Deel dit artikel

de voorbije jaren zijn allerlei kunstvormen, met dank aan diensten als audiodescriptie, een stuk toegankelijker geworden voor mensen met een visuele handicap. het aanbieden van audiodescriptie blijft echter vaak eenrichtingsverkeer dat de nadruk legt op de realiteit zoals goedziende mensen die ervaren. met echte inclusie van mensen met een visuele handicap heeft dat weinig te maken. daarvoor zou de doelgroep directer moeten kunnen participeren aan het produceren van cultuur.

Een toegankelijkheidsrevolutie? De kracht van handicap in kunst, audiobeschrijving en onderzoek

Nina Reviers en Piet Devos

De audioversie van dit essay, ingesproken door co-auteur Nina Reviers, vind je hier:

Een toegankelijkheidsrevolutie, zo wordt de enorme groei weleens genoemd die toegankelijkheidsdiensten als audiodescriptie de afgelopen jaren hebben gekend. Deze opvallende groei kwam er onder impuls van technologische ontwikkelingen en sociale veranderingen zoals de strijd voor minderheidsrechten en aangescherpte regelgeving. Toch gaan er binnen onze respectieve vakgebieden, Vertaalwetenschap en Disability Studies, stemmen op die benadrukken dat het aanbieden van meer audiodescriptie nog niet per se de inclusie van mensen met een visuele handicap in onze samenleving bevordert. Daartoe zou deze doelgroep directer betrokken moeten worden bij het creëren van audiodescriptie en culturele producties in het algemeen. In dit artikel willen we dan ook deze roep om meer participatie nader belichten.

De toegankelijkheidsrevolutie waarvan sprake is, betreft allereerst het aanbod voor personen met een visuele handicap. Zo vindt audiodescriptie zijn weg naar almaar meer media en kunstvormen: film, televisie, theater, dans, beeldende kunst, YouTube, Instagram, voetbalwedstrijden, Eurosong, noem maar op. Daarnaast heeft die revolutie ook betrekking op de toenemende bewustwording bij het grote publiek. Een theaterbezoeker die met geleidehond en koptelefoon in de zaal zit, is geen nieuwigheid meer. En iedereen is intussen weleens die stem tegengekomen op televisie die de visuele actie beschrijft: ‘Een obscuur café laat op de avond. Aan een tafeltje zit Bob, een bruinharige, viriele man met baard, voor een kop koffie. Hij draagt een leren jekker en trommelt gespannen op het tafelblad.’ (uit de VRT-reeks Undercover). Het wetenschappelijke onderzoek blijft evenmin achter. Mediatoegankelijkheid is intussen een erkend en gevarieerd onderzoeksdomein binnen de Vertaalwetenschap.

Een beschrijving als die van hoofdpersonage Bob uit Undercover wordt geacht een mentaal beeld te evoceren dat zo dicht mogelijk aansluit bij de realiteit. Maar klopt het geschetste beeld met de realiteit? En over wiens realiteit hebben we het dan?

Traditionele audiobeschrijving is eenrichtingsverkeer, een oplossing voor een ‘probleem’. Maar hier ligt een bevooroordeelde aanname aan ten grondslag die de blinde literatuurwetenschapster Hannah Thompson scherp aan de kaak stelde toen ze tijdens een keynote eerder dit jaar kernachtig zei: ‘Non-sighted living is an art, not a problem to overcome’. Ook binnen Mediatoegankelijkheid worden soortgelijke aannames blootgelegd op basis van validisme of ableism – het denken dat uitgaat van het gezonde lichaam en de gezonde geest als enige maat der dingen. Dit validisme vinden we, volgens Pablo Romero Fresco, terug in traditionele benaderingen van audiobeschrijving die het initiatief uitsluitend bij mensen zonder handicap leggen en mensen met een handicap in een passieve rol duwen. Op validistische gronden wordt toegankelijkheid vaak gezien als een vorm van liefdadigheid, betoogt ook Louise Fryer: een mooie geste van de meerderheid exclusief voor een behoeftige minderheidsgroep.

Zijn wij, goedziende onderzoekers en beschrijvers, op die manier niet blind voor de meerwaarde van toegankelijkheid voor onze maatschappij als geheel? Staan we voldoende open, vraagt de blinde Amerikaanse schrijfster Georgina Kleege zich af, voor het idee dat mensen met een visuele handicap een uniek en verrijkend perspectief aanreiken? Een perspectief dat tot nadenken stemt over wat we in onze normatieve cultuur als vanzelfsprekend beschouwen? Kortom, hoe maken we van toegankelijkheid een meer inclusieve dialoog?

Om deze pertinente vragen te beantwoorden is het zinvol het grotere kader te schetsen waarbinnen al decennialang kritiek wordt geleverd op de dominante, vaak negatief beladen opvattingen over handicap. Disability Studies, een vakgebied dat in onze contreien tot nog toe slechts een klein voetje aan de grond heeft gekregen maar in de Angelsaksische wereld reeds sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw bestaat, is daarbij toonaangevend geweest. Disability-onderzoekers hebben zich voornamelijk gekant tegen de medische kijk op handicap die in onze samenleving prevaleert. Deze kijk reduceert handicap (ziekten incluis) tot een lichamelijke en/of mentale disfunctie, die zoveel mogelijk door de geneeskunde of technologische hulpmiddelen dient te worden ‘verholpen’.

In onze samenleving prevaleert de medische kijk op handicap als een te verhelpen disfunctie

Daarmee gaat dit medische model volgens disability-onderzoekers voorbij aan de politieke, sociale en culturele context waarbinnen het leven met een handicap plaatsvindt. Ze beklemtonen dat het omgaan met lichamelijke en mentale diversiteit in eerste instantie een collectieve verantwoordelijkheid van de gehele maatschappij is. Vanuit dit zogenaamde sociale model beschouwd blijkt een handicap dan ook in sterke mate bepaald door de sociaalpolitieke en materiële omgeving. Vandaar ook het terminologische onderscheid tussen iemands fysieke of verstandelijke beperking (impairment), bijvoorbeeld niet kunnen zien, en diens contextgebonden handicap (disability). Zo zullen blinde mensen veel minder geremd worden in hun bewegingsvrijheid indien overheden ervoor kiezen om alle verkeerslichten met rateltikkers uit te rusten. Hoewel dit onderscheid tussen impairment en disability aanvechtbaar is, aangezien zelfs de manier waarop iemand haar beperking ervaart in wezen contextgebonden is, blijft het net als ‘sex/gender’ een bruikbaar instrument om zowel de lichamelijke als de contextuele realiteit te benoemen.

Het meer recente relationele model voegt aan het sociale model nog toe dat een handicap voornamelijk ontstaat in interactie met anderen. Een handicap schuilt, met andere woorden, in de vaak ongelijke relaties tussen mensen met en zonder handicap; een belangrijke nuance als we het hebben over toegankelijkheid als een inclusieve dialoog.

In het geval van blindheid spreekt Hannah Thompson in de reeds geciteerde keynote zelfs van ‘blindness gain’. Thompson refereert daarbij onder meer aan de ongewone, multizintuiglijke manier van in-de-wereld-zijn die blindheid of verregaande slechtziendheid meebrengt. Als blinde persoon ontwikkel je immers, uit praktische noodzaak, allerlei zintuiglijke gewoonten en kennis die je als goedziende meestal niet nodig hebt. Uit psychologisch en antropologisch onderzoek weten we bijvoorbeeld dat blinden zich op basis van strikt auditieve informatie een nauwkeuriger voorstelling van een ruimte kunnen vormen dan goedziende proefpersonen. Anders gezegd, een blinde zal geluiden niet op grotere afstand horen dan de gemiddelde luisteraar, maar zal ze wel veel adequater in de ruimte weten te situeren. Sommige blinde mensen geven daarbij aan over nog een andere, opvallende vaardigheid te beschikken die bekend is komen te staan als ‘facial vision’ of ‘gelaatsvoeling’. Ze worden de aanwezigheid van omvangrijke objecten in hun nabije omgeving, zoals een auto of een boom, namelijk gewaar als een lichte druk op de huid (meestal ter hoogte van het voorhoofd, vandaar de benaming). Hierbij hoeven ze deze objecten dus niet daadwerkelijk aan te raken om te weten waar deze zich bevinden. Niettegenstaande het feit dat deze laatste vaardigheid ook een aantal keer in de literatuur wordt omschreven, zijn er nog geen systematische studies naar verricht.

Hoewel dergelijke blinde vaardigheden nog meer wetenschappelijk onderzoek behoeven, wordt het rijke potentieel ervan in de kunstwereld reeds geruime tijd onderkend. Immers, ter vernieuwing van een artistieke discipline blijkt het erg vruchtbaar om ongewone vormen van lichamelijkheid en waarneming te exploreren. Zo ondervond ook een van ons, Piet, toen hij als blinde dansliefhebber in 2013 betrokken raakte bij de ontwikkeling van The Invisible Dancer, een performance van de Nederlandse choreografe Eline van Ark. Zij vroeg zich af of het mogelijk zou zijn een danssolo te maken die – tegen alle conventies in – enkel en alleen beluisterd zou worden. Omdat zijzelf als goedziende performer in een sterk oculaircentrische traditie was geschoold, besloot ze naar eigen zeggen de hulp van visueel gehandicapte ‘luisterexperts’ in te roepen. Daarom organiseerde Van Ark acht open repetities, waarvoor ze expliciet blinde en slechtziende mensen – onder wie dus Piet – uitnodigde. Ook goedziende deelnemers waren welkom, mits ze een blinddoek opzetten. Keer op keer luisterden we er allen samen naar de passen en motieven die de solodanseres uitprobeerde en gaven we vervolgens onze feedback. Daarnaast experimenteerde Van Ark met tactiele elementen, zoals lichte aanrakingen of het produceren van subtiele windvlagen, waarmee de danseres haar nabijheid kon suggereren – vooral voor die ongeoefende waarnemers die geen gelaatsvoeling tot hun beschikking hadden.

Binnen de kunsten blijkt het erg vruchtbaar om ongewone vormen van lichamelijkheid en waarneming te exploreren

The Invisible Dancer was een opmerkelijk voorbeeld van hoe je blindheid ook positief kunt benaderen, als ‘een wenselijke esthetische praktijk’, om een term van disability-onderzoeker Alex Porco te lenen. Tijdens het unieke werkproces ontstond er een boeiende uitwisseling tussen de blinde en geblinddoekte toehoorders, waarbij de luisterexpertise van de eersten vaak leidend was. Zo merkten veel blinde deelnemers op dat luisteren naar een bewegend lichaam niet noodzakelijk een esthetische ervaring oplevert. Pas wanneer de danseres terugkerende, duidelijk herkenbare figuren op de dansvloer uitvoerde, verkregen haar bewegingen en doelbewust gebruikte ademhaling inderdaad een haast muzikale schoonheid. Het resultaat was een volwaardige, multizintuiglijke performance, die in 2015 door heel Nederland toerde.

Op vergelijkbare wijze geven audiobeschrijvers steeds meer gehoor aan het ‘Nothing about us without us!’-devies, door ervaringsdeskundigen te betrekken in het maakproces. Heel wat zenders en mediabedrijven verzamelen tegenwoordig feedback van gebruikers zowel voor, tijdens als na het audiobeschrijven. Voorts worden in verschillende organisaties de teksten voorbereid door teams met een blinde of slechtziende beschrijver. Maar het kan nog participatiever, zoals de Italiaanse educatieve opera Opera Domani liet zien, waarvan de audiobeschrijving ontstond dankzij de samenwerking tussen goedziende, slechtziende en blinde kinderen.

Niet alleen het creatieproces is aan revisie toe, ook de vorm die de audiobeschrijving zelf aanneemt wordt steeds vaker kritisch bevraagd. Traditionele audiobeschrijving bestaat uit een neutrale, anonieme stem die vanuit een alwetend perspectief beschrijft. Al enige jaren tasten beschrijvers echter creatievere strategieën af, zoals het beschrijven in de ik-persoon, het beschrijven van een Shakespearestuk in jambische pentameter of het inspreken van een beschrijving in hetzelfde West-Vlaamse accent als dat van het hoofdpersonage. Daarnaast worden ook andere zintuigen dan het gehoor aangesproken; tijdens een zogeheten ‘voeltoer’ voorafgaand aan een theaterstuk, bijvoorbeeld, kunnen bezoekers het podium, het decor en de kostuums op de tast ontdekken.

Inclusie gaat evenwel nog een stapje verder. Projecten die de inclusiegedachte vanaf de start meenemen, leiden tot onconventionele vormen van audiobeschrijving die niet alleen de rijkdom van alle zintuigen verkennen, maar toegankelijkheid tot een integraal onderdeel van het artistieke object verheffen. Een voorbeeld hiervan is de voorstelling Gravity (and other attractions) die in 2019 in première ging en werd gecreëerd in het kader van het ImpArt project door het Europese inclusieve gezelschap Un-Label Performing Arts Company. Gravity is een hedendaags danstheaterduet tussen een Engelstalige danseres en een gebarentalige danser. Een poëtische Engelse audiobeschrijving, geschreven door Max Greyson in open dialoog met de regisseur, choreografen, performers, muzikanten, gebarentolken en personen met een visuele handicap, was het uitgangspunt van de voorstelling en werd op die manier volledig artistiek geïncorporeerd. De beschrijving is dus niet uitsluitend gericht op wie de voorstelling niet kan zien, maar probeert een meerwaarde te bieden voor alle bezoekers.

Niet alleen het creatieproces, maar ook de vorm die de audiobeschrijving aanneemt wordt steeds vaker kritisch bevraagd

In de openingsscène, bijvoorbeeld, hoort men een trein langzaam voorbijrijden terwijl op de achterwand beelden van vage landschappen voorbijkomen. Even later voegt de danseres eraan toe: ‘We are two people, sitting next to each other on a subway train [We zijn met z’n tweeën. We zitten naast elkaar in een metrotrein]. De danser gebruikt tegelijkertijd gebarentaal, zodat dezelfde informatie en analoge esthetische ervaringen via verschillende zintuigen aangeboden worden en de bezoekers, naargelang van hun mogelijkheden en beperkingen, het stuk op uiteenlopende, maar gelijkwaardige wijze tot zich kunnen nemen.

Gravity is slechts één van een groeiend aantal initiatieven die de aandacht trekken van onderzoekers binnen Mediatoegankelijkheid en aanleiding geven tot allerlei nieuwe theoretische concepten zoals ‘Accessible Filmmaking’, ‘Integrated Accessibility’, ‘Creative Media Accessibility’ of ‘Participatory Accessibility’. Niet alleen is nog meer onderzoek nodig naar de implicaties van dit soort producties voor audiobeschrijving, maar ze zetten ook aan tot meer reflectie over onze eigen onderzoekspraktijk. We kunnen niet langer om de vraag heen of het onderzoek naar audiobeschrijving zelf wel inclusief is. Integreren mediatoegankelijkheidsonderzoekers ervaringsdeskundigheid voldoende in hun onderzoeksmethodes? Technieken zoals focusgroepgesprekken, bevragingen, interviews en experimenten met gebruikers maken al geruime tijd deel uit van het onderzoeksinstrumentarium. Toch geven deze methodes mensen met een visuele handicap meestal slechts een adviserende, en dus nog steeds eerder passieve, rol. Bovendien faciliteren deze methodes wel participatie in de praktijk van audiobeschrijving, maar openen ze niet altijd de deuren naar participatie in het onderzoek zelf. Idealiter zullen in de toekomst almaar meer (visueel) gehandicapte onderzoekers binnen dit wetenschapsdomein aan de slag kunnen. Maar zolang het nog niet zo ver is, kan onder meer de integratie van auto-etnografische verslagen door ervaringsdeskundigen (bijvoorbeeld in audio) een goede aanpak zijn om het onderzoek meerstemmiger en multizintuiglijker te maken.

Concepten als ‘blindness gain’ vragen, kortom, om alternatieve onderzoeksmethodes en -vragen. In dit essay hebben we hier alvast een bescheiden poging toe gedaan, door als blinde en goedziende auteur onze beider expertise te combineren.

Maar vooraleer onderzoekers met en zonder handicap werkelijk gelijk aan de start kunnen verschijnen, wacht ons nog de dringende taak de vele hindernissen in kaart te brengen die zowel studenten als personeel met een handicap in de huidige academische wereld op hun pad vinden. In Nederland heeft men daartoe Accessible Academia opgericht, een digitaal platform waar ervaringsdeskundigen problemen van ontoegankelijkheid en discriminatie kunnen melden. Het zou een mooie eerste stap zijn mochten Belgische universiteiten en hogescholen dit voorbeeld navolgen. Want echte inclusie gaat ons allemaal aan.

Nina Reviers is onderzoeker en docent Audiovisuele Vertaling en Mediatoegankelijkheid aan de Universiteit Antwerpen. Haar onderzoek gaat vooral over toegankelijkheid van kunst en cultuur door middel van audiodescriptie. Een nauwe samenwerking met de praktijk staat centraal in haar werk.

Piet Devos is schrijver en disability-onderzoeker. Zijn eigen blindheid vormt daarbij een kritische lens en inspiratiebron. In zijn literair en wetenschappelijk werk richt hij zich met name op de relatie tussen kunst en het niet-normatieve lichaam.

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen