Deel dit artikel

in de middeleeuwen werd perkament vaak hergebruikt: oorspronkelijke teksten werden afgekrabd en overschreven. dergelijke ‘palimpsesten’ kunnen soms ongekend materiaal verbergen. een beroemd geval is de onderliggende tekst van een byzantijns gebedenboek, die fragmenten bleek te bevatten van verloren gewaande traktaten van de wiskundige archimedes. toen de archimedespalimpsest in 1998 in handen kwam van een amerikaanse mecenas kon het handschrift pas ten volle worden bestudeerd.

Uitwissing of de weemoed van de filoloog

Over de Archimedespalimpsest

Caroline Macé

In 1998 telde een Amerikaanse miljonair een reusachtig bedrag neer voor een Grieks handschrift uit een privécollectie. Het ging om een palimpsest, of een opnieuw beschreven perkament. Perkament, dat vervaardigd is uit de huid van een geit of een ander dier, werd soms gewassen en afgekrabd om de oorspronkelijk geschreven tekst te wissen. De folios werden gedraaid en kregen een ander formaat, en een nieuwe tekst werd aangebracht. In de middeleeuwen gebeurde dit vaak, zowel in Byzantium als in het Westen, omdat perkament zeer duur was en het niet zo belangrijk leek om een boek dat niet langer gelezen werd te bewaren. Het handschrift waarover sprake bleek fragmenten te bevatten van traktaten van de Griekse wiskundige Archimedes (derde eeuw voor Christus), die in het Grieks alleen door citaten of in vertalingen bekend waren – Drijvende lichamen, Methode van mechanische stellingen. Daarnaast staan er ook stukken in uit verloren gewaande redevoeringen van Hyperides, één van de belangrijkste Atheense redenaars van de vierde eeuw voor Christus, en een filosofische tekst die tot nu toe niet werd herkend en dus nog anoniem is. De ‘Archimedespalimpsest’ heeft intussen geleid tot een indrukwekkend aantal publicaties en kent een heel grote weerklank in de wetenschappelijke studie van Griekse manuscripten. De teksten van de grootste mathematicus uit de oudheid, die tot op het moment van hun ontdekking verloren gewaand werden, kunnen ook buiten de kringen van classici en historici op veel belangstelling rekenen.

Een handschrift is steeds een bijzonder document. Bij het lange en ingewikkelde productieproces zijn verschillende personen betrokken: van de schapenhoeder, die de huid levert voor het maken van het perkament, of de papierfabrikant, via het atelier van de kopiist, tot de persoon die het geheel inbindt. Soms worden versieringen aangebracht in het handschrift, waardoor het eindresultaat een kunstwerk is. Maar meestal is het toch vooral de inhoud die het werk zijn functie en ook zijn intellectuele of ideologische prestige verleent. Dit geldt zeker in het geval van de Archimedespalimpsest.

Het statuut als kunstwerk en de kwaliteit van de inhoud van een handschrift zijn vaak omgekeerd evenredig

Het statuut als kunstwerk en de kwaliteit van de inhoud van een handschrift zijn vaak omgekeerd evenredig. De veelbesproken Parisinus graecus 510 is hiervan een uitstekend voorbeeld. (Vele Griekse en Latijnse handschriften worden genoemd naar de stad waar ze in een bibliotheek bewaard worden, in dit geval Parijs, en de naam van de collectie waartoe ze behoren, in dit geval ‘fonds grec’.) Dit manuscript werd overgeschreven en rijkelijk versierd met miniaturen voor de entourage van de Byzantijnse koning Basilius I aan het einde van de negende eeuw, maar het is wellicht nooit gelezen. De tekst van de homilieën van Gregorius van Nazianze in het handschrift bevat bovendien vele fouten. Tijdens de middeleeuwen en de renaissance werden boeken immers niet alleen beschouwd als werkinstrumenten en overpeinzingen van geleerden – hun geheugen was veel beter getraind dan het onze en in die zin hadden ze minder nood aan schriftelijke ondersteuning. Ze waren ook objecten die luister en prestige uitstraalden. Een bekend verzamelaar van boeken was Johann Jakob Fugger uit Augsburg. In het midden van de zestiende eeuw was hij één van de grootste bankiers van Europa. Met behulp van kopiisten en boekhandelaars wist hij een prachtige bibliotheek met duizenden volumes aan Griekse en Latijnse teksten samen te stellen. We kunnen echter met zekerheid zeggen dat hij de collectie zelf nooit heeft gelezen of uitgeleend. De boeken werden enkel tentoongesteld, zoals men vandaag zou pronken met salontafelboeken.

Vele jaren eerder – in 827 – schonk de Byzantijnse keizer Michaël de Stotteraar aan de Frankische koning Lodewijk de Vrome een Grieks handschrift dat in unciaal (dit wil zeggen in majuskels of hoofdletters) gesteld was en dat werken bevatte die opgedragen waren aan Dionysius de Areopagiet. Het manuscript, dat nog steeds in de Nationale Bibliotheek in Parijs te vinden is, is één van de beroemdste diplomatische geschenken tussen Byzantium en de westerse wereld. De inhoud van dat handschrift werd door de schenker als belangrijk en prestigieus beschouwd, ook al was het helemaal niet zeker of de Griekse tekst in die tijd en in die streek kon worden gelezen (slechts een klein aantal geletterden kon Grieks lezen).

Tegenwoordig weten handschriften steeds meer het grote publiek te boeien. Dit is opmerkelijk op een moment waarop de humanistische disciplines een droef lof beschoren lijken en ook het boek als papieren medium langzaam verdwijnt. De fascinerende kracht van manuscripten kan worden verklaard door het feit dat de mens vaak interesse heeft in wat hijzelf in gevaar brengt, maar ook doordat het boek gereduceerd wordt tot louter kunstobject als het niet langer de rol van tekstdrager vervult. Hopen toeristen verdringen elkaar om een blik te werpen op enkele bladzijden uit het Book of Kells in het Trinity College in Dublin. En ook het digitaliseringsproces van de Codex Sinaïticus van de Bijbel (http://codexsinaiticus.org/en/) is bijzonder succesvol.

Waarom de Archimedespalimpsest echter zoveel aandacht te beurt viel is moeilijker te verklaren. Inhoudelijk behoort hij weliswaar tot het Europese intellectuele erfgoed, maar het boek zelf straalt geen enkele nationale of politieke symboliek uit. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Gruuthusehandschrift. De verkoop van dit handschrift, dat rond 1400 in Brugge werd geschreven en zich op Vlaamse bodem bevond, maar in 2007 in handen kwam van de Koninklijke Bibliotheek van Nederland, veroorzaakte heel wat opschudding. De Archimedespalimpsest is al evenmin een kunstwerk, ondanks eerdere onhandige pogingen van een vervalser om de marktwaarde ervan op te drijven. Het feit dat het een palimpsest is, dus een hergebruikt handschrift, is ook al niet uniek. Via deze weg komen er geregeld ongekende teksten aan het licht. In deze palimpsest ging het om teksten van Archimedes en Hyperides, afkomstig uit twee verschillende handschriften die respectievelijk dateren uit de tiende en de elfde eeuw, die werden vervangen door een gebedenboek dat een kopiist overschreef aan het begin van de dertiende eeuw.

De verschillende handelingen die de kopiist op de tekst verrichtte om hem uit te wissen, zorgden ervoor dat de oorspronkelijk opgetekende woorden moeilijk leesbaar werden

De verschillende handelingen die de kopiist op de tekst verrichtte om hem uit te wissen (wegkrabben, schoonwassen, pagina’s omkeren, afsnijden), zorgden ervoor dat de oorspronkelijk opgetekende woorden moeilijk leesbaar werden. Het is echter net die oudere tekst die in de regel de aandacht van moderne filologen wegdraagt. De technieken die werden gebruikt om de teksten van de Archimedespalimpsest te ontcijferen zijn op zich niet uitermate revolutionair, maar de behandeling van deze palimpsest heeft er wel voor gezorgd dat een aantal experimentele technieken op grote schaal werden uitgevoerd. In de negentiende eeuw werden soms invasieve chemische methodes gebruikt om de onderliggende tekst zichtbaar te maken (zoals galnoottinctuur). In het begin van de twintigste eeuw begon men ultraviolet licht te gebruiken om palimpsesten beter te kunnen lezen. Die techniek werd verder ontwikkeld aan het einde van deze eeuw, en het is nu mogelijk om draagbare fototoestellen te gebruiken die foto’s nemen op verschillende frequenties van het elektromagnetische spectrum (‘multispectral imaging’) en foto’s in ‘valse kleuren’, waar de onderstaande tekst zichtbaarder wordt gemaakt. Dergelijke technieken zijn niet destructief. Deze technische vooruitgang inzake digitalisering en beeldverwerking is niet onbelangrijk, maar deskundigheid op het vlak van paleografie (kennis van oude schriften) en vergelijking met andere teksten blijven de twee determinerende factoren voor de ontcijfering van zo’n palimpsest. Vaak zijn maar een paar letters zichtbaar en moet men de andere, onzichtbare, letters ‘raden’ op basis van de paleografische waarschijnlijkheid en op basis van de kennis van gelijkaardige teksten.

Hoe valt de vermaardheid van de Archimedespalimpsest dan juist te verklaren? Wellicht speelt de meest recente geschiedenis van het boek hierin een rol. Het manuscript werd in 1998 aangekocht door een rijke Amerikaanse verzamelaar, die anoniem wenste te blijven, en die gedurende een tiental jaar de bewaring en alle wetenschappelijk onderzoek financierde. Bij de aankoop telde hij een bedrag neer dat het budget van zelfs de grootste openbare bibliotheken ruimschoots overschrijdt. Tijdens de middeleeuwen en de renaissance werden boeken als luxeproducten gezien, maar het is erg verrassend dat een mecenas in een tijdperk van winstbejag veel geld neertelt voor een handschrift dat de tijd slecht heeft doorstaan. Door de tijd heen is het manuscript lelijk, ontoonbaar en weinig aantrekkelijk geworden, maar het is er uiteindelijk ook wel in geslaagd de interesse van een grote groep geleerden weg te kapen.

Door de tijd heen is het manuscript lelijk, ontoonbaar en weinig aantrekkelijk geworden, maar het is er wel in geslaagd de interesse van een grote groep geleerden weg te kapen

Naast de hoge marktwaarde en de buitengewone technieken die gebruikt werden om het handschrift te conserveren, heeft wellicht ook het traject dat het boek sinds het begin van de twintigste eeuw heeft afgelegd, bijgedragen tot de opmerkelijke fascinatie die ervan uitgaat. Aan het begin van de twintigste eeuw (in 1906 en 1908) ondernam Johan Ludvig Heiberg, een Deens filoloog die dweepte met wiskunde, een reis naar Constantinopel, waar het manuscript zich op dat moment bevond. Heibergs doel was het ontcijferen van de onderliggende tekst in het handschrift. Die had hij eerder als een tekst van Archimedes herkend dankzij een vermelding in de catalogus van de bibliotheek van het Metochion van het Heilig Graf. Op dat moment was het manuscript nog in tamelijk goede staat, waardoor Heiberg een deel van Archimedes’ woorden met behulp van een vergrootglas kon lezen en hij zelfs foto’s kon maken.

Aan het begin van de jaren 1930 was het handschrift in handen van de Parijse antiquair Salomon Guerson, die het naar alle waarschijnlijkheid in het begin van de jaren 1920 had aangekocht. Na de Eerste Wereldoorlog werden tal van volkeren, vooral in Klein-Azië en de Balkan, uitgeroeid of gedeporteerd. Ook het kosmopolitische Constantinopel onderging heel wat veranderingen, en boeken volgen het lot van hun lezerspubliek. Terwijl het manuscript in Guersons bezit was, werden valse ‘Byzantijnse’ miniaturen in het boek aangebracht, wellicht om de waarde op te drijven. In feite ging het om versieringen gekopieerd uit een expositiecatalogus die verschenen was in 1929. Op die manier raakte de bovenliggende tekst aanzienlijk beschadigd, en voor de onderliggende tekst was het nog desastreuzer. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, sloeg Guerson, die joods was, op de vlucht en liet hij het manuscript achter. In de periode tussen de Tweede Wereldoorlog en het moment waarop de erfgenamen van de volgende eigenaar in 1998 het handschrift verkochten, heeft het werk behoorlijk wat schade geleden door vocht en parasitische schimmels. In een dergelijke slechte staat kwam het manuscript in handen van de Amerikaanse mecenas die het als het ware opnieuw aan de wereld toonde.

Een laatste reden voor de interesse in deze palimpsest komt misschien uit puur filologische hoek. De dichter W.B. Yeats sprak over ‘the fascination for what is difficult’ en Sean Gurd kleefde er in een artikel het label ‘Text-Critical Melancholy’ op. Het gaat om wat we kunnen omschrijven als een ietwat morbide voorliefde van de filoloog voor wat haast is uitgewist en door zijn of haar handen glipt. Er schuilt een zekere ‘donquichotteske’ grootsheid in de pogingen van papyrologen, epigrafen, paleografen, filologen, linguïsten en archeologen om de minuscule fragmenten van een wegzakkend verleden te bewaren. Ze hebben vaak de indruk overblijfselen te onderzoeken op een eiland dat weldra verzwolgen zal worden door een ecologische, sociale en culturele vloedgolf.

De twee prachtige volumes van The Archimedes Palimpsest, nu gepubliceerd door Cambridge University Press en The Walters Art Museum, bieden een volledige en rijk geïllustreerde bron aan informatie omtrent alle aspecten van het manuscript. Hoewel de informatie ook gedeeltelijk online toegankelijk is, hebben de auteurs en de uitgeverijen er toch voor gekozen om deze mooie werken in boekvorm uit te brengen. Zo is nogmaals bewezen dat het boek als verspreider van cultuur nog lang niet in onbruik is geraakt of is uitgeteld.

Reviel Netz, William Noel, Nigel Wilson en Natalie Tchernetska, The Archimedes Palimpsest (Cambridge: Cambridge University Press en The Walters Art Museum, 2012).
http://www.archimedespalimpsest.org/

Caroline Macé is als classica verbonden aan de KU Leuven.

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen