Waarom gebruiken auteurs hoofdstukken, en wat maakt een hoofdstuk? In The Chapter onderzoekt Nicholas Dames hoe deze schijnbaar eenvoudige structuur niet alleen teksten ordent, maar ook invloed uitoefent op hoe we tijd ervaren en verhalen begrijpen. Met een brede historische en literaire analyse laat hij zien hoe het hoofdstuk al twee millennia onze leeservaring vormt.
Tijd voor een hoofdstuk: hoe de indeling van een tekst ons doet denken
Frederik Van Dam
Bevindt er zich, op het moment dat u dit leest, een boek binnen handbereik? Of het nu een roman, een handboek of een koffietafelboek is, de kans is groot dat dit boek bestaat uit verschillende hoofdstukken. De manier waarop we teksten opsplitsen in verschillende delen is echter niet vanzelfsprekend. In The Chapter: A Segmented History from Antiquity to the Twenty-First Century onderzoekt literatuurwetenschapper Nicholas Dames waarom we hoofdstukken gebruiken. Wat ‘doet’ een hoofdstuk? Hoe heeft deze intussen zo vertrouwde kunstgreep zich ontwikkeld doorheen de geschiedenis? En kan de manier waarop we teksten opdelen ons iets vertellen over de manier waarop we onze gedachten over de wereld en over onszelf structuur geven? Wat betekent het om naar de geschiedenis te kijken als een opeenvolging van hoofdstukken? Deze vragen vereisen een grote dosis vindingrijkheid. Hoofdstukken zijn overal, maar ook onopvallend; iedereen zal een hoofdstuk herkennen als een hoofdstuk, ook al zijn er geen vaste regels voor. Door een lappenwerk te stikken uit bekende en minder bekende voorbeelden, laat Dames ons niet alleen op een verfrissende manier kijken naar de geschiedenis van de westerse literatuur; hij toont ook aan dat het hoofdstuk een fundamentele invloed heeft uitgeoefend op de manier waarop we nadenken over tijd.
De indeling die we vandaag nog steeds gebruiken, ontstond pas in de twaalfde eeuw
Een manier waarop deze invloed tastbaar is, zien we in de titels die hoofdstukken dragen. In het Encheiridion, een handleiding waarin de filosoof Arrianus de stoïcijnse leer van zijn meester Epictetus samenvat, zijn de titels behoorlijk raadselachtig. Ze kunnen kort het onderwerp aangeven, een vraag stellen, de lezer aanspreken, een stelling poneren. Op ingenieuze wijze vindt Dames een verklaring voor deze enigmatische structuur. Volgens het stoïcisme moeten we ons bewust zijn van onze eerder opgedane veronderstellingen als we een nieuw fenomeen of een nieuwe ervaring willen begrijpen. Het is daarom belangrijk om niet direct een oordeel te vellen, maar te aarzelen. De titels van de hoofdstukken in het Encheiridion beogen een gelijkaardig effect: ze doen lezers nadenken, twijfelen over wat ze denken te weten, zodat ze open staan voor de nieuwe blik die Epictetus en Arrianus bieden in de tekst die volgt. Boekstructuur en epistemologie zijn hier dus met elkaar verbonden.
In sommige teksten, zoals de evangeliën, bevatten de hoofdstukken geen titels, maar enkel een markering of witruimte. Om deze indeling te begrijpen, kunnen we op zoek gaan naar terugkerende patronen of coherentie binnen de hoofdstukken. In manuscripten zoals de Codex Vaticanus (4e eeuw) en de Codex Alexandrinus (5e eeuw) vangt een nieuw hoofdstuk vaak aan met het moment dat een nieuw personage, niet zelden op zoek naar hulp, het verhaal binnentreedt en iemand – meestal de zoon van God – aanspreekt. De indeling die we vandaag nog steeds gebruiken, ontstond pas in de twaalfde eeuw – volgens sommigen in het universitaire milieu van Parijs, volgens anderen in de abdij van Saint Albans in Hertfordshire. Deze indeling berust niet op de aankomst van personages, maar op tijd of plaats: hoofdstukken beginnen vaak met de reis naar een nieuwe plek of het aanbreken van een nieuwe dag. Een verklaring voor deze keuze vindt Dames in het denken over tijd van de kerkvader Beda. Waar volgens Augustinus het heden geen tijdsduur heeft en dus niet kan bestaan, in tegenstelling tot de toekomst en het verleden, stelt Beda dat de tijd in het heden kan worden teruggebracht tot het kleinste stukje tijd dat, zoals een atoom (‘atomus’), ondeelbaar is. Als we toegang willen tot het goddelijke, dan moeten we trachten die atomische tijd te vinden in gebed en bezinning. De lezer van een prozatekst zou dit temporele zelfbewustzijn kunnen ervaren wanneer tussen twee hoofdstukken de tijd even stilstaat.
Het voorbeeld van de evangeliën toont aan dat het hoofdstuk twee verschillende dimensies van tijd structuur geeft: enerzijds gaat het om de tijd van de lezer, wiens leestempo even wordt gepauzeerd, anderzijds gaat het om de tijd van de gebeurtenissen in het verhaal. In de moderne roman gaan auteurs op zelfbewuste manier op zoek naar overeenstemming tussen deze twee dimensies; uit dit samenspel ontstaat dan een bepaalde visie op zowel het individuele leven als op de geschiedenis. In The Interesting Narrative of the Life of Olaudah Equiano, or Gustavus Vassa, the African (1789), bijvoorbeeld, voelen de hoofdstukken als een ontoereikend stramien dat geen recht kan doen aan de ervaring van een tot slaaf gemaakte. Het leven van Equiano was in grote mate afhankelijk van de willekeur van anderen; de hoofdstukken verhogen dit gevoel van machteloosheid door drie of vier keer langer te zijn dan gebruikelijk was, en door overgangen te maken zonder dat er een belangrijke verandering optreedt. In Tolstojs Oorlog en Vrede (1869) werken hoofdstukken op een radicaal andere manier. Tolstojs hoofdstukken zijn uitzonderlijk kort en onvoorspelbaar. Bij het begin van een nieuw hoofdstuk kan er iets onverwachts gebeuren: we kunnen de gebeurtenis herbeleven vanuit het perspectief van een ander personage of getransporteerd worden naar een andere plek of een ander moment in de tijd. In het spel met deze verschillende hoofdstuktypes zit geen regelmaat, net zoals er geen regelmaat zit in het leven van de personages of het verloop van de geschiedenis, behalve dan de illusie van orde die de personages er zelf, terugblikkend, aan toekennen. Niet alle schrijvers zoeken deze grenzen op; velen trachten te komen tot een zeker evenwicht. Charles Dickens en George Eliot, bijvoorbeeld, laten het hoofdstuk samenvallen met het kader van een hele dag; op die manier synchroniseren ze de wereld van het verhaal met dat van de lezer die ’s avonds een hoofdstuk leest voor het slapengaan. In de late negentiende en de twintigste eeuw worden schrijvers steeds wantrouwiger ten opzichte van het hoofdstuk als een manier om tijd in te delen, en zoekt men spanning op tussen de tijd van de lezer en de tijd van het verhaal. Sommige (post)modernisten, zoals Samuel Beckett of W.G. Sebald, schrijven uiteindelijk doorlopende teksten, zonder indeling; anderen, zoals James Joyce, verheffen het hoofdstuk tot een eenheid die op zichzelf staat; en nog anderen, zoals de Braziliaanse schrijver Joaquim Maria Machado de Assis, de Britse experimentalist B.S. Johnsen, en de Franse filmauteur Agnès Varda, gebruiken hoofdstukken om het verlopen van de tijd in het verhaal ter discussie te stellen.
De titel van het boek suggereert dat het een universeel verhaal vertelt, maar de focus ligt op canonieke, westerse literatuur
Dames is zich bewust van het feit dat zijn eigen boek niet ontsnapt aan de dynamiek die het analyseert. Met meer dan twee millennia in acht hoofdstukken (plus een ‘ante chapter’ en ‘post chapter’), heeft The Chapter de arendsblik van de longue durée. Zijn studie tracht een ambitieus en allesomvattend verhaal te vertellen, het grotere plaatje, zoals slechts weinig wetenschappers dat nog (kunnen) doen; gebukt onder de verplichting om projecten te leiden en specialistische artikels voor vakgenoten te publiceren, gaan slechts weinigen dit soort uitdaging nog aan. Het eerste boek waar een literatuurwetenschapper aan moet denken is Erich Auerbachs Mimesis: De weergave van de werkelijkheid in westerse literatuur (1946). Net zoals Mimesis heeft The Chapter beperkingen: de titel van het boek suggereert dat het een universeel verhaal vertelt, maar de focus ligt op canonieke, westerse literatuur. De sectie over Machado toont echter aan dat er iets voor te zeggen valt om te kijken naar het hoofdstuk in andere culturen. Met een boek van deze omvang en deze reikwijdte is het niet verrassend dat er enkele inconsistenties zijn. Zo maakt Dames in het hoofdstuk over negentiende-eeuwse romans handig gebruik van wat men, in navolging van het werk van Franco Moretti, distant reading noemt: door in een groot corpus van romans te tellen en te berekenen hoe lang hoofdstukken zijn, kan hij grotere patronen identificeren. Vreemd genoeg is dit meer kwantitatieve perspectief afwezig in het eerste deel van het boek, waarin Dames schrijft over de ontwikkeling van het hoofdstuk in de oudheid en de middeleeuwen. Er zijn echter verschillende datasets van manuscripten beschikbaar, om maar te zwijgen van de mogelijkheden van artificiële intelligentie en natural language processing, die het mogelijk zouden maken om te onderzoeken of er grotere patronen zijn in dit oudere tijdvak. Desalniettemin slaagt Dames erin om bruggen te slaan tussen een grote verscheidenheid aan teksten, en ons op die manier te vervreemden van een alledaags iets waarvan we dachten dat we wisten hoe het werkte.
Door ons met een hernieuwde verwondering te laten kijken naar iets eenvoudigs als het hoofdstuk, lijkt The Chapter te passen binnen verschillende recente tendensen in de cultuurwetenschappen. Een van die tendensen is om cultuur te benaderen vanuit media history en media archaeology, waarbij de ontwikkeling van kunst en literatuur wordt geplaatst naast die van andere bekende of vergeten media (waarbij een medium breed wordt gedefinieerd: niet alleen kunstvormen, maar ook niet-literaire teksten zoals journalistiek en technologische ontwikkelingen zoals de televisie). Dames tracht op gelijkaardige wijze een tot nu toe onderbelicht medium vanonder het stof te halen. Het hoofdstuk is dan misschien niet een medium pur sang omdat het geen eigen, unieke materiële drager heeft, maar Dames benadrukt een aspect dat binnen mediastudies een belangrijke rol speelt, namelijk aandacht. Al in de jaren zestig stelde de Canadese onderzoeker Marshall McLuhan dat de inhoud van een boodschap minder belangrijk is dan de manier waarop die boodschap wordt gecommuniceerd: ‘the medium is the message.’ McLuhan was geïnteresseerd in en bezorgd over de manier waarop bepaalde media ons denken en onze aandachtsspanne conditioneren – een bezorgdheid die met de opkomst van sociale media nog steeds actueel is. McLuhans denken over aandacht klinkt door in het werk van Dames: in de manier waarop het hoofdstuk wordt vormgegeven, kunnen we wel een echo horen van hoe men op een bepaald punt in de tijd dacht over de tijd die iets mocht en kon innemen.
Dat literatuurwetenschappers in de eenentwintigste eeuw interesse tonen in de media en materialiteit van hun onderzoeksobject is echter niet zozeer de verdienste van McLuhan maar heeft grotendeels te maken met de invloed van actor-network theory, waarvan Bruno Latour de meest bekende profeet is. Volgens deze theorie moeten we erkennen dat ook niet-menselijke objecten en structuren bepaalde handelingen kunnen uitlokken, en dat om een fenomeen in kaart te brengen we dus een breder concept nodig hebben van de actoren die op elkaar invloed kunnen uitoefenen. Voortbouwend op Latours inzichten hebben verschillende wetenschappers betoogd dat het literaire werk een zekere kracht bezit, ondanks het feit dat het levenloos is, en dat we daarom ook meer onderzoek moeten doen naar de invloed van het literaire werk op de mens die het leest. Een recente vaandeldrager van deze benadering is Rita Felski. Zij betoogt dat men binnen de literatuurwetenschap vergeten is om te onderzoeken hoe lezers zich aan teksten hechten en dat er te weinig ruimte is voor onderzoek naar de gevoelens en emoties van de lezer. In Hooked: Art and Attachment (2020) pleit Felski voor een benadering van het kunstwerk waarbij het effect op het bewustzijn centraal staat, zonder daarbij – zoals de klassieke fenomenologie wel doet – de culturele en historische factoren die het bewustzijn conditioneren uit het oog te verliezen. In The Chapter lijkt Dames een unieke en gedurfde invulling te geven aan Felski’s oproep om de lezer centraal te plaatsen. Dames kiest expliciet voor een fenomenologische benadering, waarbij de impact van de vorm van het hoofdstuk op het bewustzijn van de lezer centraal staat.
Om Dames’ methode te begrijpen en te waarderen, is er nog een ander theoretisch werk waartegen het kan worden gelezen, Joseph Norths Literary Criticism: A Concise Political History (2017). In dit polemische werk stelt North dat sinds de jaren zeventig literatuurwetenschap het spoor bijster is. In die periode werd het gebruikelijk om het literaire werk te situeren in de historische context waarin het tot stand kwam, met als doel de diepere, ideologische boodschap te ontmaskeren. Dit moest studenten opleiden tot kritische geesten die de wereld kunnen veranderen. Het eerste werk van Dames – Amnesiac Selves: Nostalgia, Forgetting, and British Fiction, 1810-1870 (2001) – past enigszins binnen dit kader, in zoverre dat het verbanden blootlegt tussen victoriaanse romans en contemporaine psychologie. Volgens North bereikt deze benadering echter het tegenovergestelde van wat zij beoogt: in plaats van te tonen hoe een werk ons doet denken, wordt het gereduceerd tot een bepaalde context. Als de literatuurwetenschap de wereld echt wil veranderen, stelt North, moeten we terugkeren naar de techniek van close reading zoals oorspronkelijk ontworpen door I.A. Richards. Door het literaire werk langzaam en zorgvuldig te lezen, komen we meer te weten over onszelf, en leren we om een esthetisch oordeel te vellen. Norths boek vond veel weerklank binnen de literatuurwetenschap, maar ook veel weerstand: hij klinkt erg stellig, maar geeft amper richtlijnen hoe deze vorm van literaire kritiek in de praktijk te brengen. Dames, zo zou ik willen betogen, brengt in de praktijk waar North over filosofeert: niet door vergaande uitweidingen over materialisme en ideologie, maar door een bijna poëtisch gebruik van close reading. Zijn analyses zijn haarfijn en genuanceerd en, bovenal, opgesteld in een betoverend proza. Door allerlei vormen van beeldspraak laat hij de lezer niet alleen zien maar ook voelen wat een hoofdstuk kan betekenen: het is een vrije val door een open hemel, de pianist die zijn handen laat zweven na het laatste akkoord, de dirigent die met haar baton de resterende klanken samenraapt voor ze die laat uitdoven – allemaal beelden die de temporele aspecten van het hoofdstuk tastbaar maken. Dit is een boek dat tijd vraagt om te lezen en om te begrijpen, maar daarmee ook het tijdsbesef van de lezer zal vergroten.
Nicholas Dames, The Chapter: A Segmented History from Antiquity to the Twenty-First Century. (Princeton and Oxford: Princeton University Press, 2023).
Frederik Van Dam is als literatuurwetenschapper verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij is een expert op het gebied van de Britse roman in de negentiende eeuw en onderzoekt momenteel de rol van literatuur als een vorm van diplomatie.

This work is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivs 3.0 Unported License