Deel dit artikel

michael sandel, een van de bekendste amerikaanse politiek-filosofische denkers, benadrukt in het recente the tyranny of merit de centrale rol van verdienste in ons hedendaagse sociale leven. het meritocratische ideaal, niet los te zien van de recente globalisering, spreekt veel mensen aan: het discrimineert niet op enige andere basis dan prestatie en laat iedereen toe de weg te kiezen die hem of haar het beste past. het heeft echter ook donkere kanten die te vaak onopgemerkt blijven. stefano micali is het daar niet noodzakelijk mee oneens, maar waarschuwt dat we niet alle uitwassen van de moderne samenleving in de schoenen van de meritocratie mogen schuiven. als er al sprake is van een tirannie, dan is het er eerder een van succes en exclusiviteit.

De tirannie van de verdienste of de tirannie van succes?

Stefano Micali

Binnen de hedendaagse filosofie en sociologie is er geen gebrek aan pogingen om essentiële kenmerken van onze laatkapitalistische maatschappij te identificeren. Terwijl Paul Virilio in Le Grand Accélérateur en Hartmut Rosa in Beschleunigung de nadruk hebben gelegd op het verschijnsel van de versnelling in alle sferen van de sociale interactie, hebben andere auteurs, zoals David Lyon in Surveillance after Snowden, de centrale rol van bewaking onderstreept. In dit onderzoeksgebied analyseert Shoshana Zuboffs recente boek The Age of Surveillance de complexe en verontrustende dynamieken van de bewaking gericht op het voorspellen van consumentengedrag binnen het kapitalisme. Een andere reeks studies heeft zich toegespitst op de prestatiecultus en op het ‘managementparadigma’ van permanente innovatie, zoals Das unternehmerische Selbst van Ulrich Bröckling.

Michael Sandel biedt nog een sleutel om ons hedendaagse sociale leven te interpreteren: hij benadrukt de centrale rol van verdienste in zijn recente werk The Tyranny of Merit. Sandel is een van de bekendste Amerikaanse politiek-filosofische denkers. Als criticus van het liberalisme verdedigt hij een opmerkelijke (en ongewone) versie van het communitarisme, die hij heeft ontwikkeld in zijn invloedrijke boeken (zoals Liberalism and the Limits of Justice of What Money Can’t Buy: The Moral Limits of Markets). Sinds 1981 doceert hij aan Harvard University. Zijn cursus ‘Justice’ was een internationaal mediasucces: die werd online beschikbaar gesteld en wereldwijd door tientallen miljoenen mensen bekeken.

In de eerste plaats wil ik de fundamentele stellingen van The Tyranny of Merit kort samenvatten. Daarna zal ik enkele kritische kanttekeningen bij Sandels betoog plaatsen. Daarbij moet ook vermeld worden dat Sandels onderzoek, hoewel het draait om een algemeen kenmerk van het hedendaagse westerse kapitalistische leven, in feite vooral gericht is op de Amerikaanse sociale realiteit. Het kan dus slechts in beperkte mate worden toegepast op andere sociale en politieke contexten, zoals de Europese.

Globalisering betekende de totstandbrenging van een open samenleving

In The Tyranny of Merit meent Sandel dat ontwrichtende fenomenen, zoals het presidentschap van Donald Trump of de Brexit, niet voldoende zijn begrepen. Sommigen zien er een eenvoudige terugkeer in van een nativistische, racistische en nostalgische vorm van nationalistisch populisme. Anderen leggen de nadruk op het economische karakter: de crisis van de middenklasse als gevolg van de globalisering. In de jaren negentig werd die globalisering gepresenteerd als een kans, niet alleen voor professionals, maar voor de maatschappij als geheel. Globalisering betekende de totstandbrenging van een open samenleving tegenover een oud en ‘tribaal’ protectionistisch idee van een gemeenschap. In plaats daarvan heeft de openstelling van de markten voor ontwikkelde economieën geleid tot een deregulering en verplaatsing van zowel kapitaal als arbeid naar het buitenland, waardoor de werkgelegenheid voor de middenklasse in de VS is verminderd (zie Thomas Piketty). Sandel betwist deze interpretaties niet, maar hij voegt daar een, volgens hem essentieel, aspect van verdienste aan toe: het meritocratische ideaal.

Wat Sandel hiermee bedoelt, is gemakkelijk uit te leggen: in een meritocratische samenleving is de verdeling van economische beloningen en de meest prestigieuze posities gebaseerd op bekwaamheid en prestatie – op talent en hard werken dus. De best gekwalificeerde mensen hebben recht op de beste posities vanuit sociaal oogpunt.

Het meritocratische model lijkt in onze samenleving geen alternatief te hebben.  Een verdeling van taken, economische beloning of prestige op basis van geboorte, discriminatie op grond van ras, geslacht of godsdienst strookt gewoon niet met ons idee van democratie en ons economische systeem. Volgens Sandel lijkt het meritocratische ideaal op het eerste gezicht niets problematisch te bevatten. Integendeel: dit ideaal heeft een sterke aantrekkingskracht. ‘Een economisch systeem dat inspanning, initiatief en talent beloont, zal waarschijnlijk productiever zijn dan een systeem dat iedereen hetzelfde betaalt, ongeacht de bijdrage, of dat begeerlijke sociale posities toekent op basis van vriendjespolitiek. Mensen strikt op hun verdiensten belonen heeft ook het voordeel van fairness; het discrimineert niet op enige andere basis dan prestatie.’ Een dergelijk ideaal strookt ook met het idee van vrijheid als zelfbeschikking: iedereen kan de weg kiezen die hem of haar het beste past.

Een systeem dat inspanning, initiatief en talent beloont, zal waarschijnlijk productiever zijn dan een systeem dat iedereen hetzelfde betaalt

Maar dit ideaal heeft donkere kanten die te vaak onopgemerkt blijven. Volgens Sandel leidt dit ideaal tot een samenleving die verdeeld is tussen (enkele) winnaars en (vele) verliezers, tussen hoogopgeleide kosmopolitische professionals, deskundigen in financiën en technologie, en mensen zonder diploma en sociaal aanzien. De verkiezing van Trump moet in de eerste plaats worden beschouwd als een uiting van rancune tegen de elites. Volgens Sandel voedt zeker de toename van de oneerlijke ongelijkheid deze wrok. Het meritocratische economische beleid heeft de kloof tussen de elites en de middenklasse in de VS aanzienlijk verbreed. In dit opzicht verwijst Sandel ernaar dat in de VS de rijkste 1 procent van de mensen meer geld bezitten dan de armste 50 procent. Bovendien verkeert de sociale mobiliteit in een crisis: in de VS behoren meer dan 90 procent van de Harvardstudenten tot die eenprocentfamilies. Desalniettemin moet de meritocratische crisis niet alleen als een economische crisis worden beschouwd. Het is even belangrijk om de herverdeling van het sociale prestige van werk in overweging te nemen. Sandels tekst ligt in wezen in de lijn van Max Webers sociologische analyse van de ‘geest van het kapitalisme’: hij denkt na over de repercussies die bepaalde politieke, sociale en economische ontwikkelingen kunnen hebben voor het individu.

In de loop van het boek wijst Sandel er niet alleen op hoe de beloften van de meritocratie niet zijn waargemaakt, maar vooral wijst hij op de structurele tekortkomingen van het meritocratische ideaal zelf, waaronder het miskennen van toeval, een eenzijdige aandacht voor gelijke kansen, het gevaar van overdreven aandacht voor diploma’s, en het idee van winnaars en verliezers.

De meritocratie heeft haar beloften niet waargemaakt én kent een paar structurele tekortkomingen

Het meritocratische ideaal fixeert zich op de eigen agency van het individu, en vergeet het belang van toeval. Het legt eenzijdig de nadruk op wat van onze eigen kracht en inzet afhangt. Het resultaat van hard werken is echter gebaseerd op talenten die men niet aan zichzelf te danken heeft, maar die men meekrijgt. Sandel onderstreept niet alleen de contingentie van individuele talenten, maar ook die van de situatie: Lionel Messi heeft niet alleen het geluk dat hij een uitstekende balcontrole heeft, maar ook dat hij geboren is in een tijd waarin het voetbalspel heel goed betaald wordt en, als men nog verder wil gaan, waarin het voetbalspel als spel bestaat. Men kan dus twisten over de legitimiteit zelf van de meritocratie: hoeveel individueel succes is toe te schrijven aan individuele inzet?

Het hedendaagse politieke discours is uitsluitend gericht op gelijke kansen, op gelijke startvoorwaarden, en verdoezelt de kwestie van sociale rechtvaardigheid in termen van eerlijke herverdeling. Op welke basis verdienen degenen die zich inspannen en met verdienste slagen het om ‘alles’ te krijgen? Op lapidaire wijze stelt Sandel: ‘Het meritocratische ideaal is geen remedie tegen ongelijkheid; het is een rechtvaardiging van ongelijkheid’. Het centraal stellen van de individuele verantwoordelijkheid leidt tot een verlies van waarde van het solidariteitsbeginsel. Het probleem hoe de (kans)armen te helpen is niet langer dringend, wat primair wordt is het beoordelen en meten van de verantwoordelijkheid voor hun falen: pas wanneer is vastgesteld dat zij geen verantwoordelijkheid dragen, zijn zij het waard geholpen te worden.

Een ander relevant aspect van het meritocratische ideaal is de centrale plaats die onderwijs inneemt. Zonder diploma hoger onderwijs wordt het erg moeilijk om een goedbetaalde, maatschappelijk prestigieuze baan te krijgen. Het bezit van een universitair diploma wordt een van de sleutelfactoren voor economisch succes volgens de mantra van de Clintons: ‘What you can earn depends on what you can learn’. Dit perspectief heeft negatieve gevolgen voor de democratie en voor het burgerschap. Het idee dat alleen wie een diploma van een (top)universiteit (zoals Harvard of Yale) heeft gerechtigd is deel te nemen aan de politieke besluitvorming en sociale problemen aan te pakken ‘corrumpeert de democratie en ontneemt de gewone burger zijn gezag’, volgens Sandel.

Een universitair diploma wordt een van de sleutelfactoren voor economisch succes

En zo komen we tot de kern van het boek. In onze samenleving heerst het mantra: als je hard werkt, zul je slagen. Buiten liggen er eindeloos veel kansen op je te wachten. Je hoeft ze alleen maar te zien en te grijpen: ‘yes, you can’. De schaduwzijde van deze stelregel wordt meestal onderschat: wie geen kansen heeft weten te benutten is verantwoordelijk voor zijn of haar eigen falen. Er is een noodzakelijk onderling verband tussen de retoriek van verantwoordelijkheid, de expliciete ideologie van succes en de minder expliciete maar even onverbiddelijke ideologie van mislukking. Sandel is sterk beïnvloed door Michael Youngs boek The Rise of the Meritocracy (1958), waarin het woord ‘meritocratie’ voor het eerst wordt gebruikt. Young beschrijft een dystopisch scenario dat hij in de jaren negentig onverwacht aan den lijve zou ondervinden met het beleid van Tony Blair. Een samenleving die gebaseerd is op meritocratie wekt bij de winnaars een gevoel van arrogantie en self-entitlement op, en bij de verliezers een gevoel van wrok en schuld.

Bovendien bestaat in onze samenleving de neiging verdienste gelijk te stellen met economische beloning. Deze vereenzelviging tussen verdienste en economische beloning is op het gebied van de politieke filosofie vanuit verschillende invalshoeken bekritiseerd. Door middel van een interessante reconstructie van Friedrich August Hayeks free market liberalism en John Rawls’ egalitarian liberalism wijst Sandel op de noodzaak een duidelijk onderscheid te maken tussen verdienste en economische waarde: verdienste impliceert altijd een moreel oordeel, terwijl economische waarde slechts een weerspiegeling is van voorwaardelijke marktvoorkeuren. Volgens Sandel gaan zowel Hayeks als Rawls’ kritieken op het concept verdienste voorbij aan de belangrijkste gevolgen van meritocratie, die betrekking hebben op attitudes ten opzichte van succes en mislukking: hybris bij winnaars en wrok, schuld en vernedering bij verliezers.  Dit aspect wordt (althans gedeeltelijk) verklaard door het belang dat in beide theorieën wordt gehecht aan individuele verantwoordelijkheid.

De nadruk op individuele verantwoordelijkheid kan omslaan in een kortzichtige obsessie met de eigen prestaties

Volgens Sandel slaat de nadruk op individuele verantwoordelijkheid gemakkelijk om in een kortzichtige obsessie met de eigen prestatie, die als eigen verdienste wordt opgevat. Wij vergeten niet alleen de willekeur van onze aanleg (skill), maar ook de cruciale rol van diegenen die ons hebben helpen vormen, het opvoedingssysteem waarin wij zijn opgegroeid, en zo verder. Deze fixatie op verdienste moedigt totale toewijding aan en doet ons geloven dat we volledig zelfvoorzienend en zelfredzaam zijn. Tegelijkertijd is deze zelfredzaamheid bijzonder belastend voor jongeren, want als zij falen, zijn zij verantwoordelijk voor zichzelf en voor hun mislukkingen.

Welke aspecten van Sandels benadering zijn nu problematisch? Mijn bedenkingen daarbij hebben betrekking op drie verschillende facetten: een ontoereikend idee van gemeenschap (en haar huidige conflicten), de relatie tussen verdienste en succes, en die tussen winnaars en verliezers.

Sandel heeft de sterke neiging het idee van gemeenschap (‘community’) (te) positief te belichten, zowel als basis van de vorming van het individu alsook als bron van sociale waarden en solidariteit, waarbij de donkere kant van gemeenschap – haar potentieel voor geweld – steeds geminimaliseerd wordt. In de (ook digitale) gemeenschappen met een (racistisch, suprematisch) karakter wordt dat ‘wij’ vooral gevormd door de ontkenning van de ‘ander’. Deze donkere kant negeert Sandel systematisch. Bovendien vind ik zijn analyse van de polarisatie binnen het politieke debat bijzonder onbevredigend: zijns inziens is de groeiende bitterheid van de confrontatie tussen de politieke partijen terug te voeren op het meritocratische paradigma. Deze benadering houdt geen rekening met een macroscopisch verschijnsel zoals de invloed van de media op het publieke debat: de mediacommunicatie vereist eenvoudige en sensationalistische boodschappen. En zoals bekend garanderen extremistische standpunten zichtbaarheid en genereren ze (te) makkelijk enthousiasme. De rol van de media wordt systematisch onderschat in zijn hele boek. Dat leidt tot verdere problemen. Zo is het ook niet plausibel om de wrok van de meest achtergestelde klassen (de zogenoemde verliezers) aan te pakken zonder rekening te houden met de invloed van media zoals Instagram en Facebook. Met andere woorden: het meritocratische paradigma wordt in Sandels analyse zo alomvattend dat vele andere cruciale factoren niet in acht genomen en onderzocht worden.

Media zoals Instagram en Facebook hebben een enorme invloed op het publieke debat

Mijns inziens is het daarnaast niet legitiem te spreken van een tirannie van de verdienste. Als men de hyperbool van tirannie per se wil gebruiken, zou men hooguit kunnen spreken van een tirannie van succes. In de huidige fase van het financiële en mediakapitalisme speelt verdienste vaak een ondergeschikte rol. Sandels boek begint met het universiteitsschandaal dat in 2019 plaatsvond in de VS. William Rick Singer was een zeer lucratieve onderneming begonnen: hij verzekerde kinderen van rijke ouders toegang tot topuniversiteiten (zoals UCLA, Yale of Stanford) door valse sports credentials te fabriceren of door vals te spelen bij toelatingstests, zoals de SAT. In veel gevallen waren de kinderen zelf niet op de hoogte van het bedrog door hun ouders. Sandel interpreteert dit schandaal als paradigmatisch voor het meritocratische ideaal. Ouders wilden de glans van verdienste (the luster of merit) kopen.

Maar dit perspectief slaat de bal mis. Het essentiële punt is geenszins de glans van verdienste, maar die van exclusiviteit. In een neoliberale samenleving wordt succes grotendeels afgemeten aan de combinatie van economische macht en het prestige van exclusiviteit. Met andere woorden, de begrippen ‘succes’ en ‘exclusiviteit’ zijn hier nauw met elkaar verweven. De toelating tot Harvard betekent voor anderen en voor zichzelf het bewijs dat men door een zeer strenge selectie is gekomen: de uitsluiting van anderen versterkt het prestige van de eigen status. Interessant is dat dit selectieproces zelfs na toelating tot Harvard nog doorgaat: studenten zijn wanhopig om toegelaten te worden tot de meest exclusieve studentenverenigingen. Men wil per se lid zijn van de meest exclusieve club (zie Twilight of the Elites van Christopher Hayes). Dit illustreert het verschil tussen het meritocratische ideaal en het ideaal van succes. In het eerste geval is het van cruciaal belang hoe men tot succes komt: je moet bewijzen dat je het resultaat waardig bent (of ‘verdient’). In het tweede geval telt alleen het resultaat: de manier waarop men daar ‘binnenkomt’ is niet relevant. Of men nu het succes behaalt door te studeren aan Harvard of door een buitenproportioneel aantal volgers en likes op Instagram maakt geen verschil.

Tot slot is The Tyranny of Merit een analyse van een sociale pathologie. Sandels tekst kan worden gelezen als een verwerking van wat voor een groot deel van de stedelijke en hoogopgeleide bevolking als een traumatische gebeurtenis ervaren werd, namelijk de verkiezing van Donald Trump tot president van de Verenigde Staten. Deze omstandigheid heeft een diepgaande invloed op Sandels benadering. Zijn analyse richt zich op de sociale groep die grotendeels heeft bijgedragen aan de overwinning van Trump. En het is zeker belangrijk om de crisis van de hedendaagse Amerikaanse maatschappij te zien in het licht van het lijden van de middenklasse (zie ook, opnieuw, Thomas Piketty). In de VS is deze sociale klasse het grootste slachtoffer van de zogenaamde deaths of despair die Anne Case en Angus Deaton beschrijven. Nochtans mag het perspectief van de ‘lijdende’ middenklasse, hoewel belangrijk, niet kritiekloos worden aanvaard. Zo heeft Sandels beschrijving van de winnaars vaak iets karikaturaals: ‘Meritocratische hybris weerspiegelt de neiging van winnaars om te diep in te ademen in hun succes, om het geluk en de buitenkans te vergeten die hen op hun weg hebben geholpen. Het is de zelfvoldane overtuiging van degenen die aan de top belanden dat zij hun lot verdienen, en dat degenen aan de onderkant van de ladder dat ook verdienen. Deze houding is de morele metgezel van technocratische politiek’.

Het perspectief van de lijdende middenklasse mag, hoewel belangrijk, niet kritiekloos worden aanvaard

Ook zijn de grenzen tussen winnaars en verliezers veel vager dan hoe Sandel ze voorstelt. Andere monografische studies over meritocratie die in de afgelopen decennia zijn gepubliceerd stellen dat veel overtuigender dan Sandel. Zowel het al geciteerde Twilight of the Elites van Christopher Hayes als The Meritocracy Trap van Daniel Markovits wijzen erop hoeveel sociale dynamieken winnaars en verliezers gemeen hebben, zoals de angst om inadequaat te zijn en ontevredenheid met zichzelf. Sandel heeft gelijk wanneer hij wijst op de destructieve aard van de succesethiek voor de zogenoemde verliezers. Zij hebben niet alleen te kampen met economische tegenspoed, maar ook met het schuldgevoel dat zij verantwoordelijk zijn voor hun eigen mislukking.

Tegelijkertijd wordt in Sandels beschrijving van de winnaars een essentiële factor vergeten: de voortdurende angst van de winnaar om zijn bevoorrechte positie te verliezen. Winnaars moeten in staat zijn hun strategieën te vernieuwen door ze aan te passen aan nieuwe omstandigheden die steeds sneller veranderen. Het streven naar permanente innovatie vereist flexibiliteit en een risicovolle houding. Het leidende beginsel van deze permanente innovatie is de optimalisering van de eigen prestaties en de verdere verbetering van de verkregen resultaten. De schaduwzijde van deze houding is dat men zijn middelen in de verkeerde richting heeft ‘geïnvesteerd’ en niet alles heeft gedaan wat mogelijk was. Het gevoel van succes verdwijnt direct, om plaats te maken voor de angst om achterop te geraken. De zogenaamde winnaar opereert in een omgeving (zij het technologisch, politiek, financieel) die zeer volatiel is en waarin men voortdurend wordt gevraagd zijn resultaten te verbeteren. Bovendien is er geen limiet aan verbetering. Een investeerder kan altijd een meer rendabele investering doen, een academicus kan altijd nog een extra artikel schrijven in een nog prestigieuzer tijdschrift, een influencer kan altijd nog een extra like krijgen… De noodzaak om steeds beter te presteren leidt gemakkelijk tot een gevoel van ontevredenheid met zichzelf. Verschillende filosofische en sociologische analyses, zoals die van Gilles Deleuze (Les sociétés de contrôle), André Gorz (L’Immatériel) en Zygmunt Bauman (Retrotopia), zijn het over één punt eens: het gevoel achter te blijven, en daarmee inadequaat te zijn ten opzichte van de zelfoptimalisering, is constitutief voor het hedendaagse subject. De wervelende tirannie van succes wekt meer angst inadequaat te zijn dan hybris.

Michael Sandel, The Tyranny of Merit: What’s Become of the Common Good? (Londen: Penguin Books, 2020).

Stefano Micali is hoofddocent in fenomenologie en wijsgerige antropologie aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte van de KU Leuven, waar hij coördinator is van het Husserlarchief: Centrum voor Fenomenologie en Continentale Filosofie. Hij doet onderzoek binnen verschillende domeinen gaande van politieke filosofie tot psychopathologie, van religie tot esthetica. Hij is coredacteur van de boekenreeks Phaenomenologica en auteur van vier monografieën: Überschüsse der Erfahrung, Esperienze temporali, Tra l’altro e se stessi en Phenomenology of Anxiety.

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen