Marc Vervenne, ererector van KU Leuven, keert terug naar een cruciaal moment in de relatie tussen de universiteit en het kerkelijke gezag. Aan de hand van de legendarische rede van rector Pieter De Somer ontrafelt Vervenne hoe de universiteit zich langzaam maar zeker losmaakte van dogmatische beperkingen. De vrijheid tot dwalen, die De Somer als grondslag van academische autonomie bepleitte, blijkt een blijvend ijkpunt in de dialoog tussen wetenschap en religie.
‘Hun dient ook de vrijheid tot dwalen te worden toegekend.’
Rector De Somer oog in oog met de Paus
Marc Vervenne
Even verrassend als de rede van De Somer in Leuven, maar meestal vergeten, waren de woorden die Véronique Oruba, een Belgische studente van Poolse afkomst, namens de studenten van onze zusteruniversiteit tot de paus richtte in Louvain-la-Neuve. Ze week af van de op voorhand afgesproken tekst door onverwacht standpunten te vertolken met betrekking tot de evolutie van de verhouding tussen de Kerk en de moderne wereld, onder andere op ethisch vlak. Ze bekritiseerde de conservatieve opvattingen van de paus over de rol van vrouwen in een geëmancipeerde samenleving, over voorbehoedmiddelen en over sociale wantoestanden in Zuid-Amerika. Een deel van het publiek was geschandaliseerd door haar toespraak en Massaux was zeer misnoegd. De paus zelf leek niet onder de indruk. Hij applaudisseerde beleefd, gaf haar een kus op het voorhoofd en ging weer over tot de orde van de dag.
Het pausbezoek van 1985 is ongetwijfeld een scharniergebeuren in de geschiedenis van de verzelfstandigde zusteruniversiteiten Leuven en Louvain. De toespraken door De Somer en Oruba hebben de relatie van KU Leuven en UCLouvain met Rome – en indirect ook met de Belgische bisschoppenconferentie – op scherp gezet, met een doorwerking die de Leuvense universiteiten geleidelijk aan heeft omgevormd tot pluralistische instellingen gedragen door een open ‘katholieke’ dynamische identiteit. De woorden van rector De Somer tot de paus bevestigden dat het proces van laïcisering van KU Leuven onomkeerbaar was. Met ‘laïcisering’ bedoel ik het onttrekken van de universiteit aan clerici (bisschoppen, aangestelde rectoren) om ze in handen te brengen van niet-clerici. Met De Somer was duidelijk: Leuven schrijft zich als universiteit levensbeschouwelijk in het authentieke katholieke gedachtegoed in, maar is geen kerkelijke universiteit en staat bijgevolg niet onder de bevoogding van het kerkelijke gezag. In onze zusteruniversiteit verliep de transitie iets langzamer vanwege een behoudende katholieke achterban, maar vooral een rector-clericus met een gestagneerde visie op de katholieke universiteit. Pas in 1986, na het vertrek van Massaux en de komst van de verkozen rector Pierre Macq, was ook daar de ommekeer voltooid. In Leuven was het jaar daarvoor Roger Dillemans aangetreden. Hij zette De Somers pleidooi voor academische vrijheid voort en aarzelde niet kerkelijke standpunten te bekritiseren. Vanaf Macq en Dillemans zochten beide zusteruniversiteiten geleidelijk aan toenadering, beseffend dat samenwerking cruciaal was in een veranderende samenleving en kerk.
Het vervolg van dit artikel leest u in de papieren versie van Karakter 89. De volledige tekst verschijnt later online.

This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License