus te belichten, evenals enkele kritieken die over hem circuleren.
Als het mogelijk zou zijn om een moment en een plek vast te leggen die ons iets vertellen over de sociale en politieke visie van paus Franciscus, zouden we moeten beginnen bij Lampedusa. In de loop der jaren is dit kleine eiland voor de zuidkust van Sicilië helaas bekend geworden als aankomstpunt voor honderdduizenden mensen op zoek naar een beter lot in Europa. Slechts enkele maanden na zijn verkiezing besloot Franciscus naar Lampedusa te reizen om zowel zijn betrokkenheid te tonen als onze gewetens wakker te schudden en herhaling van deze tragische taferelen te voorkomen. Dit zou zijn eerste officiële bezoek in zijn prille pontificaat zijn. Tot op vandaag is geen enkele internationale leider naar Lampedusa gereisd, met uitzondering van de huidige voorzitter van de Europese Commissie, Ursula von der Leyen.
In dit kader hekelde Franciscus de globalisering van de onverschilligheid, een uitdrukking die deel is gaan uitmaken van zijn lexicon. Hij omschrijft die onverschilligheid als gewenning aan het lijden van anderen, afstand nemen omdat het ons niets aangaat. Franciscus ziet de oorzaak van die onverschilligheid geworteld in een cultuur van welvaart en het individualisme dat mensen ongevoelig maakt voor het leed van anderen. Franciscus verlegt zo de focus van wat algemeen als de ‘migrantencrisis’ beschouwd wordt naar wat hij de échte crisis noemt, op ethisch-antropologisch en spiritueel niveau. In dit kader verwijst hij naar de idee van broederschap, voor de paus het enige alternatief voor de ‘afgrond’ van de cultuur van onverschilligheid.
Franciscus heeft van de periferieën een bevoorrechte bestemming van zijn reizen gemaakt door plaatsen en mensen te bezoeken die door de media en de politiek vergeten zijn
De keuze voor Lampedusa als eerste officiële reis past perfect bij zijn oproep aan de Kerk om naar de periferieën te gaan. Dit is zeker een van de belangrijkste boodschappen van het pontificaat van Franciscus. In een korte toespraak voor het conclaaf verklaarde de toenmalige kardinaal Bergoglio dat de Kerk geroepen is om uit zichzelf te treden en naar de periferieën te gaan, niet alleen geografisch, maar ook naar de existentiële periferieën. Deze oproep is volgens Bergoglio een imperatief, en het niet vervullen ervan brengt het grote risico met zich mee dat de Kerk autoreferentieel en daarna ziek wordt. De ziekte waar hij naar verwijst is de geestelijke wereldlijkheid: de Kerk riskeert meer bezig te zijn met zichzelf dan met de mensen rond haar. Voor Franciscus heeft het begrip ‘periferieën’ verschillende invullingen: geografisch, maar ook sociaal en spiritueel. De periferie verwijst naar ervaringen van eenzaamheid, uitsluiting, en naar de spirituele dorst.
Franciscus heeft van de periferieën een bevoorrechte bestemming van zijn reizen gemaakt door plaatsen en mensen te bezoeken die door de media en de politiek ‘vergeten’ zijn: van Roma-kampen in Europa of favela’s in Latijns-Amerika, en conflictgebieden zoals de Centraal-Afrikaanse Republiek en Zuid-Soedan. Hij maakte van de periferieën ook het ‘centrum’ van waaruit we de wereld en de Kerk moeten observeren. Hij stoelt deze visie op drie redenen. Allereerst is naar de periferieën gaan een antwoord op een evangelische oproep, want wie zich in de periferie bevindt, de laatsten in onze maatschappij, staat in het Evangelie centraal. Wanneer Franciscus in Evangelii gaudium dus verwijst naar de preferentiële optie voor de armen, sluit dat aan bij een fundamenteel principe van het sociale denken van de Kerk.
Waar zijn de barmhartigheid, solidariteit en gastvrijheid voor de vreemdeling gebleven?
Ten tweede erkent Franciscus het epistemologische belang van de periferieën en stelt hij dat je de werkelijkheid enkel kunt begrijpen als je ze bekijkt vanuit de periferie, en niet wanneer ons standpunt overal even ver vanaf is. Zoals de ethicus Sedmak stelt, is de drijfveer achter deze redenering een poging om machtscentra te decentraliseren, een inspanning die zowel binnen als buiten de Kerk vandaag de dag even noodzakelijk als moeilijk te realiseren lijkt. Ten slotte zijn de periferieën, door hun aard, ver weg en moeilijk te bereiken, vanuit elk oogpunt. Daarom vragen ze volgens Sedmak om een keuze. Met andere woorden, naar de periferieën gaan houdt een fundamentele ethische keuze in: de keuze om uit onze comfortzone te stappen en de ander, vooral diegene die zich het ‘verst’ van ons bevindt, tegemoet te treden. In die zin zijn voor Franciscus de periferieën een belangrijk referentiepunt voor zijn zelfpositionering.
Meerdere malen tijdens zijn pontificaat heeft paus Franciscus verklaard dat de mensheid vandaag bruggen nodig heeft, geen muren. Die muren zijn niet alleen een metafoor, maar ook een concrete realiteit. In Fratelli tutti betreurt hij dat het heden tekenen vertoont van achteruitgang, met oude conflicten die opnieuw oplaaien en agressieve vormen van nationalisme die hevige opstoten kennen. Tegenover dit sombere beeld rijst de vraag: waar zijn de barmhartigheid, solidariteit en gastvrijheid voor de vreemdeling gebleven – enkele fundamentele elementen van de westerse beschaving? Volgens Franciscus is dit de paradox van een steeds meer geglobaliseerde samenleving, die van ons wel buren maakt, maar geen broeders.
In de encycliek Fratelli tutti plaatst paus Franciscus wat hij omschrijft als een ‘cultuur van muren’ tegenover de ‘cultuur van ontmoeting’ die gebaseerd is op broederschap. Volgens Franciscus maakt deze cultuur van muren ons tot gevangenen van onze angsten en onzekerheden, wat leidt tot de bouw van steeds nieuwe muren om ons te beschermen tegen datgene wat ons angst inboezemt. Broederschap daarentegen streeft ernaar een cultuur van ontmoeting te bevorderen, die vraagt onze angst om anderen te benaderen opzij te zetten en hun anders-zijn te accepteren.
Op politiek niveau vertaalt de cultuur van ontmoeting zich naar ‘politieke liefde’. Volgens Franciscus betreedt een individu wanneer hij zich bij anderen aansluit om sociale processen van broederlijkheid en gerechtigheid voor iedereen te creëren, het terrein van de grootste vorm van naastenliefde, namelijk de politieke liefde. Deze politieke liefde vereist dat je een individualistische mentaliteit laat varen ten behoeve van het algemeen welzijn. Geïnspireerd door Thomas van Aquino, maakt Franciscus onderscheid tussen liefde ‘uit innerlijk verlangen’ (elicitus), dat wil zeggen interpersoonlijke liefde, en ‘bevolen’ of ‘vereiste’ liefde (imperatus), dat wil zeggen liefdadigheidsdaden die gericht zijn op het creëren van een rechtvaardigere en meer solidaire maatschappij. De eerste vorm van liefde omvat direct contact met anderen, terwijl de bevolen liefde gericht is op het veranderen van sociale omstandigheden en structuren van een gemeenschap zonder noodzakelijkerwijs direct contact met iedereen. Deze tweede vorm van liefde is kenmerkend voor de politieke liefde waarover Franciscus spreekt.
Een dergelijke boodschap staat zo ver van de realpolitik dat ze utopisch en naïef kan lijken. Toch moet dit in een breder perspectief worden geplaatst. Franciscus geeft geen beschrijving van de werkelijkheid, maar nodigt uit om die te veranderen door processen van broederschap op gang te brengen, ten behoeve van diegenen die in nood verkeren. Hij wil gewetens wakker schudden door politici uit te nodigen de ‘ware’ roeping van hun missie te herontdekken. In die zin is Franciscus’ oproep er een tot persoonlijke verantwoordelijkheid en een uitnodiging om de betrokkenheid van de politici in de politiek te beschouwen als de hoogste vorm van dienstbaarheid, en dus van liefde.
De milieucrisis kan niet losgekoppeld worden van haar menselijke en sociale dimensies
De encycliek Laudato si’, gewijd aan de zorg voor ons gemeenschappelijk huis en het milieuvraagstuk, is gebaseerd op het concept van ‘integrale ecologie’. Wanneer Franciscus spreekt over integrale ecologie, doelt hij op het feit dat alles met elkaar verbonden is, waardoor de milieucrisis niet losgekoppeld kan worden van haar menselijke en sociale dimensies. Daarom heeft Franciscus herhaaldelijk gezegd dat Laudato si’ niet alleen een groene encycliek is, maar ook een sociale encycliek. Franciscus stelt in Laudato si’ dat een ware ecologische benadering altijd een sociale dimensie krijgt, waarin gerechtigheid een centrale plaats moet innemen in milieudiscussies, zodat zowel de roep van de aarde als die van de armen wordt gehoord.
De oproep van Franciscus om aandacht te besteden aan de schadelijke gevolgen voor de aarde en de armen van wat hij de wegwerpcultuur noemt, ligt aan de basis van het project Economy of Francesco. Dit is een platform voor jonge economen en ondernemers die zich inzetten voor een meer rechtvaardige, inclusieve en duurzame economie. Het project, dat in 2019 op initiatief van paus Franciscus van start is gegaan, heeft tot nu toe enkele tienduizenden jongeren in meer dan honderd landen betrokken via workshops, seminars en internationale conferenties, met bijdragen van experten, waaronder Nobelprijswinnaars Muhammad Yunus en Angus Deaton.
Franciscus is echter niet gevrijwaard gebleven van kritiek. Een uitdagend onderwerp voor Franciscus en de Kerk vandaag is gendergelijkheid. Tijdens zijn hele pontificaat heeft Franciscus herhaaldelijk gesproken over de waardigheid en de rechten van vrouwen. Het gebruik van inclusieve taal en de benoeming van enkele vrouwen op sleutelposities in het Vaticaan neemt echter de noodzaak van diepere en meer systemische reflectie niet weg. Het gaat er niet alleen om meer vrouwen in leidinggevende functies in kerkelijke structuren op te nemen, maar meer in het algemeen om de fundamentele bijdrage van vrouwen als essentiële veranderaars en gemeenschapsbouwers van onderaf adequaat te erkennen, vooral – maar niet alleen – in contexten die worden gekenmerkt door armoede, geweld en schaarste. Theologe Lisa Cahill stelt echter dat de encyclieken van Franciscus weliswaar de waardigheid en rechten van vrouwen erkennen, maar dat hun impact op de maatschappij niet wordt erkend en gereduceerd wordt tot stereotype rollen.
Tijdens zijn recente bezoek aan België in september 2024 stelden de rector van de KU Leuven en de studenten van UCLouvain de paus vragen over de rol van de vrouw in de Kerk. In Leuven gaf Franciscus geen antwoord op deze vraag. Zijn uitspraken hieromtrent in Louvain-la-Neuve daarentegen werden bekritiseerd als deterministisch en reductief. De controverse ontstond door de opmerking van de paus dat de vrouw gekenmerkt wordt door ‘vruchtbare verwelkoming, verzorging en levengevende toewijding’ en dit niet voortkomt uit consensus of ideologieën, maar vanaf de schepping in haar natuur is vastgelegd.
Nog delicater is de vraag naar de rol van LGBTQIA+-personen binnen de Kerk vandaag, ook al heeft Franciscus in Amoris laetitia opgeroepen om ieder mens te verwelkomen en te respecteren onafhankelijk van zijn seksuele geaardheid en heeft hij betoogd dat een ‘selectieve’ Kerk die mensen met een andere seksuele geaardheid afwijst, verandert in een ‘sekte’ die haar eigen identiteit verraadt. Tegenwoordig wordt er minder angstig over homoseksualiteit in de Kerk gesproken dan vroeger, maar het veranderingsproces stuit op moeilijkheden, niet in het minst omdat er in de Kerk zeer verschillende culturen en gevoeligheden naast elkaar bestaan.
Een selectieve Kerk die mensen met een andere seksuele geaardheid afwijst, verandert in een sekte die haar eigen identiteit verraadt
Een ander kritisch aspect betreft de praktische toepassing van de politieke visie van Franciscus. Hoewel Franciscus’ oproep tot een betere politiek natuurlijk begrepen moet worden als een evangelische oproep tot persoonlijke verantwoordelijkheid en niet als een strikte handleiding, blijft de vraag hoe de evangelische liefde concreet beleefd kan worden in een politieke context, waar andere prioriteiten en andere categorieën de agenda bepalen. Wat betekent het concreet om dialoog in de politiek te verwezenlijken en wat met mensen die geen dialoog willen? Hoe verzoenen we de opvang van migranten aan de grenzen met de steeds sterkere bevestiging van nationale en subnationale politieke identiteiten? Is de visie waarover Franciscus schrijft niet slechts een utopie?
Doorheen zijn hele gedachtegoed verbindt een rode draad de verschillende sleutelconcepten van het sociale en politieke denken van Franciscus: zijn idee van universele broederschap – die zowel de mensheid als de schepping omvat – is een antwoord op de onverschilligheid en de wegwerpcultuur. Al vanaf zijn jonge jaren als theologiestudent was Franciscus gefascineerd door de ignatiaanse idee van de ‘coincidentia oppositorum’, oftewel het samenvallen der tegenstellingen. Deze eenheid elimineert niet de spanningen en diversiteit, maar verwelkomt en waardeert ze, als een integraal deel van het menselijke leven en de weg van de Kerk. Voor Franciscus is de taak van de Kerk juist om een krachtige bron van eenheid te zijn te midden van de verdeeldheden van de geschiedenis. In Fratelli tutti legt hij uit dat de Kerk zich moet inzetten een cultuur van ontmoeting te bevorderen en een samenleving te bouwen die lijkt op een veelvlak waarin verschillen naast elkaar bestaan en elkaar aanvullen, verrijken en verhelderen, zelfs als hierdoor discussies en zelfs wantrouwen kunnen ontstaan.
Valerio Aversano is doctoraatsonderzoeker aan KU Leuven. Hij focust op de relatie tussen extreemrechtse politiek, emoties en religie. Zijn onderzoek omvat ook christelijk-sociaal denken.

This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License