Deel dit artikel

sinds de eerste politieke hongerstakingen, aan het begin van de twintigste eeuw, is de protesttactiek niet meer weg te denken uit het rijtje van niet-gewelddadige acties. was zich uit vrije wil uithongeren aanvankelijk vooral een wapen van britse suffragettes en ierse nationalisten, dan bedient zich nu een heel scala aan activisten van de praktijk. autoriteiten komen voor een dilemma te staan: handelen (maar hoe?) of laten begaan (tot de dood erop volgt?).

De kracht van het uitgemergelde lichaam

Ayfer Erkul

Wie het woord hongerstaking googelt, krijgt meteen een hele reeks acties te zien van mensen die uit protest weigeren te eten. Afgelopen augustus waren dat onder andere gevangenen in de Verenigde Staten, een Iraanse mensenrechtenadvocate, Mapuche-indianen in Chili, Turkse advocaten en een zakenman in Malta die beschuldigd werd van de dood van een onderzoeksjournaliste. Een maand eerder ging het om activisten in Kentucky, een Nieuw-Zeelandse man die Greta Thunberg een hart onder de riem wilde steken en manifestanten die protesteerden tegen het lakse COVID-beleid van de Nepalese regering. Maar naast al deze acties op nieuwssites en blogs en in kranten zijn er ook de hongerstakingen die niet de interesse van media en publiek wekken en dus nooit het nieuws halen. Hoeveel mensen jaarlijks in hongerstaking gaan is daarom moeilijk te berekenen. Wat onderzoek wel al duidelijk maakte, is dat van de gekende hongerstakingen de meeste in de gevangenis gebeuren en dat de tweede grootste groep hongerstakers de mensen zonder papieren betreft. Hongerstakingen worden daarom gerekend tot de ‘weapons of the weak’, de protestmiddelen gebruikt door mensen in een sociaal, politiek of economisch zwakkere positie.

Het verwondert daarom niet dat de eerste hongerstakingen in West-Europa zich in zo’n milieu situeerden: bij de Britse suffragettes die begin twintigste eeuw opkwamen voor het vrouwenstemrecht. De suffragettes haalden hun inspiratie bij de Russische politieke gevangenen die deze tactiek al decennialang gebruikten, wat sommigen ook het leven kostte. Hun verhalen vonden, via de pers en dissidenten, een weg naar het Britse rijk, waar de activisten voor het vrouwenstemrecht de hongerstaking in 1909 voor het eerst zouden gebruiken om eisen af te dwingen. Activiste Wallace Dunlop, die na een actie in de gevangenis werd opgesloten en daar protesteerde tegen de omstandigheden van haar detentie, was de eerste die weigerde te eten. Daarna, toen bleek dat het protest leidde tot vrijlating, volgden andere suffragettes haar voorbeeld.

Een belangrijke vraag is waarom deze eerste hongerstakingen in Engeland zo effectief konden zijn als protesttactiek. In zijn boek Hunger, A Modern History uit 2007 toont James Vernon aan dat de acties van de suffragettes gebeurden in een periode met een veranderende maatschappelijke visie op honger. De eerste helft van de negentiende eeuw werd nog gekenmerkt door opvattingen dat hongerigen en armen hun toestand vooral te danken hadden aan zichzelf en hun immorele gedrag, dat het geboortecijfer omhoog joeg. Een tussenkomst van de overheid zou dat gedrag enkel maar bevestigen. Die malthusiaanse visie stelde meteen ook dat hongersnoden een van de mechanismen waren, naast oorlog of natuurrampen, die de exponentiële groei van de bevolking aanpasten aan de lineaire groei van de voedselproductie. Rond de helft van de negentiende eeuw begon deze visie langzaam plaats te ruimen voor een meer humanitaire visie op honger. Tegen het einde van de eeuw kwamen hongersnoden niet alleen minder voor maar nam ook de regering meer verantwoordelijkheid om haar onderdanen te voeden. Hongerende burgers verzwakten voortaan de morele autoriteit van de overheid en net omdat doodhongeren werd gezien als onnatuurlijk, immoreel en onmenselijk, konden hongerstakingen efficiënt worden ingezet als wapen van protest. Suffragettes, Ierse en Indiase nationalisten zorgden er met hun hongerstaking voor dat honger een indicatie werd van morele kracht, niet van malthusiaanse zwakheid.

Begin negentiende eeuw dacht men dat hongerigen hun toestand te danken hadden aan immoreel gedrag dat het geboortecijfer omhoog joeg

Later zouden de Ierse onafhankelijkheidsactivisten de tactiek overnemen in hun strijd tegen de Britse overheersing en zou Gandhi wereldwijd de voorpagina’s halen met zijn uitgemergeld lichaam. De vraag of de hongerstaking van Gandhi thuishoort bij het politieke protest dan wel bij een religieuze vorm van vasten is nog steeds voer voor debat. Nog later won de hongerstaking aan populariteit binnen studentenkringen en extreemlinkse middens, bij Algerijnse gevangenen in Franse gevangenissen, bij tegenstanders van de Vietnamoorlog in de VS, bij de Rote Armee Fraktion en bij Turkse en Koerdische politieke gevangenen. De beweegredenen om hongerend te sterven voor de grote zaak, of er althans mee te dreigen, waren even talrijk als het aantal groeperingen dat overging tot de praktijk.

In de afgelopen jaren hebben sociologen, psychologen en artsen geprobeerd het concept hongerstaking te duiden, maar vaak worstelden ze met een nauwkeurige omschrijving. Immers, wat is een hongerstaking precies? Wat is het verschil met het al eeuwen gekende religieuze vasten, of met anorexia nervosa? Hoe lang moet iemand niet eten opdat men dit een hongerstaking kan noemen? Is het voldoende als de uitvoerder aangeeft dat hij in hongerstaking is, of moet dit nog bevestigd worden door derden? Zijn maatregelen als dwangmatig voeden foltering, zelfs als dat iemands leven redt? Hoe ver reikt iemands zelfbeschikkingsrecht hierin? Bovendien gaat het om een erg controversiële en vaak ook onbegrepen vorm van protest. Aan hongerstakers wordt vaak morele chantage verweten omwille van de dreiging zichzelf dood te hongeren. En hoewel de praktijk vaak wordt gerangschikt onder geweldloos verzet, vormt de hongerstaking op zich een erg gewelddadige aanslag op het eigen lichaam.

Het lichamelijke proces, waarbij een gezonde activist langzaam verwordt tot een bedlegerige patiënt, kan door de vele hongerstakingen in de geschiedenis wel al vrij nauwkeurig worden beschreven. Eerst verdwijnt het hongergevoel, dat in de eerste dagen intens is, en in de plaats komt de ketose, een toestand waarin het lichaam geen koolhydraten meer heeft om te verteren en langzaam aan de vetreserves zal beginnen. De hongerstaker begint zich zwak te voelen, lichamelijk zowel als geestelijk. Na een tiental dagen gaat het lichaam putten uit spierreserves en groeit het risico op ernstige en onomkeerbare gevolgen. Spiervezels worden aangetast en ook de lever, de nieren en het hart verliezen aan massa. Na twintig dagen dalen de hartslag en de bloeddruk snel. De hongerstaker voelt zich zwak, duizelig en koud. Het bed verlaten wordt heel moeilijk. Na veertig dagen begint het lichaam proteïne af te breken van onnodig weefsel zoals in de oogspieren, met dubbel zicht tot gevolg. Het braken van gal, bloedend tandvlees, een slecht gehoor, scheurbuik, inwendig bloeden: het kan nadien allemaal voorkomen in de fase waarin het lichaam zichzelf consumeert. De gemiddelde overlevingsduur bij een strikte hongerstaking, als het lichaam niet wordt gevoed via baxters en helemaal geen bijkomende voedingsstoffen krijgt, ligt tussen 45 en 65 dagen met uitschieters tot 70 en 75 dagen. Zo stierf de hongerstakende burgemeester van het Ierse Cork, de nationalist Terence MacSwiney, in 1920 na een actie van maar liefst 74 dagen.

Na een paar dagen komt ketose in de plaats van een intens hongergevoel

Door het vrij schaarse onderzoek naar hongerstakingen – de meeste studies situeren zich in de medische sfeer en bestuderen de lichamelijke gevolgen van uithongering – blijven veel van de voorgaande vragen wachten op een betere analyse. Het weinige historische onderzoek geeft bovendien een vertekend beeld doordat het zich vooral concentreert op de mediatieke acties van bekende bewegingen zoals de IRA, de Rote Armee Fraktion of de groepsacties van mensen zonder papieren in Europa. Toch blijkt dat het gros van de hongerstakingen wordt uitgevoerd door geïsoleerde gedetineerden zonder banden met grotere politieke organisaties of bewegingen. Kevin Grant, die met zijn boek Last Weapons (2019) een geschiedenis schreef van hongerstakingen in het Britse Rijk, merkte die discrepantie ook op en vult met zijn onderzoek die lacune gedeeltelijk in. Hoewel zijn werk eveneens focust op hongerstakingen van de suffragettes, de IRA en de nationalisten in India, besteedt hij ook aandacht aan activisten die, in tegenstelling tot beroemdheden als Wallace Dunlop of Bobby Sands, nooit met hun naam werden genoemd in de pers of door sympathisanten werden geëerd als helden.

Hongerstakingen dwingen autoriteiten tot handelen: er is niet alleen de logistieke problematiek (als bijvoorbeeld een gevangene of een groep gevangenen uit een vleugel moet worden verwijderd) maar ook dreigen ze publiekelijk in verlegenheid gebracht te worden. Immers, zo stelt James Vernon, hongerstakingen plaatsen de brutale onmenselijkheid van een staat die bereid is zijn onderdanen te laten sterven tegenover de bereidheid van hongerstakers om het eigen leven te riskeren in hun strijd. Daarom zijn ook de media zo belangrijk voor hongerstakende activisten: naarmate de tijd vordert, wordt het uitgemergelde lichaam een communicatiemiddel van het ondergane leed en het verzet tegen de omstandigheden waarin dat leed tot stand kwam.

Volgens Grant vrezen autoriteiten bij een hongerstaking in een gevangenis ook voor de gevolgen die een dergelijke actie kan hebben voor de discipline in de instelling en het moreel van het gevangenispersoneel.  Hij stelt dat de reacties van autoriteiten op een hongerstaking doorheen de jaren sterk verschilden, maar dat zelden meteen werd ingegaan op de eis van de hongerstaker. In eerste instantie werd op de hongerstaker ingepraat of werd deze, indien het ging om een gedetineerde, geïsoleerd van de rest. Bij mediatieke hongerstakingen werden de acties zorgvuldig geframed door de overheid. Tijdens zo’n grote actie werd de dood van Bobby Sands bijvoorbeeld door de Noord-Ierse regering gekwalificeerd als zelfmoord. ‘Hij (Bobby Sands) stierf door zich het leven te benemen, door alle voeding en alle medische behandeling te weigeren gedurende 66 dagen’, stelde de Minister van Noord-Ierland in de Irish Times in mei 1981. Door de verantwoordelijkheid van zijn dood bij de hongerstaker zelf te leggen, nam niet alleen de symbolische kracht van de hongerstaking af maar pleitte de overheid zich ook vrij van alle verantwoordelijkheid. Acties van hongerstakers werden ook gedelegitimeerd door irrationaliteit in te roepen. Zo werden hongerstakers in Belgische gevangenissen tijdens het interbellum systematisch voor observatie overgebracht naar de psychiatrische afdeling. Zelden werd ingegaan op hun eisen. Wel werd geprobeerd de gedetineerde zo snel mogelijk terug de discipline van de gevangenis te laten naleven. Als dat niet kon door op hem in te praten, dan werd overgegaan tot de meest extreme reactie van autoriteiten op een hongerstaking: dwangvoeding.

Tijdens het interbellum werden hongerstakers in Belgische gevangenissen systematisch overgebracht naar de psychiatrische afdeling

Kevin Grant beschrijft hoe in het hele Britse rijk werd overgegaan tot dwangvoeding indien de hongerstaker weigerde zijn actie op te geven. Maar hoe gangbaar het toedienen van vloeistoffen via de neus, de mond of het rectum ook was, de Britse autoriteiten bleven op hun hoede en frameden de praktijk zorgvuldig als een levensnoodzakelijke maatregel. De suffragettes en ook andere critici vergeleken dwangvoeding immers steevast met verkrachting, een beschuldiging die nog specifieker werd toen bleek dat een aantal suffragettes ook onder dwang was gevoed via het rectum. De activisten voor vrouwenstemrecht buitten het beeld van verkrachting uit: in hun publicaties verschenen illustraties van een vrouw die werd vastgehouden door verschillende mannen en op die manier werd gedwangvoed. Bovendien stelde zich ook de vraag of deze dwangvoeding enkel diende om het leven van de activist te redden of ook als straf werd gebruikt. Dat was bijvoorbeeld het geval in Belgische gevangenissen, waar tijdens het interbellum dwangvoeding een vast gegeven was voor hongerstakers die weigerden te eten. In Vorst bijvoorbeeld schreef de dienstdoende arts hen een lavement nutritif voor dat bestond uit melk, waaraan soms eieren en suiker werden toegevoegd. Zo’n lavement werd al sinds de negentiende eeuw gebruikt bij mentaal zieken die weigerden te eten of bij patiënten die door maag- en slokdarmproblemen niet konden eten. Maar hoewel de gevangenen systematisch naar de psychiatrische afdeling werden overgebracht bij een hongerstaking, waren de meesten mentaal gezond. Als ze hun hongerstaking stopten, mochten ze gewoon terug naar hun cel. Opvallend is ook dat veel gevangenen vrij snel werden gedwangvoed, soms al na enkele dagen van voedselweigering.  Blijkbaar was dat ook een manier om de hongerstaker snel opnieuw de regelmaat van de gevangenis en de disciplinerende functie ervan te laten ervaren.

Dwangvoeding wierp en werpt een aantal ethische problemen op. Medisch gevangenispersoneel ziet zich voor het dilemma geplaatst om enerzijds een leven te redden en anderzijds te handelen tegen de wil in van de patiënt en het risico om hierbij geweld te moeten gebruiken. Hoewel artsen en verplegend personeel, ook in gevangenissen, door hongerstakers vaak werden voorgesteld als bruten die geen rekening hielden met de wensen van de activisten, blijkt uit het boek van Kevin Grant hoezeer ook zij worstelden met onder dwang voeden. Na jarenlange discussies bestempelde de World Medical Association in 1975 dwangvoeding als onethisch.  In 1991 legde de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) dit vast in de Verklaring van Malta. In 2006 volgde een tweede Verklaring van Malta waarin dwangvoeding expliciet werd verboden en gelijkgesteld aan onmenselijke en vernederende handeling. In deze verklaring wordt gesteld dat er respect moet zijn voor de beslissing van personen zonder mentale stoornissen die uit protest tegen een bepaalde situatie niet meer willen eten. Toch zijn er landen, waaronder de VS, die deze adviezen naast zich neerleggen. In Guantánamo werden gevangenen jarenlang systematisch gedwangvoed zodra ze een vijfde van hun gewicht hadden verloren. Bovendien blijft de discussie over welke regels en wetten van toepassing zijn bij dwangvoeding voortduren. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft intussen ook gesteld dat hongerstakers weliswaar het recht op zelfbeschikking hebben, maar dat als er medische noodzaak in het spel komt, en dit effectief ook kan worden aangetoond, het onder dwang voeden geen foltering is.

Ook artsen en verplegend personeel in gevangenissen worstelden vaak met het idee van dwangvoeding

De meeste hongerstakingen eindigen na enkele dagen of weken, maar soms wordt er gevast tot de dood erop volgt. In februari van dit jaar bijvoorbeeld lieten twee leden van de Turkse folkgroep Yorum het leven na een hongerstaking van respectievelijk 288 en 323 dagen, waarbij ze enkel water en vitamines tot zich namen. Hoewel de gevangenisautoriteiten druk uitoefenden om hen te doen eten, werden ze niet gedwangvoed. Met hun actie protesteerden ze tegen het verbod van de Turkse regering op hun concerten en tegen de detentie van andere bandleden. Ankara beschuldigt de groep van lidmaatschap van een terreurorganisatie. In september van dit jaar stierf een Turkse mensenrechtenadvocate, eveneens na een hongerstaking uit protest tegen de beschuldiging deel uit te maken van een terreurorganisatie. Ze hield haar actie 238 dagen vol.

De hongerstaking is een verzetsmiddel dat wereldwijd wordt gebruikt door een waaier van individuen en activisten, van (politieke) gevangenen, asielzoekers en anderen die zich onrechtvaardig behandeld voelen. Maar omdat er zo weinig onderzoek is, weten we nog steeds niet goed waar een Chinese of Congolese gevangene zijn inspiratie haalt om een hongerstaking te beginnen, noch hebben we een enigszins accuraat beeld van de omvang van deze tactiek.

Bovendien zien artsen en verplegend personeel zich, als het leven van de activist in gevaar is, nog steeds geplaatst voor een dilemma. Ondanks alle recente adviezen en regels tegen dwangvoeden, stelt zich de vraag: het zelfbeschikkingsrecht respecteren of een leven redden?

Kevin Grant, Last Weapons: Hunger Strikes and Fasts in the British Empire, 1890-1945. (Berkeley: University of California Press, 2019).

James Vernon, Hunger. A Modern History. (Cambridge, MA: Belknap Press, 2007).

Ayfer Erkul is historica en doctoraatsonderzoeker bij de onderzoeksgroep HOST aan de VUB. Haar interesses situeren zich vooral in sociale geschiedenis, migratie- en politiegeschiedenis.

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen