Deel dit artikel

seks wordt steeds meer verbonden aan gezondheid: regelmatig seks hebben, weliswaar met niet al te veel verschillende partners, is een van de richtlijnen voor een actieve en gezonde levensstijl. geen seks (willen) hebben wordt binnen die logica een probleem, een falen of een disfunctie. seks als voorwaarde voor geluk en succes gaat echter voorbij aan het feit dat romantische en seksuele relaties niet voor iedereen even makkelijk toegankelijk zijn en dat seks ook niet voor iedereen een verheffende ervaring is. er is dan ook meer aandacht nodig voor hoe sociale ongelijkheid ons seksuele verlangen in een keurslijf dwingt.

Recht op (vreugdevolle) seks? Naar een feministische politiek van seksueel verlangen

Katrien De Graeve

Seks is overal. Waar seks een halve eeuw geleden nog een ruimte kon zijn voor revolte en weerspannigheid, is dat potentieel intussen door het systeem ingelijfd. Wat ooit ‘rebelse’ seksuele praktijken waren, zijn nu een waaier van lifestyleopties met een bijpassend commercieel aanbod van clubs, hotels, apps, speeltjes en video’s. Seks is niet alleen een domein van consumptie geworden, maar ook van individuele prestatiedrang en ambitie. Een spannend, gevarieerd en uitbundig seksleven is nu een must, een voorwaarde voor een gelukkig en zinvol leven. Seks wordt ook steeds meer verbonden aan gezondheid. Op tijd en stond een potje seks (met niet al te veel verschillende partners) figureert nu in de lijst van richtlijnen voor een actieve en gezonde levensstijl naast evenwichtige voeding, sport en voldoende slaap.

Geen seks hebben of er geen zin in hebben wordt binnen die logica een probleem, een falen of een disfunctie. Ouderen, bijvoorbeeld, worden nu geregeld door experts tot een regelmatig seksleven aangemaand willen ze een ‘succesvolle’ oude dag. Tegelijk zit hun seksualiteit, en die van oudere vrouwen in het bijzonder, nog erg in het verdomhoekje. Seks als voorwaarde voor geluk en succes gaat voorbij aan het feit dat seks en relaties niet voor iedereen even makkelijk toegankelijk zijn. We leven immers in een systeem van sociale ongelijkheid dat sommige identiteiten en kenmerken als hoogst begeerlijk idealiseert en andere devalueert. Het gaat ook voorbij aan het feit dat niet iedereen seks leuk vindt (en dat dat geen probleem hoeft te zijn) en dat seks niet voor iedereen de verheffende ervaring is uit het sekspositieve jargon.

De vraag om respect is ook de vraag niet het voorwerp te zijn van fetisjisering en seksueel geweld

Er is een toenemende activistische aandacht voor het recht op seks bij mensen uit gemarginaliseerde groepen. Mensen die door onderdrukkende normen en stereotypen onaantrekkelijk worden bevonden, zoals ouderen, personen met een beperking, trans personen of dikke personen, komen op voor hun seksuele rechten. Mensen van kleur verzetten zich tegen de racistische normen die hun lichamen zowel deseksualiseren als hyperseksualiseren. In deze bewegingen ligt de nadruk op respect, zelfliefde en trots, en op de vraag tot herzien van onderdrukkende normen.

De vraag om respect houdt ook de vraag in om niet het voorwerp te zijn van fetisjisering en seksueel geweld. Lichamen die door onderdrukkende uitsluitingsmechanismen als onaantrekkelijk worden beschouwd, zijn immers net daardoor bijzonder kwetsbaar voor (onzichtbaar, onbestraft) seksueel geweld. Tegelijk kunnen kenmerken als zwart zijn, trans zijn, handicap, zwaarlijvigheid of rijpere leeftijd als een fetisj functioneren voor cisgender, valide, slanke, jonge of sociaal-economisch machtige personen. Het recht niet gereduceerd te worden tot één identiteitskenmerk door de seksuele blik van anderen, en een verlangen naar gelijkwaardigheid en respect voor de totaliteit van wie men is in seksuele interactie, zijn in deze bewegingen dan ook belangrijke agendapunten.

Ook het recht om nee te zeggen tegen seks en seksuele avances, en het recht om de eigen fysieke grenzen af te bakenen, is deel gaan uitmaken van het publieke discours. Vrouwen en personen uit minderheidsgroepen klagen nu massaal het grensoverschrijdend gedrag aan waarmee ze in een patriarchale en racistische cultuur disproportioneel veel geconfronteerd worden. #MeToo, bijvoorbeeld, maakt duidelijk – voor wie daar nog aan twijfelde – dat seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld alomtegenwoordig zijn, en stelt deze praktijken aan de kaak, evenals de impact die ze hebben op de mogelijkheden en bewegingsvrijheid van wie er het voorwerp van is. Het is een vurige collectieve actie tegen het vermeende beschikkingsrecht van (vooral) mannen over de lichamen van (vooral) vrouwen.

#MeToo wordt ervan beschuldigd onderdeel te zijn van een ware samenzwering

De tegenbeweging is minstens even heftig. #MeToo wordt ervan beschuldigd onderdeel te zijn van een ware samenzwering tegen (witte) mannen. Slachtoffers die grensoverschrijdend gedrag aankaarten, worden systematisch beticht van leugens, smaad, stemmingmakerij en aandachttrekkerij. De grenzen die ze willen stellen, zouden elke speelsheid en plezier uit het verleidingsspel halen, en een bewijs zijn van overdreven preutsheid. De argumenten tegen #MeToo worden door een breed publiek gedragen, en soms vanuit onverwachte hoek. Zo riep een vooraanstaande feministe onlangs tijdens een debat uit dat met #MeToo de slinger is doorgeslagen en een tik tegen de billen nu ook niet zo erg is.

Maar ook meer extreme verdedigers van het status-quo voeden de tegenwind. De pick-up community en incelgroepen zijn voorbeelden van groepen van voornamelijk mannen die vertrekken van hun recht op seks in tijden die verziekt zouden zijn door praatjes over gendergelijkheid. Pick-up artists vervolmaken zich in technieken die vrouwen makkelijker doen instemmen met seks. Incels – wat staat voor involuntary celibate, onvrijwillig celibatair – gaan zelfs zo ver te eisen dat verkrachting uit het strafrecht wordt gehaald. Deze mannen zijn gefrustreerd over hun gebrek aan toegang tot de lichamen van vrouwen, in het bijzonder van vrouwen die hoog op de ladder staan volgens patriarchale en racistische schoonheidsnormen, en vinden dat ze alle recht hebben om die toegang op te eisen. Figuren als Donald Trump en andere extreemrechtse boegbeelden verzetten zich eveneens tegen het dreigende verlies van wit, mannelijk privilege. Ze vuren de bozewittemannenrevolte aan in de verdediging van hun seksuele beschikkingsrecht over de lichamen en diensten van (knap en sexy bevonden) vrouwen: Grab them by the pussy!

Een lange feministische traditie wijst erop dat seks en seksueel verlangen ook politiek zijn

In haar boek The Right to Sex fileert Oxfordprofessor Amia Srinivasan de hedendaagse betekenis van seks, en van het vermeende recht op seks, en ze doet dat op een bijzonder genuanceerde en weloverwogen manier. Het boek past in een lange traditie van feministisch werk dat erop wijst dat seks en seksueel verlangen ook politiek zijn. Feministen problematiseren al langer het discours waarin seks en seksueel verlangen herleid worden tot evolutionair-biologische factoren. Ze wijzen erop dat de voorstelling van het biologische als een ‘echte’, objectieve grond waarop cultuur en politiek zich als het ware enten deel is van het systeem van onderdrukking. Wanneer we immers geloven dat seks en sekse ‘natuurlijk’ zijn, en we het natuurlijke als onveranderlijk definiëren, dan kunnen ongelijkheid, onrechtvaardigheid en zelfs seksueel geweld goedgepraat worden. Feministische denkers werken al decennialang aan een complexer begrip van de vervlechting van natuur en cultuur, van het biologische en het politieke, zonder de twee in een hiërarchische relatie ten opzichte van elkaar te plaatsen. Ze hameren erop dat ideeën, taal en praktijken niet minder reëel zijn dan lichamen, genen en hormonen. Bovendien, zo vinden ze, staat een fixatie op het biologische als een onwrikbare en essentiële waarheid het creatief verbeelden van een alternatieve, meer rechtvaardige toekomst in de weg.

De Amerikaanse filosofe Angela Willey stelt daarom voor te spreken van biomogelijkheid (biopossibility) eerder dan van biologie. Biomogelijkheid wil vatten hoe onze menselijke capaciteiten om sociaal betekenisvolle kenmerken of verlangens te belichamen afhangen van biologie (wat ons lichaam ons brengt), maar evenzeer van discursieve kaders (datgene dat denkbaar is). In haar boek Undoing Monogamy ontwikkelt Willey een queer-feministische en antiracistische analyse van het wetenschappelijke discours over monogamie en non-monogamie. Ze stelt vast dat het monogame huwelijkssysteem in een belangrijk deel van het wetenschappelijke veld steevast voorgesteld wordt als zou het een product zijn van een inherent menselijke eigenschap om heteroseksuele paren te vormen. Tegelijk stelt ze vast dat verdedigers van alternatieve systemen, zoals polyamorie, dezelfde logica reproduceren. Beiden vertrekken met name van de veronderstelling dat mensen fundamenteel seksuele wezens zijn, dat seksuele voorkeur een geaardheid is, en dat het centraal stellen van seksualiteit in de organisatie van menselijke relaties ‘natuurlijk’ is.

Ook polyamorie vertrekt van het idee dat mensen fundamenteel seksuele wezens zijn

Willey gebruikt deze specifieke case om het wetenschappelijke discours over de menselijke biologie te ontleden, en levert met haar focus op de kansen en potentie die biologie ons biedt een belangrijke bijdrage aan de feministische theoretisering van de relatie tussen natuur en cultuur. Haar analyse steunt in belangrijke mate op het werk van de Caraïbisch-Amerikaanse feministe en schrijfster Audre Lorde uit 1993. Lorde bekritiseert de reductie van menselijkheid tot seksueel of reproductief instinct, een discours dat van oudsher gebruikt wordt om vrouwen te onderdrukken. Tegenover deze beperkende visies op lichamen plaatst ze een visie op het lichamelijke als een plek van erotische kracht en verbeelding. Lordes erotiek krijgt een veel bredere invulling dan gewoonlijk aan de term gegeven wordt, en definieert erotiek als het potentieel om plezier en vreugde te voelen en te delen, op zowel fysiek, emotioneel, psychisch als intellectueel vlak. Ze geeft aan dat dat potentieel ernstig onderdrukt en ondermijnd wordt door racistische en patriarchale structuren, maar ziet in erotiek ook de vreugde en connectie die nodig zijn om andere biomogelijkheden te verkennen dan die van de onderdrukkende scripts.

Ook Srinivasans boek vertrekt vanuit de hoop op een betere wereld waarin seks en erotiek werkelijk vrij zouden zijn. Srinivasans argumentatie over seksuele vrijheid stelt het onderscheid centraal tussen liberale en radicale eisen, en breekt een lans voor een herwaardering van de laatste. Srinivasans pleidooi voor een sekspolitiek die de radicale eis van gelijkwaardigheid vooropstelt, past in een recente tendens om de binaire verhalen van de feministische seksdebatten van eind de jaren 1980 – met pro-seksfeministen aan de ene kant en seksnegatieve radicale feministen aan de andere – te overstijgen, en de uitkomst ervan te herevalueren en bij te sturen. Veertig jaar na datum lijkt de discussie beslecht ten gunste van het algemeen omarmen van een sekspositieve houding, met wederzijdse instemming als toverwoord. Steeds meer stemmen pleiten echter, mede onder invloed van de beweging die opkomt voor het recht op aseksualiteit, voor de erkenning van seksnegatieve, preutse en seksonthoudende identiteiten als vreugdevolle mogelijkheden tot seksuele zelfbeschikking, bevrijding en emancipatie.

Wederzijdse instemming gaat ervan uit dat elke partij even sterk staat in de onderhandeling

Bovendien is er toenemende kritiek op wederzijdse instemming als enige criterium voor de ethische evaluatie van seks. Wederzijdse instemming gaat immers uit van de vooronderstelling dat elke partij even sterk staat in de onderhandeling en laat impliciete druk door normatieve verwachtingspatronen buiten beschouwing. In die zin, zo stelt Srinivasan, dreigt een sekspositieve blik vrouwenhaat, racisme en andere onderdrukkende systemen ongehinderd toegang te geven tot de slaapkamer. Het windt op, en iedereen is akkoord, dus is het toch prima? Zonder te ontkennen dat de notie van sekspositiviteit belangrijk werk heeft gedaan om seks te bevrijden van schaamte en stigma, verwerpt Srinivasan de vervlechting van sekspositieve argumenten met een liberale politiek. De liberale roep tot seksuele bevrijding laat volgens haar te weinig ruimte voor het in vraag stellen van de manier waarop seksuele verlangens gevormd worden, en dus voor de politieke formatie van verlangen. De weerzin om de scheeftrekkingen in de mogelijkheid tot vrij seksueel handelen onder de loep te nemen en het gebrek aan kritische aandacht voor de ideologieën en machtsongelijkheden die seksueel verlangen sturen, hollen ironisch genoeg seksuele vrijheid uit. De vrijheid van sommigen gaat immers ten koste van de vrijheid van anderen.

Een radicaal politieke houding, daarentegen, houdt in dat we bevragen wie of wat we uitsluiten in onze seksuele voorkeuren, verlangens en fetisjen. In plaats van mee te gaan in een discours dat seksuele verlangens de status van ‘aangeboren’ geeft (en stelt dat die daarom sowieso vrij beleefd moeten kunnen worden), vraagt een radicale ethiek het ontrafelen van de onderdrukkende en uitsluitende doelen die ze dienen. Het vraagt een onderzoeken van hoe we onderdrukkende mechanismen geïnternaliseerd hebben en hebben laten binnendringen in ons meest intieme zijn. Dit is geen nieuwe poging om seksueel verlangen te disciplineren, zo waarschuwt Srinivasan. Wat hiermee gedisciplineerd wordt, is immers niet het seksuele verlangen zelf, maar de onderdrukkende politieke krachten die dat verlangen in een beperkend stramien dwingen.

Srinivasans oproep om onze seksuele verlangens te bevragen en te transformeren heeft uiteraard ook niets vandoen met extreemrechtse en conservatieve homofobe en transfobe sekspolitiek die verlangens die buiten het heteronormatieve stramien vallen, wil corrigeren of ‘genezen’. Integendeel, het is een verzet tegen de manier waarop die racistische en patriarchale sekspolitiek eeuwenlang de kneedbaarheid van ons erotische verlangen heeft misbruikt om onderdrukkende structuren in stand te houden. Srinivasans oproep om seksueel verlangen te beginnen zien als een domein dat niet al bij voorbaat in onze aarding vastligt, maar openstaat voor verandering en nieuwe verbeeldingen, is inspirerend voor de ontwikkeling van een radicale sekspolitiek die voorbij de libertaire en/of essentialistische interpretaties gaat. Beseffen dat onze persoonlijke seksuele voorkeuren nooit simpelweg biologisch, noch louter persoonlijk zijn, maar gekneed en gevormd worden door meer algemene patronen van dominantie en uitsluiting, maakt verlangens niet minder echt, of ook niet per se makkelijk veranderbaar. Toch benadrukt Srinivasan dat een streven naar een meer rechtvaardige wereld de plicht inhoudt om zich open te stellen voor verandering van verlangen. Wie droomt van revolutie, kan niet anders dan ook zichzelf radicaal te transformeren.

Onze persoonlijke seksuele voorkeuren zijn nooit louter biologisch of louter persoonlijk

Het is een belangrijk inzicht uit de feministische standpunttheorie dat degenen in de minst geprivilegieerde posities het best geplaatst zijn om de mechanismen van onderdrukking te zien. Het zijn dan ook onder andere bewegingen van mensen met een beperking, mensen van kleur, dikke personen, trans personen en 50+-vrouwen die het voortouw nemen in het radicaal eisen van transformatie van seksuele verlangens. Zij roepen op om bewondering en appreciatie te voelen bij het eigen lichaam of dat van anderen, ook wanneer we geleerd hebben dat te verafschuwen omdat het niet past binnen het enge stramien van onder meer jeugdigheid, slankheid, witheid, validiteit en heteroseksualiteit. Hun verzet tegen de dominante normen die hen marginaliseren kan empowering en krachtig zijn, en kan ook de ogen openen van degenen aan de meer geprivilegieerde kant van de macht. De beperkende seksuele stramienen duwen immers ook hen in enge fantasieën en rollen. De aansporing tot transformatie van ons seksuele verlangen is geen poging om het plezier uit seks te halen. Met Lordes begrip van erotische kracht en Willeys begrip van biomogelijkheden kunnen net bredere horizonten van erotisch verlangen opengetrokken worden. De bredere horizonten zijn er geen van neoliberale consumptie en optimalisatie, maar van vreugdevolle vrijheid. Waar ze voor pleiten is niets minder dan een revolutie van seksueel verlangen; een pleidooi dat ik volmondig onderschrijf.

Audre Lorde, ‘The uses of the erotic: The erotic as power’, The Lesbian and Gay Studies Reader, 1993, 339-343.

Amia Srinivasan, The Right to Sex: Feminism in the Twenty-First Century. (New York: Farrar, Strauss and Giroux, 2021).

Angela Willey, Undoing Monogamy: The Politics of Science and the Possibilities of Biology. (Durham: Duke University Press, 2016).

Katrien De Graeve is antropoloog en hoofddocent in Genderstudies verbonden aan de vakgroep Talen en Culturen van de Universiteit Gent. Ze is pi van een door erc gefincancierd onderzoeksproject over de seksualiteit van 50+-vrouwen. Samen met Rahil Roodsaz redigeerde ze het boek Intieme Revoluties. Tegendraads in seks, liefde en zorg (Boom, 2021).

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen