Deel dit artikel

europese landen zijn voor hun grondstoffen zo sterk afhankelijk van het verre buitenland dat de toekomstige toelevering van die grondstoffen zorgen baart. de bezorgdheid is terecht, zeker in het licht van de hoge ambities voor de transitie naar hernieuwbare energie. er is dan ook nood aan een breed scala aan maatregelen, zoals meer en betere recyclage, efficiëntere en innovatievere materialen en een langere levensduur van producten. een meer circulaire economie zou ervoor zorgen dat de waarde van materialen zo lang en zo nuttig mogelijk in de economie wordt gehouden en dat afval en grondstoffenverbruik verminderd worden.

Circulaire economie: waardebehoud als basis voor een duurzame maatschappij

Karel Van Acker

Zodra er een nieuwe Europese Commissie is gevormd in 2024, is het niet zeker dat klimaat nog steeds een prioriteit is. Wat echter wel nog met stip in de plannen staat is het streven naar een circulaire economie. De politieke aandacht voor circulaire economie is er vooral gekomen door de bezorgdheid over de toekomstige toelevering van grondstoffen, onder andere voor hernieuwbare energie. Europa is voor haar grondstoffen erg afhankelijk van het verre buitenland. Dat hebben we goed gemerkt tijdens de covidcrisis en tijdens de oorlog in Oekraïne. Wat kan de circulaire economie bijdragen aan toeleveringszekerheid? Wat zijn de (mogelijke) plannen en hoe worden deze momenteel ingevuld? En wat zijn opportuniteiten en valkuilen bij het uitrollen van de circulaire economie?

De bezorgdheid over de toeleveringsonzekerheid van grondstoffen is terecht, zeker in het licht van de hoge ambities voor de energietransitie. Denk hierbij bijvoorbeeld aan lithium, een essentieel element voor het maken van batterijen van elektrische voertuigen. De toenemende vraag naar lithium zou tot 2050 wereldwijd met minstens 8 % per jaar stijgen, in Europa zelfs met 12 à 13 %. Dat betekent een verdubbeling van de vraag naar lithium elke drie jaar. Het geeft de grootte van de uitdaging aan. Naast het klassieke recept van meer mijnen voor lithium, die ongetwijfeld ook nodig zijn, zal een uitdaging van dergelijke omvang met een brede mengeling van maatregelen moeten worden aangepakt: meer en betere recyclage, materiaalinnovaties, efficiënter gebruik en langere levensduur van producten…

De circulaire economie is niet enkel een middel om toeleveringsonzekerheden aan te pakken

Het zou de circulaire economie echter oneer aandoen om het concept te verengen tot een middel om toeleveringsonzekerheden aan te pakken. Circulaire economie is in de eerste plaats ontstaan vanuit de vaststelling dat er veel materialen, en dus veel waarde, verloren gaan bij productie en uiteraard ook na gebruik van producten, wanneer ze bij het afval worden gezet. Eigenlijk is het gek dat er veel moeite (lees: veel energie, arbeid, grondstoffen) wordt gestopt in het maken van producten, om daar slechts korte tijd nut uit te halen. Circulaire economie wil dat veranderen. Een algemene definitie is immers dat in circulaire economie de waarde die materialen hebben zo lang en zo nuttig mogelijk in de economie wordt gehouden, met daarbij een lager verbruik (maar méér gebruik) van grondstoffen en het vermijden van afval. Een gewenst gevolg van het verminderen en beter inzetten van nieuwe grondstoffen is het minimaliseren van de impact op de natuurlijke omgeving van ontginning en verwerking van grondstoffen, en van het gebruik en afdanken van materialen in producten, kortom van de hele levenscyclus. De circulaire economie beschouwt de natuur niet als het riool voor allerlei afval en emissies.

Dat concept klinkt heel aantrekkelijk voor vele bedrijven en politici. Circulaire economie is een model voor de economie dat besparingen op grondstoffen en meer toegevoegde waarde per ton grondstof, of dus een hogere grondstoffenproductiviteit, belooft. Bovendien hoopt de Europese Commissie dat we met de circulaire economie (een beetje) meer grondstofautonoom worden en minder afhankelijk van soms erg volatiele grondstofprijzen. Dat is nodig om de ambitieuze groei in hernieuwbare energie te kunnen realiseren. Bovendien is circulaire economie goed voor de reductie van de broeikasgasuitstoot. Allemaal goed nieuws dus. Maar is het ook realistisch? En hoe kan dit mooie concept worden gerealiseerd?

Tegenover de lokroep van besparingen en meer materialenautonomie staan vele noodzakelijke investeringen in recyclagemogelijkheden, materiaalinnovaties en (vooral) nieuwe businessmodellen. Het snelle gewin door producten te verkopen met een vaak korte levensduur moet vervangen worden door robuust gewin door de langdurige inzet van grondstoffen en het circulair houden van de waardeketen. Dat vraagt meer langetermijndenken, van zowel bedrijven en consumenten als – niet onbelangrijk – investeerders en overheden.

Circulaire economie vraagt meer langetermijndenken van bedrijven, consumenten, investeerders en overheden

Er zijn verschillende strategieën om meer circulaire waardeketens te bouwen. Klassiek wordt gesproken over de R-strategieën: refuse, rethink, reduce, reuse, repair, refurbish, remanufacture, repurpose, recycle. Toegepast op een vereenvoudigd voorbeeld van een hemd: ik draag een T-shirt uit mijn kast in plaats van een nieuw hemd te kopen (refuse), ik leen een hemd uit de kledingbibliotheek (rethink), het hemd is gemaakt met minder afvalresten tijdens de productie (reduce), ik koop een hemd in een tweedehandszaak (reuse), ik laat een defectje herstellen zodat ik het hemd langer kan dragen (repair), ik laat er een reeks nieuwe knoopjes opzetten zodat het hemd een nieuwe look heeft (refurbish), de knopen van het afgedankte hemd worden in een nieuw hemd gebruikt (remanufacture), het afgedankte hemd wordt nog als vod gebruikt (repurpose), de vezels uit het afgedankte hemd worden teruggewonnen (recycle). Die opsomming van de strategieën geeft volgens de meeste publicaties over circulaire economie de volgorde van belang weer, of van de mogelijke impact op de doelstellingen van de circulaire economie. Dit is echter niet in steen gebeiteld. Het is best om bij elk project (dat overigens meestal een combinatie van de vernoemde strategieën is) rigoureus na te gaan wat het potentiële effect is en of dit beter is dan andere strategieën.

Het is opvallend en terecht dat recycleren als laatste optie in het rijtje staat. Het is een sluitstuk van de circulaire economie, maar andere strategieën kunnen doorgaans meer opleveren, wat zowel behoud van waarde als milieu-impact betreft. Toch is het net recycleren waar de meeste bedrijven op inzetten. Circulaire economie wordt door velen helaas zelfs alleen geassocieerd met recyclage. Uiteraard is het goed om recyclageprocessen op punt te zetten en bijvoorbeeld een terugnameplicht te voorzien. Er is nog veel groeimarge om beter en meer te recycleren. Maar er zijn limieten aan de recyclage en verliezen zijn onvermijdelijk. Zelfs als een (meestal onbereikbare) 95 % van een materiaal wordt gerecycleerd, is na 14 recyclagecycli slechts een kleine helft van het oorspronkelijke materiaal nog beschikbaar. Als het recyclagepercentage tot een meer realistische 80 % daalt, is al na 3 cycli ongeveer de helft van het oorspronkelijke materiaal verloren. De verliezen hebben vaak te maken met de manier waarop materialen met elkaar zijn verbonden in een product, wat het ontmantelen en van elkaar scheiden van de materialen bemoeilijkt. Een goed ontwerp waarbij rekening gehouden wordt met de latere ontmanteling en recyclage is in ieder geval een stap vooruit. Daarvoor is goede kennis van recyclage nodig. Dikwijls ontbreken de nodige stimulansen voor een bedrijf om bijkomende inspanningen te leveren om een product goed recycleerbaar te maken. Daar staat immers onvoldoende economische return tegenover, althans in de lineaire economie.

Een goed ontwerp waarbij rekening gehouden wordt met de latere ontmanteling en recyclage is alvast een stap vooruit

Vooraleer een product wordt gerecycleerd is het dus beter om werk te maken van levensduurverlenging, door producten robuuster en herstelbaar te maken, of geheel of gedeeltelijk te hergebruiken. Daarnaast kunnen de meeste producten ook intensiever worden gebruikt (rethink), zonder daarom significant aan levensduur in te boeten. Denk hierbij aan de gezinswagen die 95 % van de tijd ongebruikt stilstaat, of de elektrische boor die gemiddeld slechts een paar minuten per jaar wordt gebruikt. De uitdaging is om voor deze strategieën goede businessmodellen te ontwikkelen.

Nemen we als voorbeeld een product-dienstcombinatie voor auto’s, waarbij een bedrijf een wagenpark heeft en tegen betaling gebruikstijd en -intensiteit (afgelegde kilometers) van de auto aan abonnees ter beschikking stelt. Zo zijn er wel een aantal gekende bedrijven in Vlaanderen, zoals Cambio, Poppy of Partago. Op de weg naar circulaire businessmodellen liggen nog heel wat wolfijzers. Het vraagt in de eerste plaats al een ernstige investering door het bedrijf zelf, of door een externe investeerder, omdat producten (in casu auto’s) in eigendom worden gehouden. Er zijn meer risico’s en verantwoordelijkheden bij de producent, en deze moeten goed ingeschat worden. De inkomsten worden meer geleidelijk verworven, omdat een product niet eenmalig wordt verkocht, maar wel een dienst die met het product wordt geleverd en die in kleinere schijven maandelijks of per dienst wordt betaald. De voordelen zijn echter ook niet te onderschatten. Het zorgt voor een goede klantenbinding, grotere winstmarges wanneer producten effectief lang meegaan en robuust zijn, en een verhoogde competitiviteit. Voor de circulaire economie is het ook belangrijk dat producten, wanneer ze afgedankt worden, nog een restwaarde hebben die het bedrijf kan recupereren. In die zin is het te verwerpen dat producten op 3 of 5 jaar kunnen worden afgeschreven, en dus na die periode als ‘waarde-loos’ worden gezien door de fiscus. Hoewel veel bedrijven geïnteresseerd zijn in circulaire businessmodellen en er al mooie voorbeelden zijn, is de drempel nog hoog om een dergelijke drastische verandering in businessmodel door te voeren, en zijn economische stimulansen nodig.

Onze grootouders waren veel meer bedreven in herstellen en delen dan wijzelf

Herstellen en delen, het klinkt logisch. En ook niet nieuw: onze grootouders waren er veel meer in bedreven dan wijzelf. We zijn het echter verleerd, en de consument is gewend geraakt aan een goedkope stroom aan nieuwe, modieuze producten. Een omslag van een kwaliteitsbeleving die geassocieerd wordt met nieuwheid naar een beleving van zorgende dienstverlening is minder evident dan het lijkt. Een autobezitter kijkt bijvoorbeeld negatief aan tegen het telkens reserveren van een deelauto wanneer hij of zij zou overstappen op autodelen. Een autodeler ziet dat aspect helemaal niet meer als een zorg of last, het is een automatisme. Bovendien is de kans dat er geen deelauto’s te vinden zouden zijn voor een plotse noodzakelijke verplaatsing erg klein, en zou een taxi kunnen dienen als back-up. Aan de kant van de consument liggen de voordelen van autodelen niet enkel in een lagere kost van automobiliteit (althans als je jaarlijks niet al te veel kilometers rijdt), maar zeker ook in de ontzorging. Voor herstel en reiniging van de auto hoef je niet zelf te zorgen, evenmin als voor een bezoek aan de autokeuring. Bovendien kan je de grootte van de auto kiezen in functie van de noden. Er is met andere woorden een andere beleving van waarde. De keerzijde is dat consumenten misschien zelf minder zorg dragen voor een product dat ze niet bezitten, maar slechts tijdelijk gebruiken. Dit is het risico op ‘moral hazard’. De consument kan gemotiveerd worden voor het tegendeel door (voor een klein deel) mede-eigenaar of aandeelhouder te worden van het deelbedrijf.

Niet alleen bedrijven en consumenten zitten overigens nog vast in het recyclageparadigma. De meeste regelgeving voor de circulaire economie gaat vandaag eveneens over recyclage. Naarmate je hogere R-strategieën bekijkt zijn er steeds minder overheidsstimulansen te vinden. Herstellen van producten is nog steeds duur, omdat herstellen vaak arbeidsintensief is en arbeid veel meer wordt belast dan grondstoffen. Uitgebreide producentenverantwoordelijkheid gaat vandaag nog vooral over het halen van recyclagedoelen, terwijl je dit ook voor herstel- en hergebruikdoelen kan gebruiken. Een toekomstgericht statiegeldsysteem mag niet ontworpen zijn om alleen de recyclage van de verpakkingen nog wat op te krikken, maar zou ook en vooral het hergebruik van verpakkingen moeten stimuleren.

Niet te vergeten bij het uitrollen van de circulaire economie zijn de mogelijkheden van innovatieve materialen en processen. Zo zijn additieve productietechnieken minder materiaalverspillend en faciliteren ze bovendien nieuwe complexe designs waarbij het product zelf ook minder materiaal bevat. Bij materiaalinnovaties wordt vaak aan biogebaseerde materialen gedacht, omdat de grondstof (de biomassa) hernieuwbaar is. Die hernieuwbaarheid kent echter grenzen. Planten moeten immers de tijd en een gezonde voedingsbodem krijgen om opnieuw te groeien. Bovendien is het gebruik van biomassa als materiaal helaas niet op alle vlakken milieuvriendelijker dan de gebruikte alternatieven, door de landbouw, de chemische bewerkingen, enz. Een winkelzakje uit biogebaseerd polyethyleen heeft misschien een kleinere koolstofvoetafdruk dan de verguisde oliegebaseerde variant, maar zal zeker leiden tot meer vermesting van het oppervlaktewater door de gebruikte meststoffen bij het telen van bijvoorbeeld mais. Er zijn gelukkig ook veel goede voorbeelden, zoals het gebruik van vlasvezels als versterking in composietmaterialen of het verwerken van afvalstromen uit de voedingsindustrie tot nieuwe materialen, maar een goede analyse van de echte milieu-impacten over de hele levenscyclus is steeds nodig.

Biomassa als materiaal is helaas niet altijd milieuvriendelijker dan de alternatieven

De noodzaak van een goede analyse, degelijke indicatoren en duidelijke doelstellingen geldt eigenlijk voor alle circulaire-economiestrategieën. Een mooi voorbeeld is hoe lego het project om blokjes te maken van gerecycleerde pet van flessen na twee jaar intensief onderzoek moest afblazen. Het idee om gerecycleerde pet te gebruiken klonk alsof het goed paste in de circulaire economie, maar bleek een hogere CO2-uitstoot te hebben dan het gebruik van de huidige abs-blokjes. De blokjes uit gerecycleerde pet waren ook minder hard en vertoonden gemakkelijker slijtage, waardoor er extra ingrediënten nodig waren om ze evenwaardig aan de abs-blokjes te maken. Gelukkig heeft lego nog andere circulaire ambities, zoals het ‘Replay’-programma, waarbij het schenken van niet langer gebruikte speelgoedblokjes wordt gestimuleerd voor hergebruik.

We hebben dus een goede gps nodig bij het uitrollen van circulaire-economiestrategieën, waarbij de gps duidelijk aangeeft waar we staan met de circulaire economie en welke routes ons verder brengen. Dat vraagt veel data. De waarde van een circulariteitsmeting hangt af van de kwaliteit van die data, en daar wringt vaak het schoentje. Wellicht wordt de beschikbaarheid van goede data over de circulaire economie beter met de invoering van de productpaspoorten de komende jaren, waarbij het de bedoeling is dat een aantal cruciale gegevens over een product die nuttig zijn voor onderhoud, herstel en recyclage meereizen met het product tijdens de hele levenscyclus, zoals de samenstelling, het aandeel gerecycleerde materialen in het product, de CO2-voetafdruk, instructies om het product te herstellen of te ontmantelen… Dat moet ook faciliterend werken voor duurzaamheidsrapporteringen van bedrijven, het monitoren van de voortgang van de circulaire economie door overheden en het verstrekken van informatie aan consumenten. In ieder geval is er nood aan een science-based monitoren van en richting geven aan de circulaire economie. Vandaag is het nog te veel learning by doing, waarbij goede intenties soms botsen op de realiteit van de werkelijke bijdrage aan de circulaire economie, zoals bij lego.

Vandaag botsen goede intenties soms op de realiteit van de werkelijke bijdrage aan de circulaire economie

Circulaire economie klinkt als een puur technologische oplossing voor het al te verkwistend verbruik van grondstoffen. Het vraagt echter in de eerste plaats nieuwe vormen van samenwerking. Het doel is namelijk om de waarde van materialen in de economie te houden. Die materialen circuleren in waardeketens, die gevormd worden door bedrijven, investeerders, consumenten en regelgevende overheden. Dat vereist een intensief delen van informatie en een delen van belangen in de waardeketen.

Circulaire economie vraagt een hele verandering in mentaliteit: van kortetermijn- naar langetermijninvesteringen en -doelen, van denken in functie van (verkoop van) materiaalstromen tussen bedrijven en consumenten naar denken over gedeelde verantwoordelijkheid voor het behoud van de in gebruik zijnde voorraad aan materialen, van hebben naar delen, van verkopen van producten naar verkopen van diensten. In het denken over circulaire economie zelf is er ook een ommezwaai nodig van de focus op recycleren naar een focus op verlengen van levensduur en intensiever gebruik van materialen en producten. Er blijven vele uitdagingen, maar door samen te werken in de waardeketen staan daar vele nog onbenutte opportuniteiten tegenover.

Walter R. Stahel, The Circular Economy: A User’s Guide. (Londen: Routledge, 2019).

Mika Sillanpää en Mohamed Chaker Ncibi, The Circular Economy: Case Studies about the Transition from the Linear Economy. (Cambridge, ma: Academic Press, 2019).

Karel Van Acker is professor circulaire economie aan KU Leuven. De relatie van materialen tot een duurzame maatschappij vormt de rode draad doorheen zijn onderzoeks- en onderwijsactiviteiten. Sinds 2017 is hij voorzitter van de duurzaamheidsraad van KU Leuven.

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen