Deel dit artikel

henry ford was niet alleen de producent van het legendarische model t. er is ook een heel industrieel stelsel naar hem genoemd: het fordisme. zijn ideeën dienden als inspiratiebron voor diverse autoritaire regimes uit het europese interbellum, waaronder zowel nazi-duitsland als sovjet-rusland, die ondanks hun substantiële verschillen toch een aantal dynamieken deelden. in beide landen probeerden de experten ter plekke, en de politici die hen aanstuurden, antwoorden te vinden op wat ze ervoeren als het failliet van de liberale politieke en economische orde. die antwoorden zochten ze uitgerekend in het land dat als geen ander werd gezien als symbool van dit liberale tijdperk.

Geopolitiek en economische uitwisseling. Het fordisme als globaal fenomeen in de jaren ’30

Martin Kohlrausch

Ook vandaag nog is Henry Ford geen onbekende. Niet alleen omwille van wagens onder zijn achternaam, ook al zijn die duidelijk minder iconisch dan de Tesla’s, maar ook omwille van het legendarische Model T. Minder geweten is dat Fords reputatie zich niet beperkte tot het efficiënte produceren van auto’s. Fords naam stond voor een heel industrieel stelsel, het fordisme. En Ford was, ook omwille van zijn uitgesproken antisemitisme, een belangrijke inspiratiebron voor vele van de autoritaire leiders die zo kenmerkend waren voor het Europese interbellum.

Dit wordt allemaal uitgelegd door Stefan J. Link in een heel mooi geschreven en slim georganiseerd boek, Forging Global Fordism. Maar zijn betoog gaat veel verder dan dit. Een globale geschiedenis kan snel betekenen dat de focus verloren gaat en dingen vergeleken worden die moeilijk te vergelijken vallen. Link mijdt deze valkuilen door zijn strikte focus op de motorstad Detroit, locus van de twee spraakmakende Fordfabrieken Highland Park (waar het Model T van de band rolde) en River Rouge. Hij noemt Detroit de ‘hoofdstad van de postliberale twintigste eeuw’. Detroit werd het mekka van zowel Sovjets als Duitse ingenieurs, maar ook van ingenieurs uit Japan en Italië, allemaal op zoek naar technologische inzichten die hun naties zouden vernieuwen. Zo verschillend de achtergronden, zo gelijkaardig de fascinatie van deze bedevaarders, die soms maandenlang de wonderen van Detroits productiefaciliteiten in detail bestudeerden. In een rare mengeling van superioriteitsgevoel en altruïsme stond Henry Ford deze industriële spionage niet alleen toe; hij ondersteunde die ook door de bezoekers gastvrij te omkaderen en te overweldigen met de prachtige ‘Rotunda’, een gigantisch tentoonstellingsgebouw gevuld met Fords PR.

In een mengeling van superioriteitsgevoel en altruïsme stond Ford industriële spionage toe

Door het scherpstellen van de ideologie van het fordisme kan Link gedeelde dynamieken van nazi-Duitsland en Sovjet-Rusland aanhalen zonder de substantiële verschillen tussen die twee systemen uit het oog te verliezen. Het tijdperk van autarkie en economische blokvorming bracht transfers voort die complexer waren dan de neutrale uitwisselingen, de ‘flows’, die historici van globalisering zo graag aanhalen. Het exporteren van Fords technologie vanuit Detroit naar bijvoorbeeld Nizjni Novgorod betekende ook het exporteren van een hele set ideeën over de relatie van technologie, economie en maatschappij. Hier komt de tweede originele benadering naar voren. Link beschrijft een op zich bekende wisselwerking van de totalitaire regimes in Duitsland en Sovjet-Rusland. In beide landen probeerden de experten ter plekke – en de politici die hen aanstuurden – antwoorden te vinden op wat ze ervoeren als het failliet van de liberale politieke en economische orde. Veel gedrevener dan men zou verwachten zochten ze deze antwoorden elders, net in het land dat als geen ander werd gezien als symbool van dit liberale tijdperk – een globalisatie van de antiglobaliseerders.

Waarom was het fordisme voor Hitler en Stalin zo aantrekkelijk? Om te beginnen kon de term verschillende ladingen dekken. Belgische auto-enthousiastelingen en hun tijdschrift Le Fordiste (1923) waren waarschijnlijk de eersten die de term in zijn abstracte betekenis gebruikten. Duitse bewonderaars van het ‘Fordismus’ benadrukten dan weer de belofte van hoge lonen en de daarmee gepaard gaande maatschappelijke stabiliteit en orde, terwijl Sovjetvolgelingen van Ford vooral de technologische belofte van het ‘fordizm’ aanhaalden. In de VS zelf werd de term pas in de jaren ’30 gebruikt, en dan voornamelijk kritisch, om een autoritair stelsel op de werkvloer aan te klagen.

In de VS zelf werd de term ‘fordism’ pas in de jaren ’30 gebruikt, en dan voornamelijk kritisch

Op een meer neutrale manier staat de verbinding tussen fordisme en sociale disciplinering ook centraal in de meest invloedrijke benadering van het fordisme, door Antonio Gramsci, in zijn gevangenisdagboeken van de vroege jaren ’30. Gramsci beschouwde het fordisme als een nieuwe fase van het kapitalisme, gekenmerkt door verregaande inbreuken in het leven van de werknemers en hun families in de naam van efficiëntie. Het was een ‘hegemoniaal’ stelsel van sociale en culturele imperatieven. Omdat de werknemers zich in de fabrieken volledig aan het ritme en de logica van machines moesten aanpassen, had dit ook een effect op hun bestaan buiten de fabrieksmuren. Volgens Gramsci was het dus nodig om een alternatief ideologisch hegemoniaal stelsel te ontwikkelen om het kapitalisme te overwinnen.

Het naoorlogse gebruik van de term fordisme was daarentegen nauwer: als synoniem voor massaproductie, met de perceptie dat deze vorm van economie in de jaren ’60 in een crisis terechtkwam en gevolgd werd door een economisch tijdperk van postfordisme. Na de oliecrisis van 1973 kwam een flexibelere economie tot stand, die niet meer met de schematische productie van het fordisme te verzoenen was. Het was nu de consument die beslissend was, niet langer de producent. Soms werd de term fordisme ook gewoon als synoniem gebruikt voor Amerikaanse moderniteit.

Link overstijgt deze invullingen van de term. Hij toont een heel overtuigende sense of place en situeert Ford in de maatschappij en economie van het Amerikaanse midwesten rond 1900: het populisme en producerisme. Fords visie was enerzijds in de kern kapitalistisch, maar ze was ook sterk gericht tegen de banken en Wall Street, onderbouwd met een stevig antisemitisme. Ford was voorstander van een baas-in-eigen-huisideologie. Het bedrijf moest het geld voor investeringen zelf verdienen om niet afhankelijk te zijn van banken of de beurs. Al zijn denken ging uit van een technologisch superieur product, niet van de consument. Deze visie was ook gericht tegen de managers en bureaucratie en steunde daarentegen op ingenieurs en voormannen – liefst uit eigen stal.

Al Fords denken ging uit van een technologisch superieur product

De extreem intense uitwisseling van kennis met Detroit als centrum in de jaren ’30 en ’40 is opmerkelijk, gezien we deze periode niet meteen verbinden met globale uitwisselingsmechanismen maar eerder met afscherming en autarkie. Het fordisme was niet enkel omwille van zijn intrinsieke voordelen – massaproductie en hogere koopkracht – zo aantrekkelijk voor buitenlanders, maar ook omdat massaproductie in se een dual use had. Met de klemtoon op de militaire kant van het fordisme komen nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie in het spel, net als de vraag hoe men beide stelsels in een globale geschiedenis van het fordisme kan integreren. Deze vraag is misschien iets minder origineel dan Link beweert. Historici zoals Wolfgang Schivelbusch en Kiran Patel hebben de banden van de New Deal met het Europese autoritarisme al benadrukt. Dit neemt niet weg dat Link een heel fascinerend verhaal van de ‘Revolt against America’ kan vertellen. In dit verhaal staat dan niet meer enkel Detroit centraal, maar Nizjni Novgorod (Gorki), thuisstad van de megalomane GAZ-autoproductie, en Wolfsburg, de stad van – het weliswaar pas na de Tweede Wereldoorlog succesvolle – Volkswagen.

Het was net het antagonisme van Duitsland, de Sovjet-Unie en de VS dat het voor de twee eerstgenoemden zo aantrekkelijk en bijna noodzakelijk maakte om richting Detroit te kijken. Met de depressie kwam de handel wel zwaar in het gedrang, maar niet de industrialisering en modernisering op zich. Link plaatst een aantal acteurs op het toneel die tussen Detroit, Moskou, Nizjni Novgorod, Berlijn en Wolfsburg vatbaar maken wat we anders al te snel als ‘ambivalenties’ van een tijdperk van extremen afschilderen. Uitgangspunt is het ‘spektakel’ van River Rouge. Uiteraard was dit eerst en vooral een fabriek. Maar ook een theater. Het toneelstuk dat hier getoond werd had de titel flow production, wat veel meer betekende dan gewoon lopende banden en assemblagelijnen. De flow van grondstoffen in assemblage, met continu verbeterde en grotendeels door Ford zelf geproduceerde werktuigmachines en voortdurend aangepaste processen, maakte de droom van massaproductie mogelijk. Zo kon Ford, of zo leek het toch lang, de op het eerste zicht paradoxale combinatie van zeer hoge lonen voor de werknemers en zeer lage prijzen voor de consumenten realiseren.

Met de depressie kwamen industralisering en modernisering niet in het gedrang

Het was niet zozeer dat die flow als iets nieuws werd gezien. Wel deed de perfectie van de flow, de ‘Fließfertigung’ zoals de gefascineerde Duitse ingenieurs het noemden, van mens, machine en materiaal de monden openvallen. Machines waren in de ‘Rouge’ niet langer iets bedreigends maar een belofte en een soort modern mirakel – de ‘hand van God’ was hier te zien. Buitenlandse bezoekers van alle strekkingen hadden de diepste bewondering voor wat ze zagen, en een even diep gevoel dat hun thuislanden serieus achterliepen.

Maar hier stopte het niet. Machines, en de sequentiëring van het werk dat ze meebrachten, stonden het ruime gebruik van ongeschoolde arbeiders toe. Dit was in de VS, met haar ononderbroken stroom van immigranten, al interessant. Voor de latere adoptie van het fordisme in Duitsland en vooral in de Sovjet-Unie was dit echter een cruciale troef: de meest geavanceerde producten konden geproduceerd worden door werknemers die zelf nauwelijks basiskennis moesten hebben. Zo zouden die landen een economische inhaalbeweging kunnen maken.

In deze optiek was het fordisme ook verschillend van het door Frederick Winslow Taylor geïntroduceerde scientific management, dat vooral probeerde de werknemers beter te trainen en efficiënter te laten werken, zonder dezelfde aandacht aan machines te besteden als Ford. En anders dan het top-downidee van het taylorisme was het fordisme iets dat bottom-up gegroeid was. De vele binnen het stelsel gekwalificeerden die de producten van Ford gestaag hielpen te verbeteren waren in zekere zin ook Ford-producten. Uiteraard had Ford een grote interesse in het verblijf van de werknemers en het behouden van hun ervaring. Hij betaalde de buitengewoon hoge lonen (‘5-dollar days’) dan ook niet vanuit altruïsme. De vragen die dit opriep waren revolutionair en overstegen Fords fabrieken: zou deze aanpak de ondergang van het Amerikaanse bedrijfsleven betekenen omdat arbeid gewoon veel te duur werd, zoals tegenstanders van Ford vermoedden? En hoe zouden überhaupt de opbrengsten van de massaproductie moeten worden verdeeld?

Zouden de hoge lonen bij Ford de ondergang van het Amerikaanse bedrijfsleven betekenen?

Omdat deze vragen zo’n grote, universele betekenis hadden, kan het ook niet verwonderen dat de naam Henry Ford snel veel meer betekende dan gewoon een autoproducent. Ford had zijn imago al vroeg laten optrekken door innovatief PR-werk om zich af te zetten tegen, volgens hem, anonieme en ‘kapitalistische’ bedrijven zoals GM. Maar het was pas zijn autobiografie My Life and Work (1922) die hem tot een globale celebrity maakte. Het was een van de meest succesvolle boeken van het interbellum; een Japanse bankier noemde het ‘de bijbel van het moderne tijdperk’. De succesformule bestond uit een mengeling van een visie op een alternatief kapitalisme en vele praktische voorbeelden in de stijl van de zelfverbeteringsboeken die we nog altijd kennen. Het boek was vooral populair bij ingenieurs en antiliberale intellectuelen, linkse en rechtse ‘insurgenten’ (de naam die Adam Tooze geeft aan de opponenten van de VS), die het nieuwe Amerikaanse leiderschap in vraag stelden. Het hoeft dus niet te verbazen dat Fords insisteren op de belangstelling van personal leadership, wat hij zelf in zijn bedrijf toepaste, in de veelvoudige zoektochten naar leiderschap in Weimar-Duitsland in goede aarde viel. Adolf Hitler was een enthousiaste lezer van Fords autobiografie.

Link beschrijft hoe geobsedeerd zowel nazi-Duitsland als de Sovjet-Unie door de VS was: het ging enerzijds om een economische inhaalbeweging en tegelijkertijd, gerelateerd, om zelfvoorzienendheid. Autarkie bereiken was dus niet zozeer een afkoppelen van het grote moderniseringsverhaal, maar veeleer een moderniseringsprogramma. De autoconstructie als (toen) meest geavanceerde industrie stond in dit streven centraal. Het was een sleutelindustrie, maar uiteraard ook een dual use-technologie bij uitstek die de basis zou kunnen vormen voor een efficiënte wapenindustrie. Toch stopte hier de aantrekkingskracht van het fordisme niet. In het kader van de enorme verwachtingen die het Sovjetcommunisme had van technologie voor het scheppen van de ‘nieuwe mens’, speelde de belofte van het fordisme een grote rol. Trotski had het over ‘het assemblagelijnbeginsel van de socialistische economie’. Technologie zou, in plaats van kunst, voor ‘verfijning’ zorgen en het fordisme zou als beginsel dus een heel belangrijke rol kunnen spelen in de opbouw van het communisme. Voor de meer pragmatisch gezinde ingenieurs en specialisten in de Sovjet-Unie was het fordisme ook een wapen tegen de radicale revolutionairen die politieke doeleinden boven economische rede plaatsten.

Het was allesbehalve onlogisch dat de Sovjet-Unie kapitalistische bedrijven inschakelde

In deze optiek was het allesbehalve onlogisch dat de Sovjet-Unie kapitalistische bedrijven inschakelde, net omdat technologische modernisering zo centraal stond voor het regime. De extreme inzet op technologietransfer was wel verbonden met een enorme kostprijs die de Sovjetburgers – en vooral miljoenen Oekraïners, die het leven lieten in een mensgemaakte hongersnood (holodomor) – betaalden doordat hun graan naar het westen geëxporteerd werd in ruil voor broodnodige harde munten om Fords expertise en productie aan te kopen.

Men zou wel de vraag kunnen stellen waarom Ford dit toeliet, aangezien hij zeker geen sympathie had voor het socialistische project. Naast zijn principe van een open fabriek speelden hier ook de, in de economisch moeilijke jaren ’30 broodnodige, inkomsten die Ford in de Sovjet-Unie kon genereren.

Even aantrekkelijk was voor Ford de Duitse markt. Zijn ingenieurs hadden weinig illusies over het dual use-karakter van autotechnologie en vrachtwagenfabrieken, maar net als de managers van GM (eigenaar van het Duitse Opel) waren ze erg te spreken over hun contractpartners bij de Duitse militaire autoriteiten. Een duidelijk plan van waar men met de productie naartoe wou vonden beiden kanten aantrekkelijk, zelfs als ze, zoals een GM-manager het uitdrukte, ‘might not wholly agree with many things that are done’. De mindsets van de verantwoordelijken in Detroit en Berlijn kwamen blijkbaar goed overeen. De passages over Amerikaanse managers, die beslist niet wilden nadenken of spreken over de politieke kant van hun business met de duivel, klinken na jaren van stelselmatig wegkijken door Europese politici en bedrijfsleiders in hun handel met Poetins Rusland diep verontrustend en heel actueel.

De managers wilden niet nadenken of spreken over de politieke kant van hun business

Op het moment dat Duitsland de Tweede Wereldoorlog begon, was Ford verantwoordelijk voor bijna een vijfde van de Duitse truckproductie en GM-Opel voor een aanzienlijk deel van de rest. Op termijn waren het niet enkel Fords vrachtwagens maar ook – en vooral – de principes van het fordisme die nazi-Duitsland toelieten de oorlog bijna zes jaar vol te houden. Talrijke Duitse ingenieurs – met Ferdinand Porsche als meest bekende naam – hadden Detroit bezocht en hun expertise ten dienste gesteld van het ‘Derde Rijk’, vergezeld door meer dan 700 Duits-Amerikanen die Ford en andere bedrijven in de Midwest hadden verlaten om een belangrijke rol te gaan spelen in de herbewapening, de oorlogseconomie en in sommige gevallen nog het ‘Wirtschaftswunder’. Het waren ook vele van deze ingenieurs die in de oorlog op criminele wijze toonden hoe gemakkelijk flowproductie en dwangarbeid samengingen.

Een spannend en relevant historisch verhaal dus? Zeker, maar ook een verhaal met heel veel lessen voor vandaag. Het is een verhaal over privébedrijven die interageren met totalitaire regimes van wiens doelstellingen ze perfect op de hoogte waren. Link waarschuwt historici van de globalisering – maar eigenlijk ons allemaal – internationale economische uitwisseling niet verkeerd te begrijpen als een kwestie van neutrale ‘flows’. In feite gaat het volgens hem eigenlijk over ‘voortdurend betwiste vorderingen van technologie, kapitaal, goederen en informatie’ die uiting gaven aan een ‘veranderende politieke architectuur van geo-economische relaties’.

Afhankelijkheden tussen landen kunnen ten koste gaan van derden

De voorbije 30 jaar hebben kennelijk vooral Montesquieus theorie van de doux commerce, van het civiliserende karakter van economische uitwisseling, bevestigd. Maar uiteraard zullen we nooit te weten komen hoeveel oorlogen werden voorkomen door de rol van handel. De laatste jaren geven eerder aanleiding tot een zeker scepticisme. Forging Global Fordism doet ons ook herinneren dat handel misschien positieve afhankelijkheden kan scheppen tussen landen – hier de VS, Duitsland en de Sovjet-Unie – maar dat die ten koste van derden kunnen gaan, in dit geval vooral de landen in Centraal-Oost-Europa. Op zijn minst werd met de bedreiging voor die landen helemaal geen rekening gehouden, hoewel die na talloze Duitse agressieve handelingen meer dan duidelijk was. Ook had Hitler al vroeg te kennen gegeven dat hij het niet-naleven van de internationale spelregels net als zijn sterkte beschouwde.

Hier is, ondanks alle historische verschillen, een griezelige analogie te vinden met de bedreiging van de Oekraïense onafhankelijkheid en democratie door het openlijk imperialistische Rusland. Commerciële interesses droegen bij tot stelselmatig wegkijken, ondanks jaren van Russische agressie tegen een onafhankelijke staat en het (door Poetin) naast zich neerleggen van talrijke internationale rechtsprincipes. Men zou zelfs de vraag kunnen stellen of vele westerse bedrijfsleiders en politici niet veel te lang gefascineerd waren door een vermeend efficiënte besluitvorming in een autoritair regime – niet zo anders dan Ford en zijn bestuursploeg in de jaren ’30. De gevolgen van het onvermogen de politieke kant van economische uitwisseling te begrijpen hebben we nu al te duidelijk gezien, met Ruslands aanval op Oekraïne en het Europese onvermogen hierop gepast te reageren. Men heeft niet veel fantasie nodig om zich voor te kunnen stellen dat Links boek ook voor de economische en politieke relatie van Europe met China relevant is.

Stefan J. Link, Forging Global Fordism. Nazi Germany, Soviet Russia, and the Contest over the Industrial Order. (Princeton: Princeton University Press, 2020).

Martin Kohlrausch is als hoogleraar verbonden aan de onderzoeksgroep Moderniteit & Samenleving en momenteel bestuurder van de onderzoekseenheid Geschiedenis aan de KU Leuven. Zijn onderzoeksinteressen richten zich op de geschiedenis van de monarchie, de relatie van politiek en massamedia en de geschiedenis van experten in het moderne Europa.

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen