Deel dit artikel

we verwachten van onszelf en van anderen geen absolute waarheid: mensen doen zich anders voor dan ze zijn, nemen hun wensen voor werkelijkheid en laten zich leiden door religieuze en culturele verhalen die niet letterlijk waar zijn. in het internettijdperk zorgt die ambigue verhouding met de waarheid weliswaar voor problemen. halve en hele leugens verspreiden zich razendsnel en zijn heel moeilijk uit te roeien. volgens john stuart mill zou een ‘vrije markt van ideeën’ de beste garantie bieden voor het doen bovendrijven van de waarheid, maar is dat nog wel zo als ongebreidelde vrije meningsuiting leidt tot manipulatie en geweld?

Vrije meningsuiting in tijden van fake news

Antoon Vandevelde

De klassieke Griekse filosofen wisten het al: het verlangen naar waarheid, goedheid en schoonheid zit diep in de menselijke ziel ingebakken, maar het wordt ook voortdurend geperverteerd door sofisterij. We weten dat er gepatenteerde leugenaars zijn, maar toch gaan we er meestal van uit dat de mensen met wie we praten oprecht zijn. Tegelijk weten we dat zelfs waarheidlievende mensen zich graag wat mooier voordoen dan ze zijn, dat ze vaak niet kunnen weerstaan aan de neiging om op te scheppen, dat ze hun wensen voor werkelijkheid nemen en dat ze zich niet alleen door de zucht naar waarheid laten leiden maar ook door hun belangen. Daar komt nog bij dat we ons in de wereld oriënteren met behulp van verhalen uit religieuze en culturele tradities die niet letterlijk waar zijn, maar die wel gemeenschap stichten. In ons dagelijkse leven hebben we leren leven met deze complexiteit.

In de hedendaagse informatiemaatschappij, in het tijdperk van internet, stelt deze ambiguïteit in de verhouding met waarheid echter nieuwe en onvermoede problemen. Nooit tevoren was de toegang tot informatie zo makkelijk, maar de kanalen waarlangs we kennis verwerven blijken nu ook krachtige vehikels van manipulatie en van fake news te zijn geworden. Dat buitenlandse inlichtingendiensten de uitkomst van de Amerikaanse presidentsverkiezingen bepalen, zoals wellicht het geval is geweest in 2016, dat een verkozen president van de VS grossiert in de meest onbeschaamde leugens en dat zo velen hem daarin volgen, dat die president het waarheidsstreven nog verder perverteert door zelf al wie het niet met hem eens is te beschuldigen van het verspreiden van fake news, tot voor kort waren dit scenario’s die alleen schrijvers van sciencefiction konden verzinnen.

De klassieke verdediging van ‘free speech’ is al meer dan anderhalve eeuw oud

In zijn boek Liars: Falsehood and Free Speech in an Age of Deception probeert de Amerikaanse rechtsfilosoof Cass R. Sunstein uit te vissen wat de implicaties zijn van de snelle en hardnekkige verspreiding van onwaarheden en leugens voor de organisatie van de vrije meningsuiting. De klassieke verdediging van ‘free speech’ is al meer dan anderhalve eeuw oud. In zijn beroemde werk On Liberty uit 1859 verdedigt John Stuart Mill de stelling dat een vrije markt van ideeën de beste garantie biedt voor het doen bovendrijven van de waarheid. Onwaarheden moeten niet worden verboden, maar zullen in een vrije uitwisseling van argumenten worden gecorrigeerd. Als overheden dat proces willen sturen, dan zullen ze al snel geneigd zijn om alle waarheden die hen niet welgevallig zijn te censureren. We willen dus liever geen overheid die optreedt als waarheidspolitie. Als oppositiepartijen of -groepen geen recht op spreken hebben, dan kunnen schandalen onderhuids blijven voortwoekeren. Denk maar aan de manier waarop het vroegere Sovjetregime de ramp van Tsjernobyl dagenlang bleef verzwijgen voor zijn eigen burgers en voor de rest van de wereld, met alle kwalijke gevolgen van dien.

Een beperking op de vrijheid van meningsuiting kan dus misbruikt worden door machthebbers, maar ook zonder dat misbruik kunnen beperkingen problematisch zijn. Zo kan het nooit de bedoeling zijn om alle onwaarheden en leugens uit maatschappelijke debatten te weren. Als we dat deden, zou dat heel wat deelnemers aan die debatten afschrikken om voor hun mening uit te komen. Ze zouden bewust of onbewust aan zelfcensuur gaan doen en dat zou de levendigheid van het debat ten zeerste bekoelen (het zogenaamde chilling effect). Als rechtsfilosoof wijst Sunstein er evenwel op dat het Amerikaanse Supreme Court in de voorbije vijftig jaar het recht op vrije meningsuiting veel meer absoluut is gaan definiëren dan voorheen. In eerste instantie was het niet de bedoeling van het beroemde First Amendment van de Amerikaanse grondwet om onware uitspraken te beschermen of om mensen toe te laten om hun buurman ongestraft te beledigen. Het ging erom de kwaliteit van de publieke besluitvorming te verbeteren.

In 2012 besliste het hoogste gerechtshof van de Verenigde Staten echter dat er geen reden was om een zekere Xavier Alvarez te straffen, een doorwinterde leugenaar, die valselijk had beweerd dat hij voor zijn militaire verdiensten een eremedaille van het Amerikaanse Congres had gekregen. De reden die het Supreme Court opgaf, luidde dat er andere manieren dan een verbod of bestraffing zijn om dit soort leugens te corrigeren. Het Congres kan heel eenvoudig een lijst met medaillehouders publiceren, waarop iedereen de waarheid of valsheid van Alvarez’ beweringen kan controleren. Feitelijke onwaarheden moeten dus niet per se strafrechtelijk worden beteugeld. In andere uitspraken ging het Hof echter nog verder. Om voldoende ademruimte te scheppen voor kritiek op publieke beleidsmensen werd de bescherming tegen smaad van politici (in spe) en van mensen die een officiële functie waarnemen sterk afgebouwd. Een gewone burger die vals beschuldigd wordt van corruptie, omkoperij of diefstal kan daarvoor schadevergoeding eisen, voor politici werd dat veel moeilijker gemaakt.

Hoe waardevol vrije meningsuiting ook is, ze is nooit absoluut, zelfs niet in landen waar free speech zozeer de regel is dat zelfs feitelijke onwaarheden worden getolereerd. Laster en smaad kunnen worden bestraft – zij het dus makkelijker voor gewone burgers dan voor politici. Geen enkele maatschappij ter wereld aanvaardt meineed. Banken en ondernemingen kunnen niet om het even wat schrijven in de prospectus waarmee ze bij spaarders geld willen ophalen. Dat wordt streng gecontroleerd door onze Nationale Bank bijvoorbeeld. Farmaceutische firma’s wordt niet toegelaten om foute informatie te schrijven in de bijsluiters van hun medicijnen of in hun publiciteit. Obsceniteit wordt in vele landen bestraft.

Geen enkele maatschappij ter wereld aanvaardt meineed

Sunstein suggereert nu dat bijkomende bescherming dient te worden geboden aan politici. Dat is nodig om te beletten dat het democratische proces als dusdanig wordt geperverteerd. Er is bijvoorbeeld het probleem van doctored videos en van deepfakes. Er is bijzonder gesofisticeerde technologie ontwikkeld die toelaat om bestaande video’s te vervalsen. Bovendien kunnen met behulp van artificiële intelligentie zelfs heel nieuwe filmpjes worden gefabriceerd die mensen – politici bijvoorbeeld – iets heel anders laten zeggen dan wat ze in feite zeggen of hebben gezegd. Men kan personen in een slecht daglicht plaatsen, bijvoorbeeld door hen op seksfeestjes te tonen, en dat kan volkomen nep zijn. Men kan andere personen in een gunstig daglicht brengen door hen heroïsche daden te laten stellen in filmpjes die al even nep zijn. De vraag is ook in hoeverre men buitenlandse mogendheden moet toelaten om sociale tegenstellingen aan te zwengelen en of men politieke opposanten moet toelaten om aperte leugens te verspreiden over verkiezingskandidaten (‘Obama is niet geboren in de VS’).

Sunstein erkent de relevantie van de klassieke argumenten voor vrije meningsuiting, maar in het licht van de hoger beschreven maatschappelijke en technologische evoluties pleit hij toch voor meer regulering van die vrijheid. Hij doet dit met bijzonder interessante argumenten die gebaseerd zijn op recent sociaalpsychologisch onderzoek. Hij is niet voor niets beroemd geworden met het boek dat hij samen met Richard Thaler schreef over nudging, gedragspsychologische technieken waarbij mensen subtiel worden gestimuleerd tot sociaal wenselijk gedrag. Uit dat onderzoek blijkt dat de markt van de ideeën helemaal niet zo goed werkt in het elimineren van onwaarheden.

Zoals ik al zei, gaan mensen er standaard van uit dat anderen de waarheid spreken. Zelfs als ze erop attent worden gemaakt dat hun informatie niet klopt, blijft er toch iets hangen van de leugen: ‘het zal wel niet voor niets zijn dat dit wordt gezegd’. Hillary Clinton is daar het slachtoffer van geworden toen ze kandidate was voor het Amerikaanse presidentschap. Er werd zo vaak herhaald dat ze onbetrouwbaar was dat dit haar reputatie onderuit haalde, ook al werden concrete aantijgingen altijd opnieuw weerlegd. Karaktermoord heet dat. Vooral negatieve boodschappen blijven hangen in de geest van mensen, misschien omdat ze nieuw, opvallend en enigszins onverwacht zijn.

Mensen verdragen blijkbaar niet te veel complexiteit. Ze blijven hangen bij de primaire boodschap die wordt gegeven. Daarnaast wordt bij elke boodschap meestal ook meta-informatie gegeven, informatie over de betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid van wat wordt verteld. Jammer genoeg weegt dit tweede type van informatie in de spontane inschatting van mensen minder zwaar door dan de primaire boodschap. Wellicht houdt dat verband met het onderscheid dat Daniel Kahneman, de bekendste vertegenwoordiger van de behavioral economics, maakt tussen twee soorten van denken. Intuïtief maken we snelle beslissingen deels gedreven door emoties en vooroordelen (pre-judgments), die Kahneman ‘systeem 1’ noemt. Die geven makkelijk krediet aan onware informatie en dit wordt slechts moeizaam gecorrigeerd door het veel tragere, maar meer rationele ‘systeem 2’. Spontane sympathie voor Trump en antipathie voor zijn tegenstander maakt dat de openheid voor informatie die dat parti pris tegenspreekt niet echt doordringt.

Mensen verdragen blijkbaar niet te veel complexiteit

Dit heeft tot gevolg dat correcties op fake news, factchecking en counterspeech veel minder goed worden opgepikt dan men a priori zou verwachten. De onwaarheden en insinuaties bleven Hillary Clintons imago bezoedelen ondanks alle weerleggingen. Ten dele kan dit worden verklaard door conformisme. Eenmaal iemand een kamp gekozen heeft, blijft die persoon eraan trouw ondanks alle evidentie dat hij of zij fout zit. Dit leidt ertoe dat niet alleen de inschatting van feiten, maar zelfs de perceptie ervan wordt vervormd. Daarbij komt nog dat de algoritmes die op sociale media berichten onder de aandacht brengen de vorming van informatiebubbels heel erg stimuleren. Frances Haugen, de klokkenluider die na haar ontslag bij Facebook honderden interne documenten van het bedrijf aan de pers en aan het Amerikaanse Congres heeft bezorgd, heeft heel goed getoond hoe dat precies werkt (zie het artikel van Jeroen Zuallaert in Knack van 27 oktober 2021; voor alle duidelijkheid trad Haugen pas naar buiten met haar onthullingen na de publicatie van het boek van Sunstein). Mensen worden op basis van de interesses die ze in vroegere boodschappen hebben gereveleerd in contact gebracht met gelijkgezinden en met berichten van eenzelfde strekking. Dit heeft tot gevolg dat publieke debatten mensen niet meer confronteren met een grote diversiteit van standpunten.

Deze versplintering van het maatschappelijke debat kan gevaarlijk worden voor de democratie. Nu sloten mensen zich vroeger ook wel op in een cocon, maar bijvoorbeeld in een verzuilde maatschappij was er wel degelijk overleg tussen de topmensen van de zuilen, en meestal werkte dat vrij behoorlijk. Nu er steeds minder charismatische leiders en algemeen aanvaarde normen zijn, worden de middelpuntvliedende krachten sterker. Ze worden ook gevaarlijker omdat ze zo’n grote massa’s mensen in beweging brengen. In sommige gevallen leidt het gebruik van de algoritmes van de sociale media tot ronduit gevaarlijke polarisatie. Een voorbeeld: experimenten leren dat iemand die op internet belangstelling toont voor het hindoeïsme binnen enkele dagen wordt bestookt met duizenden berichten afkomstig van extreme bewegingen, waarin de meest haatdragende boodschappen, tegen moslims bijvoorbeeld, op de meest verleidelijke manier worden verpakt. In landen als India en Myanmar heeft dit al vaak geleid tot regelrechte lynchpartijen op leden van minderheidsgroepen. Het hindoeïsme met zijn vele goden en het boeddhisme stonden traditioneel voor een grote mate van tolerantie, maar dat is in de voorbije tientallen jaren heel snel veranderd en de verspreiding van haat via internet lijkt hierin een grote rol te hebben gespeeld.

We kennen allemaal het spreekwoord ‘al vliegt de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt haar wel’. Ik weet niet of dit vroeger zo was, maar in het internettijdperk klopt het minder dan ooit. Er zijn normaal begaafde mensen die je vol gloed uitleggen dat er meer overlijdens te betreuren vallen door vaccinatie dan door COVID-19. Ze halen hun GSM boven en tonen je websites waarop dat met grafieken wordt bewezen. En dan rijst natuurlijk de vraag hoe het komt dat onwaarheden, vooral over gezondheidsvraagstukken en politiek, zo hardnekkig zijn. Opnieuw spelen hier psychologische mechanismen die moeilijk te ontrafelen zijn. De Trumpaanhangers weten ergens wel dat de aantijgingen tegen Clinton uit 2016 fel overdreven waren, of dat hun idool in 2020 de verkiezingen echt wel verloren heeft, maar ze weigeren dit te geloven.

Al vliegt de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt haar vaak helemaal niet

Ik weet het: het kan vreemd lijken dat men iets weet en dat men toch het tegengestelde gelooft, maar bij nader toezien zijn daar wel meer voorbeelden van. De Franse classicus Paul Veyne toonde ooit in een briljant essay aan dat de oude Grieken tegelijk wel en niet in hun mythen geloofden. Christenen geloven dat Jezus de zoon van God en alle mensen kinderen van God zijn. Ze menen dat hier een diepe waarheid in schuilt, maar dat wil niet zeggen dat ze dit letterlijk nemen. Nu staan politiek en religie minder ver van elkaar af dan we misschien denken: vanuit hun geloof en vertrouwen in Trump en in alles waarvoor hij staat nemen veel Republikeinen in de VS geen aanstoot aan een aantal van zijn feitelijke claims die hoogst betwistbaar zijn. Een ander voorbeeld: de bewijzen van de klimaatopwarming zijn onontkoombaar en catastrofaal, maar we leven er niet naar en we denken dat het onze tijd wel zal meegaan. Dit is de wanhoop van ecologische militanten: we weten het, maar we geloven het niet. En het ultieme voorbeeld: we weten dat we ooit gaan sterven, maar de meeste mensen leven alsof dat niet het geval is – tot zij bijvoorbeeld met een kankerdiagnose worden geconfronteerd.

Maar terug naar het politieke. Sunstein wijst op het bestaan van zogenaamde cascade-effecten. Enkele opiniemakers, genre Steve Bannon, overschrijden wetens en willens een grens en vertellen schaamteloos een leugen. Die wordt overgenomen door mensen die zelf niet goed geïnformeerd zijn. Als de massa overtuigden voldoende groot wordt, sluit zelfs wie beter weet zich daar vaak bij aan. Dat gebeurt aanvankelijk misschien uit berekening of om de weg van de minste weerstand te volgen, maar het doen alsof wordt geleidelijk een doorleefde overtuiging. Wie die in twijfel trekt, wordt als agressor bekeken, een vijand die de feiten niet durft te onderkennen. Misschien komt er ooit toch een moment van ontnuchtering, wanneer een kind roept dat de keizer geen kleren aanheeft, maar dat kan lang uitblijven.

Sunstein blijft echter niet steken bij de aanklacht van dit soort perverse sociale mechanismen. Net zoals economische markten slechts goed functioneren als ze worden gereguleerd, zo moet dat ook gebeuren met de markt van de ideeën. Dat is een delicate onderneming. Als onwaarheden te hardnekkig worden bestreden, dan durven mensen hun gedachten niet meer spontaan te uiten, maar gezien de zware schade die ze kunnen aanrichten door leugen en laster, is een zekere mate van afkoeling misschien toch niet ongewenst. Sunstein staat voor een soort consequentialistische afweging van voor- en nadelen van regels die de volstrekt vrije meningsuiting inperken. Bovendien formuleert hij zijn voorstellen als constitutionalist: ‘Onware uitspraken worden niet grondwettelijk beschermd als de overheid kan aantonen dat ze ernstige schade dreigen te veroorzaken die niet kan worden vermeden op een andere manier die de vrije meningsuiting meer beschermt.’ Bemerk dat Sunstein hier op typisch Amerikaanse wijze en vanuit de Common Law-traditie de regulerende taak van de overheid (‘the government’) niet bij regering of parlement legt dan wel bij de rechtspraak van het US Supreme Court.

Onwaarheden hebben een zeker nut in onze pluralistische maatschappij

Strafrechtelijke vervolging kan dus slechts in uiterste omstandigheden worden verantwoord. Minder ingrijpende vormen van regulering, zoals verplichte rechtzetting van onwaarheden, waarschuwingen of publieke afkeuring, zijn over het algemeen te verkiezen. Sunstein aanvaardt dat onwaarheden een zeker nut hebben in onze pluralistische maatschappij. Men kan de eigen argumenten scherper stellen in het debat met verdedigers van onwaarheid. Zo wordt de waarheid behoed tegen sclerosering of dogmatisering. Alleen bijzonder schadelijke onwaarheden, waarbij de schade ook heel waarschijnlijk is, dienen te worden bestreden. Nogmaals: Sunstein schrijft vanuit een Amerikaanse context. De schade die hij wil vermijden betreft in eerste instantie de ondermijning van de Amerikaanse democratie en het ongestraft kunnen ruïneren van de reputatie van eerbare mensen die zich kandidaat stellen voor een publiek ambt. Kwesties als het verbod op de ontkenning van de holocaust of genocides vermeldt hij amper. Beteugeling van seksisme, racisme, vreemdelingenhaat, zaken die in Europa de gemoederen beroeren, komen slechts zijdelings aan bod. De kwestie van de cancel culture aan universiteiten, die nu zo vaak wordt besproken, wordt helemaal niet vermeld. De voorgestelde principes kunnen natuurlijk wel worden gebruikt bij de bespreking van deze casussen.

Regulering gaat in deze opvatting wel verder dan alleen maar het beteugelen van mogelijk geweld. Als de onwaarheid een regelrechte leugen is, dan geldt dat als verzwarende omstandigheid. Als mensen zich alleen maar vergissen, dan moeten we dat aanvaarden. Vaak ook zijn mensen onzorgvuldig bij het natrekken van de betrouwbaarheid van hun informatie: dat is niet goed te praten, maar het is een minder grove fout dan een leugen. Ook de tijdsdimensie speelt een rol. Onmiddellijke schade vraagt om meer doortastende regulering dan schade in een verre toekomst. Dat maakt bijvoorbeeld dat klimaatontkenners of antivaxers niet meteen worden gecensureerd.

Sunstein meent ten slotte dat private instituties zoals radio- en televisiezenders, kranten en tijdschriften en last but not least sociale media een eigen verantwoordelijkheid hebben bij het bestrijden van smaad, leugen en laster. Hij is nogal vriendelijk voor de grote sociale media. Daarbij kunnen we de kanttekening maken dat hij zelf is opgetreden als raadgever van Facebook. De officieel gepubliceerde ethische standaarden van Facebook, Twitter en YouTube worden in appendix bij het boek afgedrukt en die zien er inderdaad niet slecht uit. Ondertussen leerden we echter uit de Facebook Files, bekendgemaakt door Frances Haugen, dat de realiteit te velde veel minder briljant is, vooral in armere landen met vele niet-westerse talen. Controle en regulering zijn daar veel moeilijker.

Als mensen zich alleen maar vergissen, dan moeten we dat aanvaarden

In welke mate is deze analyse nu van belang in de Belgische context? We zijn hier nog niet gewoon aan de vuile verkiezingscampagnes zoals die in de VS legio zijn, maar ook hier wordt  het maatschappelijke debat alsmaar ruwer. In Frankrijk en Nederland is dat nog meer het geval. Het is niet onwaarschijnlijk dat het Angelsaksische model van aan politiek doen ook hier opgang maakt en dan komen we voor dezelfde problemen inzake de reikwijdte van onze tolerantie te staan. Gezien het gevaar dat overheden de regulering van de vrije meningsuiting instrumentaliseren voor eigen objectieven verdient het aanbeveling om deze kwestie ook hier aan de rechterlijke macht, aan het Grondwettelijk Hof vooral, over te laten. Ik weet dat dit betwist wordt, maar dit is allicht een voorbeeld waarin juridische instanties best primeren op de wetgevende en uitvoerende macht. En natuurlijk dienen Europese rechtsinstituties hierin een belangrijke rol te spelen.

Cass R. Sunstein, Liars: Falsehoods and Free Speech in an Age of Deception. (Oxford: Oxford University Press, 2021).

Richard Thaler en Cass R. Sunstein, Nudge: Improving Decisions about Health, Wealth and Happiness. (New Haven: Yale University Press, 2008).

Antoon Vandevelde is filosoof en econoom. Hij is als emeritus hoogleraar verbonden aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte van de KU Leuven en is auteur van Het geweld van geld: Op zoek naar de ziel van de economie (2017).

Deel dit artikel
Gerelateerde artikelen