Deel dit artikel

de frans-britse philippe sands is niet enkel hoogleraar en jurist gespecialiseerd in internationaal recht, maar ook humanitair activist en succesvol auteur. in zijn voorlaatste boek, galicische wetten, brengt hij de levens van vier mensen in of uit galicië samen: twee toonaangevende stemmen in het internationale recht, de ‘slachter van polen’, en zijn eigen grootvader. ook zijn recentste werk, de rattenlijn, gaat over een belangrijke speler in het galicië van de twintigste eeuw, een oostenrijkse bestuurder die een liederlijk leven leidde tegen de achtergrond van de nietsontziende moordmachine van de holocaust. zo voert sands een speurtocht naar zijn eigen wortels in het kader van de grote drama’s van de europese geschiedenis.

Sporen van een duister verleden: over Philippe Sands

Georgi Verbeeck

Jurist en schrijver Philippe Sands is een van de origineelste auteurs op het snijvlak van geschiedenis en internationaal recht. Hij is hoogleraar aan de rechtenfaculteit van het University College London en daarnaast is hij Queen’s Counsel, een bijzonder gekwalificeerd advocaat bij hogere Engelse rechtbanken. Sands werd geboren uit joodse ouders en heeft zowel de Britse als de Franse nationaliteit. Als jurist is hij gespecialiseerd in diverse vormen van internationaal recht. Mensenrechten en internationaal strafrecht zijn de grote lijnen in zowel zijn academische als zijn professionele curriculum. Inzake humanitaire kwesties is hij een veel gevraagd commentator en als activist is hij een graag geziene gast in de media. Zijn juridische carrière is indrukwekkend, en hetzelfde kan gezegd worden van een even lange lijst academische publicaties, vele internationale prijzen en zijn activiteiten als schrijver. Sinds 2013 is hij president van het Britse pen. Met zijn twee laatste boeken plaatst hij zich in het centrum van de internationale aandacht in het domein van de geschiedenis van het internationaal recht: East West Street. On the Origins of ‘Genocide’ and ‘Crimes against Humanity’ verscheen in 2016, The Ratline. Love, Lies and Justice on the Trail of a Nazi Fugitive in 2020.

Het eerste boek gaat, zoals de aanhalingstekens duidelijk maken, niet om de oorsprong van genocide en misdrijven tegen de menselijkheid zelf, maar om de ontstaansgeschiedenis van de twee concepten. Wat dit boek daarnaast zo boeiend maakt, is de vervlechting van Sands’ eigen familiegeschiedenis met de levens van drie andere historische personages. Vier heel aparte levensverhalen kwamen onverwacht en ongewild in elkaars buurt, en dat in vaak heel letterlijke zin. De West-Oekraïense stad Lviv – in de 20ste eeuw talloze keren van heersers en regeerders verwisseld – is de trait-d’union tussen die vier verschillende levensgeschiedenissen.

Lviv ligt op de scheidingslijn van verschillende culturen en politieke regimes en is getekend door de turbulente geopolitieke verschuivingen in de vorige eeuw. Vóór de Eerste Wereldoorlog was het nog als Lemberg een onderdeel van het Habsburgse Rijk, na de Eerste Wereldoorlog behoorde het tot de kortstondige West-Oekraïense Volksrepubliek om daarna snel als Lwów Pools te worden (wat het ook tot het einde van de 18de eeuw was geweest). Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de stad eerst door de Sovjetunie bezet, nadien door de Duitsers en vervolgens opnieuw door de Sovjetunie. De brutale realiteit van wat door de Amerikaanse historicus Timothy Snyder als de Bloodlands (het Midden-Europese slagveld tussen Stalin en Hitler) werd beschreven, speelde zich met name in steden als Lviv af. Na 1945 werd de stad door de Sovjetunie ingelijfd, en sinds 1991 ligt ze in de onafhankelijke staat Oekraïne. In haar turbulente geschiedenis heeft de stad steeds een moeizaam evenwicht moeten vinden in het samenleven van Oekraïners, Polen en joden. Met wisselend succes.

De stad Lviv heeft steeds een moeizaam evenwicht moeten vinden in het samenleven

In de van massaal geweld doortrokken geschiedenis van Lviv komen de levens van de vier hoofdfiguren samen. Drie ervan behoorden tot de grote joodse gemeenschap in Galicië, de historische landstreek waarvan Lviv tot 1918 de hoofdstad was. De titels van de verschillende vertalingen van het boek onderstrepen die bewogen geschiedenis. Terwijl de Nederlandse titel, Galicische Wetten, verwijst naar de streek waarvan zij allen afkomstig waren, noemt de oorspronkelijke Engelse titel de hoofdstraat in het plaatsje Żółkiew (Pools) of Zjovkva (Oekraïens), een stadje niet ver van Lviv, waar één van hen opgroeide. De Franse titel, Retour à Lemberg, benadrukt dan weer dat de auteur terugkeert naar de geboortestad van zijn grootouders. De Duitse ondertitel Eine persönliche Geschichte maakt nog duidelijker wat Sands met zijn werk bedoelde: een speurtocht naar zijn eigen wortels in het kader van de grote drama’s van de Europese geschiedenis.

Sands’ joodse grootvader, Leon Buchholz (1904-1997), was in het toenmalige Lemberg geboren en had de Holocaust overleefd door tijdig met zijn gezin naar Wenen te vluchten en vervolgens in Parijs terecht te komen. Eigenaardigheden, stiltes en hiaten in het leven van zijn grootvader – hoe kon hij als jood de Duitse bezetting van Parijs overleven? – zetten Sands aan het denken en brachten hem op het spoor van de twee andere hoofdrolspelers, de twee joodse juristen Hersch Lauterpacht (1897-1960) en Raphael Lemkin (1900-1959). Beiden waren eveneens afkomstig uit Galicië, ontvluchtten de nazibezetting en werden toonaangevende stemmen op het vlak van het internationale recht, de eerste in Groot-Brittannië, de tweede in de Verenigde Staten. Lauterpacht en Lemkin leverden een grote bijdrage aan het denken over mensenrechten. Hun ideeën zouden na de Tweede Wereldoorlog een blijvende stempel drukken op de groeiende internationale aandacht voor mensenrechten en misdrijven tegen hele bevolkingsgroepen. Hun Centraal-Europese achtergrond en de trauma’s van twee wereldoorlogen waren daarbij doorslaggevend. Waar zeker Lemkin – en in iets mindere mate Lauterpacht – in de literatuur al een vrij bekend figuur is, voegt Sands een extra dimensie toe door juist zoveel aandacht te geven aan de historische en geografische context van beide juridische voortrekkers.

Lemkin is het bekendst als de bedenker van het begrip genocide

Toch verschilden ook Lauterpacht en Lemkin op een aantal cruciale punten wezenlijk van elkaar. Het boek toont hoe juist dit onderscheid van blijvende betekenis zou zijn voor hun oordeel over grootschalig geweld. Lemkin is het meest bekend omdat hij de bedenker is van het begrip ‘genocide’, waarbij de nadruk ligt op de collectieve identiteit die de slachtoffers met elkaar verbindt. Slachtoffers van genocide worden vervolgd omdat ze door de daders gedefinieerd worden als leden van een bepaalde groep. Lauterpacht daarentegen hield vast aan individuele rechten (en de schending ervan). Hij ijkte het begrip ‘misdrijven tegen de menselijkheid’ (de vertaling van humanity als ‘menselijkheid’ of ‘mensheid’ leidt vaak tot verwarring), waarbij de menselijke waardigheid van in principe ieder individu binnen de groep centraal stond. Lauterpacht argumenteerde, en dit niet geheel ten onrechte, dat de nadruk op het collectieve slachtofferschap etnische tegenstellingen juist opnieuw kon doen versterken. En van collectief slachtofferschap is juist ook bij het genocidebegrip sprake. Sands heeft begrip voor deze argumentatie. Wanneer de groepsidentiteit te sterk wordt benadrukt, of het nu om slachtoffers of om daders gaat, bestaat het gevaar dat ‘tribalistische’ krachten juist worden versterkt en dat slachtofferschap wordt gecultiveerd tot een nieuwe identiteit. Het gevolg is dat de cirkel van geweld niet wordt doorbroken, maar juist wordt verdergezet.

Voor het latere debat onder historici, juristen en sociale wetenschappers is Lemkins definitie van genocide zowel een last als een zegen geworden. Genocide staat voor het bewust willen ombrengen van een hele bevolkingsgroep op basis van een vooraf gedefinieerde etnische identiteit. Het is een relatief heldere definitie, sterk geënt op de ervaring van de Holocaust, maar ook een die in de praktijk moeilijk te hanteren is en de problemen van de bewijslast eerder heeft vergroot dan verkleind. In de vraag of iets als genocide moet worden gedefinieerd, staat meestal niet zozeer de omvang van de misdaad of het aantal slachtoffers ter discussie, maar wel bijvoorbeeld de intentie van de daders en de methodische aanpak om mensen op grote schaal om te brengen. En vooral: als iets niet aan de technische definitie van genocide beantwoordt, betekent dit dan noodzakelijk een geringer leed voor de slachtoffers? Is enkel het genocidaire karakter een morele en historische graadmeter voor de ernst van een misdrijf? Deze en andere kwesties blijven een grote rol spelen in de debatten om volkerenmoorden en andere vormen van grootschalig geweld, waarbij men vaak te krampachtig vasthoudt aan Lemkins model van genocide.

Westerse landen stonden niet te springen om een begrip te hanteren dat hen in verlegenheid zou brengen

De tegengestelde visies van Lauterpacht en Lemkin konden onmogelijk allebei opgenomen worden in het handvest voor het Internationale Militaire Tribunaal van Neurenberg dat na de Tweede Wereldoorlog Duitse oorlogsmisdadigers ging berechten; Lauterpachts idee over ‘misdrijven tegen de menselijkheid’ haalde het. Het systematische karakter van de Jodenvervolging was op dat moment wel al in grote mate bekend, maar men bleef juridisch worstelen met een goede definitie van deze ‘misdaad aller misdaden’. De Sovjets hadden sowieso geen enkele interesse in een juridisch kader dat van hun eigen dogmatische (schijn-)marxistische doctrine afweek, en ook de Amerikanen stonden niet te springen om een begrip te hanteren dat hen in verlegenheid zou brengen indien het hen zou herinneren aan de discriminatie van Afro-Amerikanen in eigen land. Hetzelfde gold voor de westerse landen in het algemeen, die zelf nog volop bezig waren om hun kolonies en de daar heersende rassenverhoudingen te verdedigen. Pas in 1948 brak de opvatting van Lemkin door in het Genocideverdrag dat door de Verenigde Naties werd goedgekeurd. Wat toen voor het eerst op papier werd gezet, zou van blijvende invloed en betekenis zijn tot op de dag van vandaag. Een voorheen ongekend juridisch en moreel ankerpunt was in het leven geroepen.

Voor geen van beide juristen is het boek een hagiografie geworden. Sands laat niet na om ook op de kleinere kantjes van de twee rechtsgeleerden te wijzen. Enige arrogantie en eigenzinnigheid was geen van beiden vreemd. Lemkin was niet te beroerd om zijn autobiografie op te schonen, Lauterpacht stond bekend om zijn koele afstandelijkheid. Over fundamentele kwesties waren beiden het oneens met elkaar. Maar dit maakt Sands’ boek zo bijzonder. Het kleinmenselijke, het anekdotische en het toevallige worden afgewisseld met reflecties over schijnbare juridische scherpslijperijen, zoals in het geval van een discussie over een puntkomma of een komma in een juridische tekst met fundamentele consequenties voor de beoordeling van oorlogsmisdaden en misdrijven tegen de menselijkheid. Weinig auteurs weten de geschiedenis van grote ideeën en belangrijke beslissingen zo te vervlechten met acribisch beschreven details.

Hans Frank droeg de eindverantwoordelijkheid voor alles wat er zich in het bezette Polen afspeelde

De vierde hoofdrolspeler in Sands’ boek is Hans Frank (1900-1946), de sinistere Duitse generaal-gouverneur van het bezette Polen, nadien ook wel de ‘slachter van Polen’ genoemd. Frank was, ironisch genoeg, ook jurist van opleiding, een die vóór zijn carrière in het generaal-gouvernement nog halfslachtige pogingen had ondernomen om een soort middenweg te vinden tussen het idee van onafhankelijke rechtspraak en onvoorwaardelijke trouw aan het nationaalsocialisme. Als jurist had hij een zekere verdienste en een echte ideologische scherpslijper is hij nooit geweest. Frank droeg echter de eindverantwoordelijkheid voor alles wat er zich in het bezette Polen afspeelde. Hij eindigde onvermijdelijk aan de galg als één van de hoofdrolspelers in Neurenberg. In Polen had hij het leven van een parvenu geleid, niet geheel ongecultiveerd en met een dosis intelligentie. Frank was de enige – samen met Albert Speer – die met enige vorm van waardigheid en schuldbesef tot op zekere hoogte zijn vonnis accepteerde.

Op het proces van Neurenberg kruisen de paden van drie juristen elkaar: Lauterbach en Lemkin als adviseurs van de aanklagers, Frank in de beklaagdenbank. Frank werd medeverantwoordelijk geacht voor de moord op miljoenen joodse burgers; onder hen waren ook veel familieleden van Lemkin en van Lauterpacht én van Sands’ grootvader – die op dat moment nog in onzekerheid verkeerden over het lot van hun verwanten. Sands heeft deze familiegeschiedenissen en levenslopen op een magistrale wijze met elkaar verbonden. De aanbeveling van John le Carré op de achterflap is terecht: het boek is een ‘ingrijpend persoonlijk verslag, verteld met liefde, woede en precisie’. Niet alleen is de auteur een levendige verteller van anekdotes en op het eerste gezicht vergezochte toevalligheden, zoals men dat kent van detectiveverhalen. Het boek is ook een resultaat van een indrukwekkende speurtocht: niet alleen langs bibliotheken en archieven, op vele reizen en bezoeken aan plaatsen die een rol speelden in zijn verhaal, maar ook door een groot aantal gesprekken met nabestaanden van de hoofdrolspelers.

Sands verbindt deze familiegeschiedenissen en levenslopen op magistrale wijze met elkaar

Iemand die openlijk de confrontatie met de erfenis van zijn ‘foute vader’ is aangegaan is de zoon van Hans Frank. Niklas Frank is één van de weinigen die in Duitsland het grote publiek heeft opgezocht om getuigenis af te leggen over de verschrikkingen van het naziregime en over de rol die zijn vader daarbij speelde. Soms leidt dat weleens tot lichtjes theatrale interventies, waarbij hij bijvoorbeeld suggereert dat het Duitse volk (ook nu nog) zich nooit geheel van de schuld heeft bevrijd, maar zijn getuigenissen zijn steeds ingrijpend en interessant. Consequent is Niklas zeker gebleven. Zo verklaart hij zich tegenstander van de doodstraf, ‘maar niet voor mijn vader’. Een andere gesprekspartner voor Sands is Horst Wächter, zoon van de hooggeplaatste ss’er Otto Wächter. Heel anders dan Niklas Frank heeft deze laatste aanzienlijk meer moeite om duidelijk afstand te nemen van het handelen en de denkbeelden van zijn vader.

Juist Horst Wächter blijkt de schakel te zijn met het nieuwste boek van Sands: The Ratline. Love, Lies and Justice on the Trail of a Nazi Fugitive (in het Nederlands De Rattenlijn). En opnieuw toont Sands zich een uiterst getalenteerde verteller en een gedegen onderzoeker. Weer is hij erin geslaagd om een meesterwerk te schrijven dat van A tot Z blijft boeien. De Oostenrijker Otto Wächter (1901-1949) – het kan niet verbazen: het gaat opnieuw om een gepromoveerde jurist in dienst van het nationaalsocialisme – stond dicht bij Hans Frank. Tijdens de oorlog had hij de bestuurlijke leiding over het district Krakau en later het district Galicië, dat een onderdeel was van het generaal-gouvernement. Wächters carrière laat vooral zien hoe in de vervolging van de joden bestuurlijke, politionele en militaire verantwoordelijkheden naadloos in elkaar overliepen. Zijn leven speelde zich af in een milieu waarin corruptie, luxe en drankzucht welig tierden. En dit op de achtergrond van een nietsontziende moordmachine waarbij honderdduizenden om het leven kwamen. Op het einde van de oorlog werd Wächter nog naar Italië overgeplaatst om onder meer toe te zien op de bestrijding van de partizanen. Na de oorlog begon een onwaarschijnlijke odyssee die uiteindelijk eindigde in zijn mysterieuze dood in Rome in 1949.

Het levensverhaal van Wächter is sterk verbonden met de bewogen geschiedenis van de nazibeweging in Oostenrijk, haar verstrengeling met het nationaalsocialisme in Duitsland en de vele verbindingslijnen met de bezettingsregimes later elders in Europa. Verhoudingsgewijs hadden Oostenrijkers een zeer groot aandeel in het Duitse repressieapparaat tijdens de oorlog. Na de oorlog probeerde Wächter uit de handen van de geallieerden te blijven – onder meer met de hulp van zijn vrouw Charlotte, die hem ondanks zijn reputatie als onverbeterlijk schuinsmarcheerder onvoorwaardelijk trouw is gebleven. Via een sluiproute, en met de hulp van katholieke geestelijken, probeerde Wächter na de oorlog in Zuid-Amerika te geraken. Zijn plotse dood maakte een onverwacht einde aan die pogingen. Hier belandt zijn verhaal in de sfeer van de speculaties. De gedachte komt namelijk op of hij in de context van de Koude Oorlog misschien toch als spion door een of andere grootmacht zou zijn ingelijfd. Voor zijn familie en nabestaanden redenen genoeg dus om samenzweringstheorieën de wereld in te sturen. Een natuurlijke dood is in ieder geval minder spectaculair dan een onbewezen moord in opdracht van een of andere geheime dienst.

Oostenrijkers hadden een zeer groot aandeel in het Duitse repressieapparaat

Voor de levensverhalen van zowel Hans Frank als Otto Wächter maakt Sands gebruik van twee belangrijke geprivilegieerde getuigen, namelijk hun respectieve zonen. Beiden zijn ongeveer van dezelfde leeftijd en hebben hun kindertijd doorgebracht in de opulente luxe die de nazi-elite zich tijdens de oorlog, te midden van de grootste gruwelen, kon permitteren. Daar houden de gelijkenissen op: Niklas Frank heeft volledig gebroken met zijn vader en wordt niet moe om hem als crimineel en hoofdverantwoordelijke van vele oorlogsmisdaden neer te zetten. Horst Wächter – zijn voornaam verwijst naar Horst Wessel, de iconische martelaar uit de vroege geschiedenis van de nazibeweging, en hij is tevens het petekind van Arthur Seyss-Inquart, de latere Rijkscommissaris in het bezette Nederland – blijft tegen beter weten in de eer van zijn vader als de ‘goede nazi’ verdedigen. Voor de zoon was de vader alleen maar een plichtsbewust bestuurder die geen schuld droeg aan de misdaden van het regime. Zo hangt hij bijvoorbeeld het denkbeeld aan dat zijn vader Hitler van de grootste misdaden zou hebben willen weerhouden. In het bijzijn van Niklas Frank voelt men zich in het gezelschap van iemand die strijdt voor historische gerechtigheid. De ontmoetingen met Horst Wächter zijn zeker bijzonder en leerzaam, maar laten ook gevoelens van verbijstering en frustratie na.

Op het eerste gezicht lijkt De Rattenlijn zich te willen concentreren op de vluchtlijnen van oorlogsmisdadigers na 1945. Maar Sands koppelt dat gegeven aan veel meer speurtochten: naar het vroegere leven van Otto Wächter en zijn opmars in het naziapparaat, naar de verhouding met zijn vrouw Charlotte Bleckmann, naar de denkbeelden van zijn zoon, naar de ongelijke herinneringen die velen aan de Tweede Wereldoorlog hebben overgehouden en de verschillende lessen die ze eruit getrokken hebben. Het boek gaat ook over bizarre vormen van liefde en trouw, maar evenzeer over leugenachtigheid en onvermogen (of onwil) om de waarheid onder ogen te zien. Het is een verhaal over de botsing tussen communicatieve en culturele herinneringen, met andere woorden hoe individuen zich vastklampen aan persoonlijke herinneringen die door familiebanden zijn gekleurd en wat we ondertussen als samenleving over het verleden weten. Opa war kein Nazi was een boek waarmee de Duitse sociaalpsycholoog Harald Welzer deze problematiek thematiseerde. Wächter junior gaat nog een stapje verder: hij blijft tot het einde toe de idylle van de modelnazi koesteren. En tenslotte is Sands natuurlijk ook geïnteresseerd in de vraag waarom zoveel ex-nazi’s de dans zijn ontsprongen en uit handen van het gerecht zijn kunnen blijven. Deze belangstelling voor het juridische aspect in de omgang met het oorlogsverleden verbindt Galicische Wetten en De Rattenlijn met elkaar – en met Sands’ eigen imposante carrière.

Het gaat ook over leugenachtigheid en onvermogen (of onwil) om de waarheid onder ogen te zien

Philippe Sands heeft twee boeken afgeleverd zoals menig historicus zich zou kunnen wensen om te schrijven: geschiedschrijving met de allures van een thriller, spannend en meeslepend. De scenario’s voor een paar succesvolle films liggen klaar. Wat het werk van Sands zo bijzonder maakt is de verstrengeling van de politieke en culturele geschiedenis van Europa met de eigen zoektocht van een onderzoekend intellectueel, de auteur zelf. Het is telkens voor een stuk ‘geschiedenis’ en autobiografie samen. Voor de lezers komen de grote trauma’s van de 20ste eeuw op die manier erg dichtbij. Maar nergens vervalt Sands in goedkope moralisering of scherpslijperij. In Galicische Wetten gaat het vooral over algemene zaken die landen en samenlevingen als geheel bezighouden. In De Rattenlijn staan persoonlijke levens centraal. In beide gevallen leidt Philippe Sands zijn lezers deskundig, eloquent en met een groot moreel kompas door de vele vraagstukken die de verschrikkingen van de laatste eeuw blijven oproepen.

Philippe Sands, East West Street. On the Origins of ‘Genocide’ and ‘Crimes against Humanity’. (Londen: Orion Publishing Group, 2016).

Philippe Sands, The Ratline. Love, Lies and Justice on the Trail of a Nazi Fugitive. (Londen: Orion Publishing Group, 2020).

Georgi Verbeeck is als historicus verbonden aan de KU Leuven en de Universiteit Maastricht. Hij is gespecialiseerd in de moderne en contemporaine geschiedenis van Duitsland.

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen