Deel dit artikel

dankzij globalisering intensiveren de internationale handel en reisbewegingen. voor mensen betekent dat dat ze snel en goedkoop de wereld kunnen zien, maar ook voor plant- en diersoorten opent het perspectieven: zij raken bewust en onbewust over de wereld verspreid. wanneer ze in hun nieuwe habitat niet af te rekenen krijgen met concurrenten of natuurlijke vijanden, kunnen ze zich zo snel verspreiden dat ze invasief worden genoemd. hun introductie kan verstrekkende gevolgen hebben voor de biodiversiteit en het ecosysteem in hun nieuwe omgeving, maar ook voor de economie en de volksgezondheid. een effectief beleid is dus noodzakelijk.

Van muskusrat tot huiskat: Invasieve exoten en beleid

Lowieke Vermeulen

De laatste jaren horen we in het nieuws steeds vaker over allerlei plant- en diersoorten die in Europa opduiken, maar er aanvankelijk niet voorkwamen. Zo overwoekert de Japanse duizendknoop menige (stads)tuin, vormt de brulkikker een bedreiging voor de lokale flora en fauna, vernielt de Chinese wolhandkrab visnetten en fuiken, en beschadigt de muskusrat dijken soms in dusdanige mate dat de reparatiekosten hoog oplopen. Ook worden bacteriën en virussen via menselijk reisgedrag en het transport van goederen over de wereld verspreid, en kunnen nieuwkomers fungeren als vectoren voor ziektes, zoals de Aziatische tijgermug, die meer dan 20 virussen kan overdragen.

Globalisering leidt tot toenemende integratie, zowel op economisch, cultureel als politiek vlak. Deze integratie betekent een grotere onderlinge verbondenheid en een intensivering van internationale handel en reisbewegingen. Hoewel dit tal van voordelen oplevert, heeft integratie heeft ook een keerzijde, niet alleen voor de mens, maar ook voor andere diersoorten. De ongekende mogelijkheden om snel en goedkoop de wereld rond te reizen zorgen er ook voor dat plant- en diersoorten, bewust en onbewust, in toenemende mate over de wereld worden verspreid. Een deel van deze soorten voelt zich snel thuis in zijn nieuwe omgeving, vooral wanneer er geen predatoren of andere natuurlijke vijanden aanwezig zijn. Bij een gebrek aan concurrentie verspreiden deze soorten zich zo snel en succesvol dat het hun nieuwe habitat verstoort, en ontwikkelen zij zich tot wat we invasieve exoten noemen. Wanneer een invasieve exoot eenmaal geacclimatiseerd is geraakt in een ecosysteem, is het moeilijk en duur om ze uit het gebied te verwijderen en de reeds toegebrachte schade te herstellen. De introductie van invasieve exoten kan bovendien leiden tot het verdwijnen van inheemse soorten, het verstoren van ecosystemen, en schade aan de economie en volksgezondheid.

Grip krijgen op de verspreiding van invasieve diersoorten betekent lastige politieke en ethische keuzes maken

Biologen en ecologen waarschuwen al langer dat de verspreiding van invasieve exoten wereldwijd een van de grootste bedreigingen voor de biodiversiteit vormt. Vanuit een ecologisch perspectief lijken de problemen, en de mogelijkheden om deze op te lossen, op het eerste gezicht relatief helder. Toch blijkt het ontwikkelen van een effectief en coherent beleid lastig. Een belangrijke reden hiervoor is de inherente complexiteit van het vraagstuk. Om grip te krijgen op de verspreiding van invasieve diersoorten moeten namelijk keuzes worden gemaakt in lastige politieke en ethische dilemma’s. Oplossingen waarbij deze soorten worden verwijderd uit hun omgeving, zonder deze dieren, het ecosysteem, de lokale bevolking of andere belanghebbenden te schaden, zijn in de meeste gevallen geen reële mogelijkheid. Alternatieven, van niet ingrijpen tot het uitroeien van de exoten, hebben enorme impact op de dieren zelf en op de natuurlijke en menselijke omgeving van deze soorten.

Politici, belangenverenigingen, ngo’s en burgers verschillen radicaal in hun ideeën over (de wenselijkheid van) het beheer van exotische soorten, en zelfs over de conceptualisatie en classificatie van termen als exotisch tegenover inheems. Zo zijn er dierenrechtenactivisten die vinden dat geen enkel dier invasief genoemd mag worden, en ervaren anderen het onderscheid tussen inheems en exotisch als xenofobisch, wanneer er gesproken wordt over welke soorten wel en niet welkom zijn. Ook kunnen we ons afvragen in hoeverre menselijke inmenging fundamenteel anders is dan natuurlijke processen en veranderingen. Is het feit dat de huidige problematiek rondom invasieve soorten voor een groot deel is beïnvloed door mensen bijvoorbeeld voldoende reden om te pleiten voor menselijke inmenging om deze problemen recht te zetten? Onze perceptie van invasieve diersoorten stoelt sterk op conflicterende waarden en definities. Dit mondt weer uit in verschillende visies op welke effecten schadelijk zijn, hoe we mogen omgaan met dieren en diersoorten, en welke offers het maken waard zijn.

Ondanks de moeilijkheden in het onderscheiden en begrijpen van natuurlijke processen bestaat er reeds een indrukwekkende hoeveelheid wetenschappelijke inzichten in de ecologische effecten van invasieve diersoorten, en de mogelijkheden om schadelijke effecten te beperken. Toch heeft de groeiende hoeveelheid onderzoek naar de manier waarop diersoorten worden geïntroduceerd, hoe ze zich vestigen, wat risicofactoren zijn voor de ontwikkeling van exoot naar invasieve soort, en hoe hun impact kan worden gereduceerd, tot op heden weinig invloed gehad op de ontwikkeling van een effectiever beleid. Empirische wetenschappelijke kennis is uitermate geschikt om de dilemma’s bloot te leggen, maar individuele en collectieve percepties en belangen zijn uiteindelijk doorslaggevend in de keuzes die worden gemaakt. Het beheer van exoten is daarom niet een puur technisch vraagstuk, maar is ook politiek, sociaal en ethisch gezien een lastige kwestie, die niet alleen is op te lossen door het verkrijgen van meer wetenschappelijke kennis. De vraagstukken gaan dus niet alleen over of we kunnen wat we willen, maar ook over of we willen wat we kunnen.

Empirische kennis legt de dilemma’s bloot, maar uiteindelijk zijn individuele en collectieve percepties en belangen doorslaggevend

Het boek Cat Wars: The Devastating Consequences of a Cuddly Killer, in 2016 geschreven door Peter Marra en Chris Santella, geeft een mooi inzicht in de complexiteit van problemen gerelateerd aan invasieve diersoorten en de politieke, culturele, maar ook emotionele uitdagingen die deze met zich meebrengen. De auteurs bespreken de kat als een voorbeeld bij uitstek van de vele dilemma’s die een rol spelen in het debat rondom invasieve soorten. Gezien de woede die het verhitte debat rondom deze casus oproept, een woede die er zelfs toe heeft geleid dat meerdere kattenonderzoekers doodsbedreigingen ontvingen, is dit een gedurfd project. De inmiddels zo ingeburgerde huiskat wordt door de meeste mensen niet gezien als (invasieve) exoot. Hoewel de Europese wilde kat erg veel weg heeft van een forse huiskat, is de kat die nu wordt gehouden als huisdier zo’n 9 000 jaar geleden gedomesticeerd van de Afrikaanse wilde kat. Sindsdien is de kat dermate veranderd dat er over het algemeen wordt aangenomen dat de gedomesticeerde kat geen natuurlijk verspreidingsgebied heeft, en daarmee volgens veel definities als exoot moet worden gekenmerkt. Gezien de ecologische schade die de kat kan aanbrengen en het wijdverbreid voorkomen van de soort, staat de kat hoog op veel lijstjes van meest schadelijke invasieve exoten ter wereld. Dat de huiskat door de meeste mensen niet wordt gezien als exotische soort kan bijdragen aan onbegrip tussen verschillende belangengroepen en wetenschappers.

Het boek Cat Wars opent met het verhaal over David Lyall, een vuurtorenbeheerder die in 1894 aankwam op Stephens Island in Nieuw-Zeeland, met zijn zwangere kat Tibbles. Binnen een jaar na aankomst veroorzaakten laatstgenoemde en haar kroost het uitsterven van een zeldzame inheemse vogelsoort, de Stephens Island Wren. Deze casus is geen uniek voorbeeld. Verschillende onderzoeken tonen aan dat de introductie van katten aanzienlijke schade toebrengt aan fragiele ecosystemen. Dit is voornamelijk het geval wanneer prooidieren zijn geëvolueerd in een ecosysteem zonder natuurlijke vijanden en dus weinig eigenschappen hebben ontwikkeld om zich te beschermen tegen roofdieren. Een bekend voorbeeld hiervan zijn de vele soorten loopvogels in Nieuw-Zeeland, waarvan wordt aangenomen dat zij het vermogen om te vliegen hebben verloren toen ze hun vleugels simpelweg niet meer nodig hadden om te vluchten voor natuurlijke vijanden. Zulke soorten zijn extra kwetsbaar voor de introductie van roofdieren. De schattingen lopen uiteen, maar er wordt aangenomen dat katten medeverantwoordelijkheid dragen voor het uitsterven van ten minste 63 soorten wereldwijd, waarvan 33 soorten op eilanden.

Er wordt aangenomen dat katten mee verantwoordelijk zijn voor het uitsterven van ten minste 63 soorten wereldwijd

De schadelijke effecten van invasieve diersoorten zijn op eilanden goed zichtbaar, doordat eilanden duidelijke grenzen en een grote diversiteit aan unieke soorten hebben. Ook is er vaak meer ongerepte natuur. Toch is de kat ook in minder afgesloten ecosystemen, zoals in Nederland en België, een steeds zichtbaarder probleem. In 2019 werd het Europese natuurbeschermingsrecht onder de loep genomen tegen de achtergrond van de groeiende wetenschappelijke literatuur over de negatieve impact van katten op de natuur. Dit onderzoek werd uitgevoerd en gepubliceerd door twee rechtswetenschappers, Arie Trouwborst en Han Somsen. Zij concludeerden dat als de huidige wetgeving consequent wordt doorgevoerd, het laten loslopen van katten verboden behoort te worden, dit verbod actief gehandhaafd moet worden, en dat overheden verplicht zijn zwerfkatten en verwilderde katten te beheren of te verwijderen wanneer ze een bedreiging vormen voor beschermde soorten of Natura 2000-gebieden. Trouwborst stelt in een interview dat we wetenschappelijke onzekerheid niet kunnen aanhalen als argument om loslopende katten te gedogen, omdat we inmiddels meer dan genoeg weten over de negatieve effecten van de kat op de natuur. Ook stelt hij dat een verbod op het laten loslopen van katten prima te handhaven is.

Dat de kat een zeer populair en geliefd huisdier is, en naleving van deze wetgeving politiek gezien geen gemakkelijke opgave zal zijn, blijkt uit de hoeveelheid media-aandacht en het publieke debat dat volgde. Of en hoe de kattenpopulatie onder controle gehouden zou moeten worden is onderwerp van hevige discussie, waar de politiek haar vingers tot op heden niet aan lijkt te willen branden, en waar ook veel dier- en natuurorganisaties hun handen liever van af houden. Cat Wars, het artikel van de rechtswetenschappers en diverse onderzoeken die aangehaald worden door Marra en Santella raken met deze casus een gevoelige snaar: hoewel de ecologische effecten voldoende helder zijn, er wetgeving is ontwikkeld om deze effecten te voorkomen of beperken en handhaving mogelijk lijkt, wordt de kat op grote schaal in het wild gedoogd. De status van de kat in onze samenleving speelt in dit geval een belangrijke rol, en zorgt ervoor dat het geliefde huisdier door velen boven het belang van andere diersoorten, of biodiversiteit in het algemeen, wordt geplaatst. Dit roept vragen op over hoe we moeten omgaan met dieren die een impact kunnen hebben op fragiele ecosystemen waarin ze, bewust of onbewust, worden geïntroduceerd. Maar ook de vraag wanneer, of, en voor wie, dit eigenlijk een probleem is, of dat deze veranderingen onderdeel zijn van een natuurlijk proces. Zelfs het begrip ‘natuurlijkheid’ is in deze kwestie niet doorslaggevend, omdat veel processen die compleet natuurlijk zijn kwalijke gevolgen kunnen hebben. Om tot werkbare oplossingen te komen, moet inzicht worden vergaard in belangen en waarden die met elkaar in conflict kunnen zijn.

Veel compleet natuurlijke processen kunnen kwalijke gevolgen hebben

Allereerst is de problematisering afhankelijk van de vraag hoe men verschillende aspecten van het probleem conceptualiseert. Zo beschrijft Cat Wars hoe de definitie van de status van katten kan worden beïnvloed door zowel biologische als sociale constructen. Een kat met een eigenaar wordt gezien als huisdier, terwijl een wilde kat kan worden gezien als plaag. Gedomesticeerde katten zonder eigenaar zitten in een grijs gebied: niet echt plaag, niet echt huisdier. Ook in het bredere debat rondom invasieve diersoorten is perceptie en conceptualisatie een complicerende factor. De wolf is hiervan een helder voorbeeld: ze veroorzaakt overlast, en is pas sinds enkele jaren weer in België en Nederland te vinden, maar wordt meestal toch niet als exoot gecategoriseerd. De wolf kwam immers van nature in Noordwest-Europa voor en is uit zichzelf teruggekomen. Er zijn diverse opvattingen mogelijk over wat een soort invasief maakt. Zo kunnen we kijken naar de manier van introductie, het natuurlijke verspreidingsgebied, of de manier waarop diersoorten in een ecosysteem passen. Het is in veel gevallen dus niet evident welke soorten hier inheems of exotisch zijn.

Daarnaast is de waarde die gekoppeld wordt aan een categorie als ‘inheems’ ook niet onbetwist. Hoewel het duidelijk is dat exotische soorten in fragiele ecosystemen een hoop ellende kunnen veroorzaken, is hun aanwezigheid niet per definitie slecht, en is de negatieve connotatie niet altijd op feitelijkheden gebaseerd. Dit blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek van ecoloog Bart Grutters naar exotische waterplanten in Nederland, waaruit hij concludeerde dat sommige daarvan juist een positief effect hebben. Zo kan de uit Amerika afkomstige waterwaaier een positieve bijdrage leveren aan de waterkwaliteit, doordat de plant, in gevallen van overschot, de hoeveelheid voedings- en meststoffen in het water vermindert. Ook de Amerikaanse vogelkers is een bekend voorbeeld van een exoot die positieve effecten teweeg kan brengen. Deze boomsoort is ongeveer 200 jaar geleden geïntroduceerd om zijn bodemverbeterende eigenschappen. Door de snelle verspreiding en groei werd deze boomsoort al snel als invasief bestempeld. Toch blijkt de vogelkers ook een positieve invloed te hebben: de soortenrijkdom op deze bomen is namelijk hoger dan op de meeste boomsoorten die oorspronkelijk in het gebied voorkwamen. Waar biodiversiteit op lokaal niveau soms wordt teruggedrongen, kunnen exoten op grotere schaal juist zorgen voor een rijkere flora en fauna. Desalniettemin wordt aan inheemse soorten vaak een waarde toegekend enkel op basis van het gegeven dat ze inheems, en daarmee ‘natuurlijker’, zijn.

Hoewel exotische soorten in fragiele ecosystemen een hoop ellende kunnen veroorzaken, is hun aanwezigheid niet per definitie slecht

Hoe conflicterende waarden een rol spelen in debatten over invasieve soorten wordt in Cat Wars geschetst in het hoofdstuk ‘Bird lovers and cat lovers: The perfect storm’, waarin het conflict tussen twee groepen dieren- en natuurliefhebbers centraal staat. Aan de ene kant staan kattenliefhebbers die vooral bezig zijn met het welzijn van individuele katten. Vanuit het dierenwelzijnsperspectief is het immoreel om katten te doden, of hun vrijheid te beperken door ze binnen of aan de lijn te houden. Aan de andere kant staan vogelliefhebbers, die van mening zijn dat katten schadelijk zijn voor het ecosysteem en dan met name het voortbestaan van vogelsoorten. Hieruit rijst de vraag of we waarde moeten hechten aan individuele dieren, een diersoort als geheel, of soortenrijkdom of biodiversiteit in bredere zin, en welke soorten kunnen worden gezien als onderdeel van de natuur en als beschermingswaardig. Tegelijkertijd kunnen individuele vogels ook rechten worden toebedeeld, waardoor een conflict ontstaat tussen twee verschillende groepen dieren. De kwestie rondom vrijheidsbeperking van katten wordt verder gecompliceerd door verschillende opvattingen over wat een goed kattenleven is. Veel katteneigenaren zien het binnenhouden van een kat als onnatuurlijk, terwijl anderen wijzen op de gevaren van het buitenleven en stellen dat katten binnen juist gelukkiger zijn.

Tenslotte kunnen er andere waarden een rol spelen. Zo pleitte de eigenaar van een dierenwinkel in Wisconsin tegen het afschieten van katten, omdat dit de progressieve reputatie en het toerisme van de regio mogelijk zou schaden. Ook esthetische waarden kunnen van invloed zijn. Zoals in het geval van de charismatische wasbeer, die voor veel natuurliefhebbers een welkome toevoeging is aan onze natuurgebieden. En soms is het, letterlijk, een kwestie van smaak. Terwijl de Amerikaanse rivierkreeft, die in Nederland en in toenemende mate in België oprukt, hier wordt gezien als een plaag, is de soort in andere landen een delicatesse. Dit biedt mogelijkheden tot handel, en de soort brengt daarmee economische waarde.

Moeten we waarde hechten aan individuele dieren, een diersoort als geheel of bredere soortenrijkdom?

Een puur wetenschappelijke focus op de schadelijke ecologische effecten van invasieve diersoorten, op bijvoorbeeld de biodiversiteit, gaat voorbij aan al die verschillende ethische en maatschappelijke dimensies van het probleem. Hoewel veel invasieve exoten inheemse soorten verdringen, en daarnaast ook kunnen zorgen voor schade aan landbouw, gebouwen, bedrijven of onze gezondheid, is dit niet altijd het geval. Sommige soorten zorgen juist voor een grotere soortenrijkdom, of hebben instrumentele waarde voor de mens. Zelfs als een soort aantoonbaar schadelijk is, dan is de vraag of, en op welke manier, deze soort bestreden moet worden simpelweg niet op te lossen met wetenschappelijke feiten; ook politieke en morele wil moet worden gecreëerd.

In het boek Cat Wars dragen de auteurs mogelijke oplossingen aan, rekening houdend met de politieke en morele aspecten van het probleem. Zo stellen ze dat het belangrijk is om katteneigenaren bewuster te maken van de ecologische schade die hun katten kunnen aanrichten, en moet er een omslag plaatsvinden in het denken over de zelfstandigheid van katten, en daarmee de wenselijkheid om hen aan hun lot over te laten, om zo een toename van zwerfkatten te voorkomen. Daarnaast onderstrepen de auteurs het belang van meer betrokkenheid bij lokale natuur, en pleiten ze voor het verplicht registreren en castreren of steriliseren van katten. De vraag wat te doen met zwerfkatten zal voorlopig echter onderwerp van debat blijven. Niet alleen ecologen en invasiebiologen moeten zich hiermee bezighouden, we moeten ons bewust worden van de verschillende waarden en belangen, en conflicterende onderliggende assumpties, om samen te zoeken naar compromissen of alternatieve oplossingen.

Peter Marra en Chris Santella, Cat Wars: The Devastating Consequences of a Cuddly Killer. (Princeton, NJ: Princeton University Press, 2016).

Arie Trouwborst en Han Somsen, ‘Domestic Cats (Felis catus) and European Nature Conservation Law – Applying the EU Birds and Habitats Directives to a Significant but Neglected Threat to Wildlife’, Journal of Environmental Law, 2019, 32(2), 1-25.

Lowieke Vermeulen is PhD-kandidaat aan de Wageningen Universiteit binnen de leerstoelgroepen Filosofie en Bos- en Natuurbeleid, en doet interdisciplinair onderzoek naar waarden, beleid en management ten aanzien van invasieve exoten.

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen