de voorstelling die mensen zich maken van de toekomst is altijd al in gelijke mate geïnspireerd door hoop en angst. dat geldt ook voor hoe we kijken naar de arbeidsmarkt en de toekomst van werk, zeker nu. zullen robots en artificiële intelligentie de productie verhogen en ons leven makkelijker maken, of gaan ze ons overbodig en ongelukkig maken? voor sommigen doemt alvast het beeld op van een hoogtechnologische surveillancestaat, geregeerd door techmiljardairs. in ieder geval is het duidelijk dat er in quasi elk denkbaar verhaal winnaars en verliezers zullen zijn.
De toekomst is wat we ervan maken
Hoe zal de toekomst van werk eruitzien? Dit is zeker geen nieuwe vraag. Doorheen de hele geschiedenis van de mensheid hebben mensen de toekomst verbeeld en verhaald, schijnbaar in gelijke mate geïnspireerd door hoop en angst. Zo werd het woord ‘robot’ bedacht door Tsjechisch dramaturg Karel Čapek in 1920, voor het stuk Rossums Universele Robots (r.u.r.). Het verhaal gaat als volgt: een wetenschapper genaamd Rossum ontwikkelt en commercialiseert robots, gemaakt van artificieel vlees en bloed en niet van mensen te onderscheiden (vandaag zouden we ze ‘androïden’ noemen), als goedkope arbeidskrachten. Hoewel de robots oorspronkelijk blij zijn mensen te kunnen dienen, ontwikkelen ze beetje bij beetje een bewustzijn en een ‘ziel’, waardoor mensenrechtenactivisten gaan protesteren tegen hun uitbuiting. Uiteindelijk breekt een opstand uit onder de robots, die ertoe leidt dat de mensheid uitgeroeid wordt. Het is duidelijk dat dit soort narratief ook vandaag nog erg dominant is in zowel fictie als non-fictie, met als doel het publiek te waarschuwen voor de ondoordachte ontwikkeling van hoogintelligente technologie (denk maar aan The Terminator en The Matrix). Zelfs vóór Čapek, in de 19de eeuw, waarschuwde Karl Marx al voor de opkomst van technologie op de werkplek (hij sprak daarbij over ‘de machine’). Marx zag technologie als een kapitalistisch instrument dat ervoor zou zorgen dat de arbeider zou verworden tot een component van de machine, waardoor mensen steeds meer zouden vervreemden van hun arbeid.
Andere grote denkers in de geschiedenis waren optimistischer. Zo voorspelde John Maynard Keynes in de jaren ’30 dat landen zoals het VK en de VS tegen het einde van de 20ste eeuw een werkweek van 15 uur zouden invoeren met dank aan de technologische vooruitgang. Wat hij daarbij niet had geanticipeerd is dat nieuwe technologie inderdaad de productie heeft verhoogd, maar dat de vraag naar nieuwe producten – door het ongebreidelde consumentisme dat hand in hand gaat met de kapitalistische ideologie – vrijwel evenredig zou stijgen. Daarnaast zijn de winsten van deze productieverhoging zodanig ongelijk verdeeld onder grootkapitaalbezitters en werkende mensen dat ze niet tot minder werkdruk hebben geleid, wel integendeel. Antikapitalistische denkers zoals David Graeber (auteur van Schuld: De eerste 5000 jaar, Bullshit jobs en Het begin van alles) alsook een nieuwe generatie van economen zoals Kate Raworth (Doughnut Economics) dringen dan ook aan op een nieuw verhaal over werk, waarin economische groei niet langer als enige doel wordt vooropgesteld.

This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License