Deel dit artikel
 

De geschiedenis is gevuld met talloze voorbeelden van mensen die verwerpelijke bevelen volgden, van de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog tot de folteringen in de Abu Ghraib-gevangenis. De dominante verklaring in de afgelopen decennia was dat het volstond om een meedogenloze bureaucratie te installeren. Recent onderzoek nuanceert deze verklaring echter en wijst op de noodzaak om de complexe dynamieken van gehoorzaamheid en verzet beter te begrijpen.

Immoreel gezag: waarom gehoorzamen we moreel bedenkelijke bevelen?

Emilie Caspar

 

Stel jezelf een situatie voor waarin een autoriteitsfiguur je vraagt om iets te doen dat moreel bedenkelijk is. Hoever zou je gaan in je gehoorzaamheid? Waarom zijn sommige mensen meer geneigd om bevelen te gehoorzamen, zelfs als ze ingaan tegen hun persoonlijke waarden? Verschillende studies naar gehoorzaamheid, die deze boeiende en ingewikkelde vragen hebben onderzocht, onthullen verrassende waarheden over het menselijk gedrag. Door deze studies nader te bekijken, ontdekken we niet enkel de factoren die onze gehoorzaamheid sturen, maar verkennen we ook diepgaande implicaties voor het begrijpen van de menselijke natuur, sociale dynamieken en historische contexten. Waarom gehoorzamen we en wat zijn de grenzen van onze onderdanigheid?

De onderzoeken van Stanley Milgram, waarvan de eerste publicatie in 1963 verscheen, zijn misschien wel de bekendste uit de psychologie, en zelfs in de wetenschappen in het algemeen, en kwamen aan bod in tal van tv-programma’s en boeken. Deze studies zijn niet alleen bekend omdat ze zowel controversieel als innovatief waren, maar ook omdat ze weerklank vonden in de wereld na de Tweede Wereldoorlog. Stanley Milgram, net als veel andere mensen wereldwijd, had op televisie de rechtszaak tegen de nazicrimineel Adolf Eichmann in Jeruzalem gevolgd. Gedurende zijn rechtszaak pleitte Eichmann dat hij slechts een uitvoerder was die enkel bevelen opvolgde. Dit bracht Milgram ertoe zich af te vragen of mensen in staat zijn misdaden te plegen onder invloed van een autoriteit.

Tussen 1961 en 1962 voerde hij 23 studies uit, waarvan er 18 werden gepubliceerd. In een klassieke versie van zijn studie rekruteerde hij deelnemers via advertenties in lokale kranten voor een experi­ment aan Yale University over het verband tussen geheugen en straf. Wanneer de participant in het lab aankwam, werd hij verwelkomd door een onderzoe­ker. Er was ook een derde persoon, voorgesteld als een andere deelnemer, die in werkelijkheid samenwerkte met de onderzoeker. Na een gemanipuleerde loting werd de valse participant, in de rol van leer­ling, naar een kamer gebracht en aangesloten op een elektrisch apparaat. De onderzoeker vertelde de echte participant, die de rol van leraar op zich moest nemen, dat hij de leerling woordparen moest aanle­ren. Tijdens een geheugentest moest de leerling bij het horen van het eerste woord uit een woordpaar het tweede woord zelf aanvullen. De leraar werd op­gedragen om de leerling bij elke fout een elektrische schok toe te dienen. Hiervoor had de leraar een schokgenerator met verschillende niveaus, van 15 volt (‘heel lichte schok’) tot 450 volt (‘XXX’), die waarschijnlijk dodelijk was, al werd dit niet gezegd. Bij elke fout moest de leraar een schok toedienen, telkens met een hogere intensiteit. Aangezien de ex­perimentele procedure nep was (wat de leraar niet wist), maakte de leerling opzettelijk steeds meer fouten, waardoor de leraar steeds gevaarlijkere schokken moest toedienen. Wanneer de leraren aarzel­den, had de onderzoeker, die tijdens de hele proce­dure aanwezig bleef, vier uitspraken ter beschikking om de participant te motiveren door te gaan, zoals ‘het onderzoek vereist dat u doorgaat’.

Waarom zijn sommige mensen meer geneigd om bevelen te gehoorzamen, zelfs als ze ingaan tegen hun persoonlijke waarden?

Met deze experimentele procedure wilde Milgram bestuderen wanneer de leraren zouden stoppen. Hij vroeg ook aan experts in menselijk gedrag om de acties van de participanten in deze studie te voorspel­len. Alle experts waren het erover eens dat niemand de gevaarlijkste schok zou toedienen en dat de mees­te mensen zouden stoppen bij de lichtere schokken zodra ze de leerling pijnkreten zouden horen slaken. Milgram vroeg ook aan lukrake mensen of zij zulke bevelen zouden gehoorzamen. Iedereen bevestigde dat ze nooit de maximale schok zouden toedienen.

De resultaten van Milgram stonden echter in schril contrast met deze voorspellingen, waarbij een aanzienlijke kloof werd onthuld tussen het geschatte gedrag en het werkelijke gedrag van de deelnemers. Milgram ontdekte dat 62,5% van de deelnemers de schok met maximale intensiteit toedienden, zelfs wanneer zij de klachten en smeekbeden van de leer­lingen konden horen. Milgram, vergelijkbaar met de bekende filosoof Hannah Arendt, zag deze resul­taten als een illustratie van de ‘banaliteit van het kwaad’. Volgens hen is kwaad niet per se het resul­taat van sadistische of kwaadaardige persoonlijkhe­den; onder de invloed van een autoriteitsfiguur kan iedereen in staat zijn tot onvergeeflijk gedrag.

Milgram testte verschillende versies van zijn ini­tiële paradigma en hij observeerde dat sommige factoren dit gehoorzaamheidspercentage konden verminderen. Zo stopten de leraren sneller met het toedienen van schokken wanneer de autoriteitsfiguur (de onderzoeker) niet in dezelfde kamer stond, maar de bevelen vanuit een verder verwijderde kamer gaf, of wanneer de leerling (het slachtoffer) net wel in dezelfde kamer als de leraar (de partici­pant) zat. Hetzelfde deed zich voor wanneer er twee autoriteitsfiguren tegelijk aanwezig waren, maar het onderling oneens waren. Immorele bevelen worden het meest opgevolgd wanneer de autoriteitsfiguur nabij is, het slachtoffer veraf, en de autoriteit zelf onbetwist is.

Na de publicatie van dit onderzoek werd de studie fel bekritiseerd vanwege ethische bezwaren. Zo werden de participanten misleid, aangezien ze niet wisten dat de situatie nep was en werkelijk dachten dat ze iemand aan het vermoorden waren. Ze wer­den vaak geconfronteerd met langdurige gewetens­conflicten of zelfs met het besef dat ze potentiële moordenaars waren. Deze kritiek heeft een beslissende invloed gehad op de ethische standaarden die momenteel in psychologisch onderzoek worden ge­bruikt en op de uitvoering van daaropvolgende stu­dies naar het volgen van bevelen.

Nieuwe technieken, zoals MRI en elektro-encefalografie, stellen ons in staat te onderzoeken wat er in de hersenen gebeurt wanneer mensen bevelen volgen

In de nasleep van Milgrams studies hebben ver­schillende wetenschappers variaties van zijn initiële studie voorgesteld om nieuwe ethische standaarden te respecteren. Een team van onderzoekers stelde een virtuele aanpassing van Milgrams experiment voor, waarbij participanten wisten dat de schokken aan een virtuele avatar werden toegediend. Hier­door vielen ethische bezwaren weg, aangezien het fictieve personage geen pijn kon voelen. Een andere onderzoeker stelde de ‘150-volt methode’ voor, die het originele paradigma repliceert, maar met een maxi­maal schokniveau van 150 volt, wanneer leerlingen doorgaans beginnen te klagen. Andere onderzoekers, zoals ikzelf, hebben echte schokken gebruikt, om geen vals verhaal te hoeven gebruiken. Deze schokken zijn echter gekalibreerd op het pijnniveau van de participanten. Dat is een belangrijke ethische maatregel, omdat er geen misleiding plaatsvindt, maar ook omdat de deelnemers weten dat de schokpijn draaglijk is en niet met ernstige gevolgen geassoci­eerd is voor de persoon die de schok krijgt. Alle stu­dies, ongeacht de taak, bevestigen echter dat deelnemers in een experimentele omgeving zeer gehoor­zaam zijn.

Een van de weinige uitzonderingen met dezelfde ethische problemen als die van Milgram is het expe­riment op de Franse televisie dat de studie van Mil­gram heeft gerepliceerd (le Jeux de la Mort, te bekij­ken op YouTube). De experimentele procedure was haast identiek, maar de bevelen kwamen van een tv-presentator in plaats van een wetenschapper. Als een deelnemer na verschillende aanmoedigingen van de presentator nog steeds aarzelde om door te gaan, werd het publiek aangespoord hem te overtui­gen om door te zetten. In deze versie was het ge­hoorzaamheidspercentage 81%, wat hoger is dan de meeste resultaten van Milgram. Sommigen bewe­ren dat het publiek een grote invloed had op de gehoorzaamheid en de deelnemers meer kon moti­veren om door te gaan, terwijl andere onderzoekers met een mengeling van humor en ontsteltenis zeg­gen dat televisie meer impact heeft op mensen dan wetenschappers.

Op basis van zijn bevindingen ontwikkelde Milgram de agentic state theory. Deze theorie stelt dat wanneer mensen accepteren zich te onderwer­pen aan een autoriteitsfiguur, zij hun verantwoor­delijkheidszin aan de onderzoeker overlaten. Er werden echter geen empirische gegevens op een systematische manier verzameld, behalve de persoonlijke gevoelens van de deelnemers, die soms aangaven dat de onderzoeker of Yale University verantwoordelijk waren voor de gebeurtenissen.

Andere onderzoekers hebben voorgesteld dat het gehoorzaamheidspercentage veel hoger is wanneer de deelnemers door de onderzoeker ‘in de naam van de wetenschap’ gemotiveerd worden om door te gaan. Volgens deze auteurs beschouwen deelnemers de onderzoeker als een ‘goede leider’ die ze kunnen volgen wanneer ze denken dat ze gehoorzamen aan een groter doel. Vanuit dit perspectief zijn de deel­nemers geen door de onderzoeker gemanipuleerde poppen, zoals de agentic state theory suggereert, maar actoren die overtuigd worden van de rechtvaardig­heid van hun acties. Deze theorie werd bevestigd door recente experimenten die deze onderzoekers zelf uitvoerden, maar de resultaten konden later niet ge­repliceerd worden. Hierdoor is het onwaarschijnlijk dat deze theorie de defini­tieve verklaring biedt.

Gedurende het laatste decennium werd een nieuwe experimentele aanpak ontwikkeld die gebruikmaakt van verschillende technieken, zoals MRI of elektro-encefalografie, om te onderzoeken wat er in de her­senen gebeurt wanneer mensen besluiten bevelen te volgen. Deze methoden helpen de mechanismen van gehoorzaamheid te begrijpen en de invloed ervan op ons gedrag te doorgronden. Zo werden deelnemers in een MRI-scanner geplaatst en kregen ze bevelen van een onderzoeker om pijnlijke schok­ken aan een slachtoffer toe te dienen in ruil voor een kleine financiële beloning. Ze konden via een camera de schokken op de hand van het slachtoffer in real-time observeren, wat een ‘empathische’ re­actie in de hersenen van de deelnemers opwekte. Empathie is een biologisch fenomeen dat diep ver­ankerd is in onze hersenen, wat blijkt uit de activi­teit in de anterior cingulate cortex en de anterior insula. Deze gebieden worden geactiveerd wanneer we pijn voelen of wanneer we anderen zien lijden. In een MRI-scanner experiment waren deelnemers vrij om te beslissen of ze een beloning voor de schok wilden ontvangen of geen schok wilden toedienen. In een andere experimentele conditie volgden de deelnemers de bevelen van de onderzoeker. Resultaten hebben aangetoond dat de activiteit in deze hersengebieden zwakker was wanneer mensen gehoor­zaamden in vergelijking met wanneer zij vrij waren te beslissen. Dit betekent dat het gehoorzamen aan bevelen empathie in het brein vermindert, terwijl zelfstandig beslissen dit niet doet. Andere onder­zoeken hebben aangetoond dat gehoorzamen aan bevelen ook de activiteit in hersengebieden ver­mindert die betrokken zijn bij schuldgevoel en het gevoel van keuzevrijheid. Deze resultaten tonen aan hoe gehoorzaamheid aan bevelen onze afkeer om anderen schade te berokkenen verandert.

Studies naar individuen die bevelen weigeren in genocidale contexten zijn essentieel

De impact van Milgrams werk wordt grotendeels verklaard door zijn bewering een psychosociale verklaring voor de Holocaust te bieden. Het was niet langer nodig om sadistische impulsen of antisemi­tisme aan te voeren om het gedrag te verklaren van de talloze burgers die deze genocide mogelijk maak­ten. Het volstond om een goed geleide hiërarchie binnen een meedogenloze bureaucratie te installe­ren.

Voorafgaande historische analyses hebben deze verbanden echter in twijfel getrokken. Uit recentere onderzoeken naar de Holocaust blijkt dat juist in de regio’s van Oost-Europa waar de staat en de bureau­cratie waren verdwenen het grootste aantal Joden werd uitgeroeid, vaak in contexten waar ongehoor­zaamheid nauwelijks werd bestraft en waar indivi­duen aanzienlijke autonomie hadden. Dit suggereert dat, zelfs als de door Milgram vastgestelde effecten reëel zijn, hun toepasbaarheid op massamoorden en genocides twijfelachtig is. Anderzijds onthullen onderzoeken met genocideplegers in Rwanda en Cambodja dat gehoorzaamheid toch de hoofdreden is die zij opgeven voor hun daden. Zelfs wanneer deze reden door sommige mensen als rechtvaardi­ging wordt aangedragen, is het interessant op te merken dat deze verklaring consistent blijft, onge­acht de historische gebeurtenis, het land, het vonnis na een rechtszaak of de tijdsperiode. De conclusie zou kunnen zijn dat gehoorzaamheid, ook al wordt deze soms als een expliciete reden genoemd, ook een werkelijke oorzaak is die onze hersenen en ge­dragingen beïnvloedt. Sommige auteurs hebben zelfs gesuggereerd dat sociale dynamieken, zoals groeps­conformiteit, gehoorzaamheid aan bevelen en intergroepsvooroordelen, de primaire redenen zijn om aan genocides deel te nemen.

Het onderzoek naar gehoorzaamheid blijft cruci­aal, aangezien de wereld, ondanks internationale regelgeving met betrekking tot militaire wetten, nog steeds getuige is van wreedheden die gerechtvaar­digd worden door simpelweg gehoor te geven aan bevelen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de Abu Ghraib-gevangenis of, meer recentelijk, met een Russische soldaat die in Oekraïne een ongewapende burger neerschoot. Studies naar het gedrag van indi­viduen die zich verzetten tegen bevelen in genoci­dale contexten zijn bijzonder relevant voor het ont­wikkelen van strategieën om de rampzalige gevol­gen van blinde gehoorzaamheid tegen te gaan.

Matthew M. Hollander en Jason Turowetz, Morality in the Making of Sense and Self: Stanley Milgram’s Obedience Experiments and the New Science of Morality. (Oxford: Oxford University Press, 2023).

Stanley Milgram, Obedience to Authority. (New York: Harper and Row, 1974).

Emilie A. Caspar, Just Following Orders: Atrocities and the Brain Science of Obedience. (Cambridge: Cambridge University Press, 2024).

Emilie Caspar is hoofddocent aan de Universiteit Gent in neurowetenschappen binnen de faculteit psychologie en educatieve wetenschappen. Ze werkt aan de neurale mechanismen van (im)morele gedragingen, met onderzoek aan de universiteit, maar ook veldonderzoek in Belgische gevangenissen en in Rwanda en Cambodja naar genocideplegers en individuen die tijdens een genocide slachtoffers helpen of redden.

 
Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen