Deel dit artikel

De Nobelprijs voor Literatuur is de oudste en meest prestigieuze literatuurprijs van de wereld. Wie de prijs wint, behoort naar verluidt tot de canon. Maar de keuze van de winnaar is vaak omstreden. Van de 117 winnaars tussen 1901 en 2024 is een groot deel vandaag volkomen vergeten en veel ‘klassiekers’ werden nooit laureaat. Wie bedacht deze prijs en welk verhaal vertelt de geschiedenis en werking ervan over de betekenis van literatuur in de wereld?

Bien étonnés de se trouver ensemble. Het verhaal van de  Nobelprijs voor Literatuur

Anke Gillleir

Elk jaar in het vroege najaar is de focus van de we­reldpers een paar uur lang gericht op de Zweedse hoofdstad Stockholm, waar de Nobelprijs voor Literatuur bekend gemaakt wordt. Tot ver buiten de literatuurminnende wereld wordt deze prijsuitrei­king waargenomen. De schokgolf die de prijs bij fervente lezers, critici, uitgevers en academici kan veroorzaken, is geen algemeen verschijnsel. Toch is de Nobelprijs voor Literatuur een jaarlijks globaal fenomeen. Het is de oudste, grootste en bekendste literaire prijs ter wereld en hij is bekender dan de andere Nobelprijzen. Waarom is er een Nobelprijs voor Literatuur? En hoe globaal kan literatuur zijn, steevast ontsproten aan één taal en context?

Het begon met het foute overlijdensbericht. In de zondagseditie van Le Figaro, een van de kranten waarop hij geabonneerd was, vernam de Zweedse scheikundige Alfred Nobel op 15 april 1888 zijn ei­gen overlijden. Onder de rubriek Hors Paris ver­meldde de krant kort en weinig flatteus: ‘Un homme qu’on ne pourra que très difficilement faire passer pour un bienfaiteur de l’humanité est mort hier à Cannes. C’est M. Nobel, inventeur de la dynamite.’ Alfred Nobel woonde weliswaar in Frankrijk, maar gestorven was zijn broer Ludvig. Volgens de overlevering hield deze berichtgeving Alfred Nobel op pijnlijke wijze de spiegel van zijn nalatenschap voor. Omdat hij niet zo herinnerd wilde worden, veranderde hij zijn testament ten bate van de mensheid. De scheikun­dige, ondernemer en multimiljonair besliste dat het grootste deel van zijn aanzienlijke fortuin naar een fonds zou gaan waarvan de rente elk jaar in vijf gelijke delen werd verdeeld om uitgereikt te wor­den als jaarlijkse internationale prijs voor buitengewone prestaties in de fysica, de scheikunde, de fysiologie en/of geneeskunde, de literatuur en voor de vrede. Nobel stipuleerde uitdrukkelijk dat hij op die manier de vooruitgang van de mensheid wilde bevorderen: ‘åt dem, som under det förlupne året haf­va gjort menskligheten den största nytta.’ Belangrijk was dat het testament ook een duidelijke tijdsbepa­ling bevatte: de prijs moest naar prestaties uit het voorbije jaar gaan. Zo werd de actualiteit van voor­uitgang gegarandeerd en ging de prijs niet naar de nazaten van, bijvoorbeeld, Newton of Goethe. De lak­moesproef van de actuele waarde was er voor de Nobelprijs voor Literatuur meteen: de eerste prijs ging in 1901 naar de Franse dichter Sully Prudhomme (1839-1907). Dat leidde tot een protestactie in de media (vooralsnog vooral in Zweden), omdat men het een schande vond dat de allergrootste levende en legendarische auteur, Leo Tolstoj, niet bekroond was. Het argument van de commissie was conse­quent: Tolstojs beroemdste werk lag in 1901 al ver terug in de tijd en bovendien leefde de Russische auteur ondertussen in een zelfgeschapen mystieke wereld die nog weinig met de realiteit te maken had.

Naast de houdbaarheidsdatum had Alfred Nobel in zijn testament voor de categorie literatuur nog een ander criterium toegevoegd: ‘det utmärktaste i idealisk rigtning’ (het meest uitmuntend in ideale richting). Wat ‘uitmuntend’ en ‘ideaal’ precies bete­kenden, was niet eenduidig, toen niet en nu niet. Had Nobel een stilistisch ideaalbeeld in gedachten, een bepaalde vorm die literaire teksten moesten hebben? Of doelde hij op de inhoud en was het een politieke aanduiding, iets utopisch? Deze twee as­pecten zijn belangrijk om meerdere redenen. Ten eerste kan in literatuur net zomin als in de beel­dende kunst de boodschap losgewrikt worden van de vorm zonder dat het geheel verloren gaat. Ten tweede zijn beide aspecten in wisselende mate on­derhevig aan verandering. Had Alfred Nobel in 1895 thematisch en stilistisch een norm vastgelegd voor alle literatuur in de wereld die nog moest komen? De geschiedenis van de Nobelprijs voor Literatuur toont dat die bijzin geen conservatief fundament werd, maar dat de onduidelijkheid in Nobels testa­ment telkens weer tot nieuwe interpretaties en – ergo – uiteenlopende winnaars leidde. Het was de Zweedse Koninklijke Academie in Stockholm die daarover moest nadenken. Aan deze instelling, op­gericht in 1786 door Gustav III, vertrouwde Nobel de uitvoering van het literaire luik van zijn testament toe. Na enige overredingskracht door haar toenmalige secretaris Carl David af Wirsén werd er be­slist een commissie op te richten die elk jaar een se­lectie van kandidaten zou opstellen waaruit de acht­tien leden van de Academie hun keuze maken voor de toekenning van wat de meest prestigieuze en grootste literaire prijs ter wereld zou worden. Alfred Nobel zelf woonde in Parijs, maar de hoofdstad van Zweden als basis voor een prijs met een universele uitstraling was met het oog op de wereldpolitiek van de twintigste eeuw een goede neutrale keuze.

Het vervolg van dit artikel leest u in de papieren versie van Karakter 88. De volledige tekst verschijnt later online.

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen