Deel dit artikel

de kroatische stad rijeka, een van de culturele hoofdsteden voor 2020, heette honderd jaar geleden nog fiume en was het toneel van een politieke actie, op touw gezet door de auteur d’annunzio. na de eerste wereldoorlog was het lot van de stad onduidelijk: zowel italië als het latere joegoslavië wilden haar opeisen. de bezetting van fiume door d’annunzio en zijn kompanen, die meer dan een jaar duurde, trok medestanders van allerlei pluimage aan. zo is de beweging in de loop der tijd zowel geassocieerd met het fascisme van mussolini als met de latere progressieve tegencultuur.

Ik gehoorzaam niet! Gabriele D’Annunzio en de bezetting van Fiume

Bart Van den Bossche

Op 12 september 1919 trekt de Italiaanse schrijver en oorlogsheld Gabriele D’Annunzio aan het hoofd van een kolonne van enkele honderden vrijwilligers de havenstad Fiume (het huidige Rijeka) binnen. De stad, gelegen aan de noordelijke oevers van de Adriatische Zee, behoorde tot het uitbreken van de Grote Oorlog tot het Habsburgse rijk en was als een van de weinige zeehavens van de dubbelmonarchie van groot economisch belang. Met de mars op de stad willen D’Annunzio en zijn medestanders de Italiaanse territoriale aanspraken op de stad kracht bijzetten, op een moment dat de onderhandelingen over de staatkundige toekomst van de gebieden die tot de ineengestorte Habsburgse dubbelmonarchie behoorden nog in volle gang zijn.

De Italiaanse publieke opinie wordt in 1919 sterk beroerd door de discussies over het politieke lot van Fiume/Rijeka en andere gebieden langs de Adriatische Zee met Italiaanstalige gemeenschappen. Dat heeft alles te maken met hoe Italiës deelname aan de Grote Oorlog vanaf 1915 werd gepercipieerd. Een flink deel van de publieke opinie beschouwde die oorlog als een ‘vierde onafhankelijkheidsoorlog’, een unieke gelegenheid om de als onvoltooid beschouwde territoriale eenmaking van Italië verder te zetten, en met name te zorgen dat gebieden met een aanzienlijke Italiaanstalige bevolking in de grensgebieden met Oostenrijk-Hongarije en langs de Adriatische Zee bij Italië konden worden gevoegd. Dat D’Annunzio’s bezetting van Fiume regelmatig wordt vergeleken met Garibaldi’s veldtochten in de negentiende eeuw is op dat punt absoluut geen toeval.

De bezetting van Fiume wordt weleens vergeleken met Garibaldi’s veldtochten

Maar wat begonnen was als een mediagenieke stunt ter ondersteuning van territoriale aanspraken van Italië krijgt al vrij snel een ander karakter. In de weken na 12 september 1919 zakken duizenden vrijwilligers af naar de stad, en al gauw blijkt dat hun sympathie niet enkel uitgaat naar de conservatief-nationalistische agenda van territoriale uitbreiding. In het bijzonder de aanwezigheid van D’Annunzio –  dichter, estheet, notoir libertijn en oorlogsheld –  werkt als een magneet op talloze gedemobiliseerde frontsoldaten, futuristen en andere kunstenaars met avant-gardesympathieën, van huis weggelopen jongeren op zoek naar avontuur, politieke militanten van allerlei pluimage, geëxalteerde fans van D’Annunzio’s exploten als poeta soldato. De bezetting van Fiume zal uiteindelijk duren tot eind 1920, een jaar waarin de stad verandert in een intrigerend politiek laboratorium. Het publieke leven wordt er bepaald door confuse, chaotische en voortdurend kantelende discussies tussen de conservatieve en revolutionaire, nationalistische en internationalistische facties, en Fiume vormt zo een verhevigde synthese van de politieke chaos waarin Italië en andere delen van Europa verkeren in 1919 en 1920. D’Annunzio zelf raakt behoorlijk begeesterd door een aantal discussies en roept in de zomer van 1920 Fiume uit tot een autonome staat, de Reggenza del Carnaro (de Golfo del Carnaro is de Italiaanse naam voor de baai in de Adriatische Zee waaraan Rijeka ligt). De grondwet van de nieuwe entiteit, de zogenaamde Carta del Carnaro, combineert revolutionair-syndicalistische ideeën van enkele van D’Annunzio’s medestanders (die vakbonden en beroepsverenigingen als de hoeksteen van de maatschappelijke organisatie beschouwden) met zijn eigen politiek ingevulde esthetisme (waarbij met name het openbare leven moet worden ingericht op basis van esthetische criteria).

D’Annunzio’s pogingen om de nationalistische drijfveren te verzoenen met vernieuwende sociale ideeën trekken de aandacht van pers en politiek in binnen- en buitenland: een van de meer bekende sympathisanten is de Amerikaanse architect Whitney Warren, die in dezelfde periode ook de nieuwe Leuvense universiteitsbibliotheek ontwerpt. Daarnaast is er ook de Belgische dichter en overtuigd internationalist Léon Kochnitzky, die gedurende een half jaar verantwoordelijk was voor de internationale contacten van Fiume. Tegelijk zien veel van D’Annunzio’s oorspronkelijke medestanders de dichter na verloop van tijd als een wispelturig, zweverig en inconsequent leider, die niet goed lijkt te weten welke kant hij op wil met Fiume. Wanneer D’Annunzio in het najaar van 1920 ook nog eens het verdrag van Rapallo tussen Italië en Joegoslavië afwijst – ondanks de voor Italië vrij gunstige grensafspraken – verliest hij zoveel krediet bij de publieke opinie dat de Italiaanse regering besluit manu militari een eind te maken aan de bezetting. Op 28 december 1920 treedt D’Annunzio af als Comandante en enkele weken later ruilt hij de stad in voor een villa aan de oevers van het Gardameer. Tot aan zijn dood in 1937 zal hij die villa nog zelden verlaten, en hij zal de plek in de loop der jaren laten ombouwen tot een even opzichtig als uniek privémuseum dat de naam Il Vittoriale degli Italiani meekrijgt.

D’Annunzio probeert de nationalistische drijfveren te verzoenen met vernieuwende sociale ideeën

Fiume bekleedt in het Italiaanse collectieve geheugen nog steeds een erg omstreden plek, en dat blijkt ook uit tal van publicaties die verschijnen of worden heruitgegeven naar aanleiding van de honderdste verjaardag van de bezetting. Er is de jongste decennia flink wat historisch onderzoek verricht naar economische, politieke en (in mindere mate) culturele dimensies van de bezetting van Fiume (hoewel grote delen van de archieven van de bezettingsperiode verrassend onderbelicht zijn gebleven), maar in vele publicaties ligt de klemtoon niet zozeer op nieuw historisch onderzoek als wel op de dialoog met de evolutie van het publieke geheugen van de bezetting van Fiume in de loop van de voorbije eeuw, en dan in het bijzonder op de relatie tussen de bezetting en het fascisme van Benito Mussolini. Dat is overduidelijk ook de insteek van zowel het erg goed gedocumenteerde overzichtswerk Disobbedisco [‘Ik gehoorzaam niet’] van Giordano Bruno Guerri (de huidige directeur van het Vittoriale degli Italiani) als van Antonio Scurati’s vuistdikke succesroman M. Il figlio del secolo [‘M. De zoon van de eeuw’] over de opkomst van Mussolini tussen 1918 en 1924, in juni 2019 bekroond met de Premio Strega, de belangrijkste literaire prijs in Italië.

Mussolini’s in 1919 in Milaan opgerichte fascistische beweging nam een erg ambigue houding aan tegenover D’Annunzio’s bezetting van Fiume. Verbale steunbetuigingen aan de nationalistische agenda en het anti-institutionele karakter van de bezetting van Fiume worden gecombineerd met binnenskamers geuit wantrouwen tegenover de dilettantistische en uiteindelijk onbetrouwbare aanpak van D’Annunzio. Bovendien schuift Mussolini’s beweging in de loop van de zestien maanden van de bezetting duidelijk op in de richting van een conservatief nationalisme, terwijl D’Annunzio in Fiume net meer sympathie gaat opvatten voor meer revolutionaire bewegingen. Mussolini observeert wel aandachtig de politieke choreografie die, dankzij D’Annunzio’s feilloze gevoel voor theatraliteit en symboliek, een centrale plaats bekleedt in het openbare leven van Fiume en ook de impact van de bezetting mee verklaart: strijdkreten, slogans, symbolen, uniformen, gebaren en allerlei vormen van politiek spektakel die D’Annunzio tijdens de bezetting had gelanceerd (vaak voortbordurend op patriottische rituelen of dodenherdenkingen) zouden door Mussolini worden overgenomen in het symbolenarsenaal van het fascisme.

Na de Mars op Rome in oktober 1922 probeert Mussolini een fascistische lezing van de bezetting van Fiume te introduceren. De bezetting heet een belangrijke schakel te zijn in de opeenvolgende gebeurtenissen die hebben geleid tot de opkomst van het fascistische regime, en D’Annunzio wordt gaandeweg afgeschilderd als de wegbereider van Mussolini.

D’Annunzio wordt gaandeweg afgeschilderd als de wegbereider van Mussolini

Vanuit zijn stek in de heuvels bij het Gardameer slaat D’Annunzio een en ander knarsetandend gade. Na de Mars op Rome beseft hij dat Mussolini een blijver is en dat hijzelf is uitgerangeerd. In het openbaar valt hij de Duce niet af, en hij bewondert zelfs zijn daadkracht als politicus, maar heel vaak kiest de dichter voor een strategisch stilzwijgen. Net als veel van zijn generatiegenoten nam D’Annunzio radicaal nationalistische standpunten in en had hij weinig op met de liberale parlementaire democratie (een zogenaamde ‘plebiscitaire’ democratie, waar de politicus-demiurg vanaf het balkon van een palazzo rechtstreeks in dialoog gaat met de menigte, was meer zijn ding), maar in correspondentie en gesprekken laat de dichter er geen twijfel over bestaan dat het gros van de fascistische medestanders van de Duce in zijn ogen lompe, opportunistische, brute ploerten zijn die elk gevoel voor stijl en schoonheid ontberen.

Dat het fascisme behoorlijk succesvol geweest is in het naar zijn hand zetten van de herinnering aan Fiume is geen toeval: nogal wat van D’Annunzio’s vrijwilligers zouden zich – anders dan D’Annunzio zelf – erg enthousiast betonen over het regime van Mussolini en belangrijke posities bekleden in de fascistische instellingen. Standpunten of oud-medestanders van D’Annunzio die niet pasten in dit beeld worden onzichtbaar gemaakt. Aan het Gardameer tracht D’Annunzio, moe en uitgerangeerd, de herinnering aan ‘zijn’ Fiume levend te houden in een van de tuinkamers van het park van het Vittoriale. Hij organiseert ook begrafenis- en rouwrituelen gewijd aan oudgedienden van Fiume als Guido Keller en Mario Asso.

Het regime van Mussolini is zó succesvol geweest in het controleren van de herinnering aan Fiume dat de exclusief-fascistische lezing van D’Annunzio’s bezetting nog ver na de Tweede Wereldoorlog dominant is gebleven, en eigenlijk in grote mate tot op de dag van vandaag nog nazindert. Pas in de jaren zeventig van de twintigste eeuw verschijnen de eerste academische studies die een genuanceerder beeld schetsen van de politieke dynamiek die de bezetting van Fiume karakteriseerde. Vooral de publicaties van de historicus Renzo De Felice zijn hierin bepalend geweest. Een van de eerste boeken die de bezetting van Fiume weghalen uit het keurslijf van de fascistische interpretatie en meer de nadruk leggen op Fiume als een product van D’Annunzio’s persoonlijke brand van politiek en esthetisme is het in 1977 verschenen The First Duce van Michael Ledeen, een jonge Amerikaanse historicus die in Rome in contact was gekomen met het onderzoek van De Felice. (Michael Ledeen groeide later uit tot een niet onomstreden politiek adviseur en publicist wiens standpunten over internationale politiek en de rol van de VS in de wereld te situeren vallen in de hoek van de neocons.)

Misschien kon in Fiume voor het eerst een esthetisering van de politiek worden waargenomen

Uit het onderzoek van Renzo De Felice en andere historici van zijn generatie treedt het beeld naar voren van Fiume als een plek waar een grote verscheidenheid aan standpunten en ideeën aanwezig was, waar driftig geëxperimenteerd werd met nieuwe politieke rituelen en technieken – de plek misschien waar voor het eerst duidelijk kon worden waargenomen wat Walter Benjamin later zou aanduiden als de esthetisering van de politiek. Van de weeromstuit werd het fascistische narratief over Fiume nu helemaal omgekeerd, en de jongste decennia verschenen verschillende studies die de libertaire, esthetische en revolutionaire aspecten van D’Annunzio’s Fiume uitvoerig voor het voetlicht halen. In Claudia Salaris’ Alla festa della rivoluzione uit 2002 wordt de atmosfeer in het Fiume van 1920 gezien als een voorafspiegeling van het soort happenings, festivals en vrijstaten dat wordt voortgebracht door de contestatiebewegingen in de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw. Dit soort associaties is zeker niet helemaal uit de lucht gegrepen – er waren in Fiume zeker non-conformistische groepen en bewegingen actief – maar toch kan men zich niet van de indruk ontdoen dat de literaire verbeelding waarmee schrijvers als Giovanni Comisso of Mario Carli hun ervaringen in Fiume vormgeven af en toe toch wel erg letterlijk voor waarheid wordt genomen. Overigens: wie een beetje vertrouwd is met het universum van Gabriele D’Annunzio zal niet verbaasd zijn dat de schrijver in Fiume van meet af aan in een soort literair-esthetische overdrive gaat, en bijzonder kwistig omspringt met literaire referenties, topoi, beeldspraak, stijlfiguren en genres. Fiume is voor hem een ‘Città di Vita’, waar een ‘lyrische orde’ vormgeeft aan het openbare leven. D’Annunzio en zijn kompanen bezingen de stad waar alles kan in een hoogdravende en visionaire taal, de halve Italiaanse literatuur wordt van stal gehaald om Fiume ook symbolisch te annexeren, maar net zo goed worden afzonderlijke gebeurtenissen van de bezetting verbonden met scènes en topoi uit avonturenromans, piratenverhalen en ridderepiek.

De publicaties die verschijnen naar aanleiding van de honderdste verjaardag van Fiume zijn erg uiteenlopend van aard, maar centraal staat steevast de connectie tussen de bezetting van Fiume en het algemene maatschappelijke klimaat van de periode net na het einde van de Grote Oorlog, gekenmerkt door revolutionaire bewegingen, radicale vernieuwing, crisis en experiment, nationalisme en discriminatie, cultus van de oorlogshelden, sympathie en angst voor het bolsjewisme, en ga zo maar door – een klimaat dat in het Italiaans wordt aangeduid als diciannovismo. In Fiume vond je iets van dat alles – en vaak ook erg véél van dat alles – en waren aanzetten te vinden tot allerlei politieke ontwikkelingen van de twintigste eeuw. Dit is ten gronde het beeld dat de lezers van Guerri’s Disobbedisco of van Scurati’s roman M. Il figlio del secolo mee zullen krijgen. Beide boeken hebben, in weerwil van hun verschillen, ook enkele andere klemtonen gemeen: in beide publicaties worden de spanningen en het huizenhoge wantrouwen tussen Mussolini en D’Annunzio uitgebreid in kaart gebracht, en zeker het boek van Guerri ziet met name in D’Annunzio’s afzijdigheid en publieke stilzwijgen tijdens de beginjaren van Mussolini’s regime ook een gemiste kans, zelfs schuldig verzuim, aangezien de dichter had kunnen wegen op de politieke koers van het regime en de Italiaanse politiek een andere richting had kunnen uitsturen. In beide boeken vallen ook verwijzingen te rapen naar de politieke en maatschappelijke situatie in het Italië van de eenentwintigste eeuw. Vooral in de roman van Scurati lijken lijnen te worden getrokken van het Fiume van D’Annunzio naar de Italiaanse politieke cultuur anno 2019. Als je het hebt over politieke programma’s en partijen lijkt dat een loze oefening, en lijkt het zelfs ronduit belachelijk de situatie van 1919 te willen vergelijken met die van 2019; het lijkt al minder vergezocht om in sommige Italiaanse politieke mores van vandaag en gisteren toch echo’s te ontwaren van D’Annunzio’s voorliefde voor theatraliteit, verbaal vuurwerk en grote symbolische gebaren. En toen in 2018 de enigszins bizarre (en inmiddels ter ziele gegane) coalitieregering van Lega en Cinque Stelle aantrad, werd het misschien toch verleidelijk om in de combinatie van Matteo Salvini’s sovranismo en de anti-institutionele en sociaal progressieve agenda van de Cinque Stelle een verre echo te ontwaren van D’Annunzio’s Fiume.

Antonio Scurati, M. Il figlio del secolo. (Milaan: Bompiani, 2018).

Giordano Bruno Guerri, Disobbedisco. Cinquecento giorni di rivoluzione. Fiume 1919-1920. (Milaan: Mondadori, 2019).

Bart van den Bossche is hoogleraar Italiaanse literatuur aan de Faculteit Letteren van de KU Leuven. Zijn onderzoek richt zich op literaire vernieuwing en moderniteit in de literatuur van het eengemaakte Italië.

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen